Zwarte bladzijde
Verwekt vanuit hartstochtelijke liefde, klein en pril.
Jou leven, nog zonder eigen wil.
Na alle vreugde overheerst nu de pijn.
Waarom jij? Zo zorgeloos en klein.
Jouw licht zal voor altijd in mij schijnen.
Niet alleen in deze periode van verdriet.
Vergeten kan en wil ik je niet.
Ik heb voor je gevochten tot ik niet meer kon.
Het is de dood die het van ons won.
Je blijft voor altijd mijn kleine broertje, lieve Michiel.
Het is op een klamme zomermiddag dat ik dit gedicht schrijf. Terwijl mijn rug comfortabel leunt tegen knarsend boomschors glijdt mijn vulpen secuur over het papier. Mijn andere hand tast het mulle zand af en strijkt gelijkmatig alle oneffenheden glad. Even later sta ik voor zijn graf, scheur vervolgens het papier voorzichtig af en leg het naast een donkerrode roos. Dit verhaal wijd ik aan mijn broertje Michiel. Rust in vrede, broeder.
“Mama, mag ik je wat vragen?” Onrustig trekt Michiel aan de rok van moeder. “Wat is er, lieverd?”, vraagt ze behulpzaam. “Ik kan mijn voetbalschoenen nergens vinden, ik heb ze echt overal gezocht!” Moeder zucht even, geeft hem een aai over zijn bol en zegt dan: “Ga maar eens in de schuur kijken.” Michiel spurt weg als een hazenwind. Met een simpele handbeweging opent hij de deuren die richting de tuin gaan en holt naar de plaats waar een rond bakstenen huisje gepositioneerd staat. Met zijn rechtermouw wrijft hij een kleine hoeveelheid modder van de koperen deurbel alvorens hij de deur opent. Enige tijd later loopt hij tevreden, met zijn voetbalschoenen stevig geklemd onder zijn linkerarm, richting zijn lichtelijk verroeste fiets. “Winnen hè, honnepon”, roept moeder hem nog na terwijl Michiel met het schaamrood op de kaken wegfietst.
Michiel is in het bezit van een goed linkerbeen, waar hij zijn leeftijdsgenoten continu mee te kijk zet. Wanneer hij de laatste man gepasseerd heeft staat hij oog in oog met de doelman. Deze doelverdediger draagt een te klein shirt voor zijn forse lichaam. Dit zorgt ervoor dat zijn navel vrij ongemakkelijk aan het daglicht komt. Michiel toucheert de bal dusdanig slecht dat deze vrij eenvoudig naar de doelman rolt. Het wil bij de jeugd nog wel eens gebeuren dat de bal dan alsnog door zijn benen rolt en zo geschiedde. Michiel rent met zijn handjes fier omhoog richting zijn ploeggenoten terwijl de doelman met zijn handen in het haar achterblijft.
Gedurende de pauze begint een onfrisse geur zich rond zijn persoon af te spelen. Hij tuurt even onder zijn armen en ziet -naast één okselhaar- aan weerszijden twee grote zweetplekken die een afschuwelijke geur vrijgeven. Hij probeert het te negeren en nipt voorzichtig aan zijn felgekleurde sportdrankje. Vanuit zijn ooghoek ziet hij dat het forse keepertje als een hondsdolle stier naar hem loert.
Michiel speelt ook na rust weer de sterren van de felblauwe hemel. Hij passeert spelertje voor spelertje en stormt wederom af op de hopeloos lijkende doelman. Op het moment dat hij de bal richting de kruising wilt trappen maakt een oorverdovende dreun een einde aan zijn actie. De doelman is, bijgestaan door een onorthodoxe oerkreet, als een bezetene op Michiel afgestormd, en tracht hem op deze manier van het scoren te beletten. Michiels achterhoofd komt met een smak tegen een puntig, stalen hekwerk. Zijn lichaam komt tot stilstand tegen het hekwerk wanneer hij in een onnatuurlijke houding, rustend op zijn nek, blijft liggen.
Michiel is misselijk en duizelig. Daarna voelt hij even aan zijn hoofd, staat snel weer op en verzet enkele stappen. Op het moment dat hij zijn duim omhoog steekt richting de trainer zakt hij als een instabiele pudding in elkaar. “Michiel!”, roept zijn trainer verontwaardigd. Hij begint te seinen naar de scheidsrechter dat deze het duel moet stilleggen en loopt vervolgens naar het bewegingsloze lichaam van Michiel. Hij knielde neer naast hem en voelt voorzichtig aan zijn pols. “Dit voelt niet goed, verdomme, ik voel bijna niks!” De trainer werd lijkbleek. Hij schoof zijn rechterhand onder Michiels achterhoofd en begon tegen hem te praten. “Michiel, wakker worden! Alsjeblieft!”, stamelde hij. Toen hij zijn hand weghaalde zat deze onder het bloed. De achterkant van Michiels hoofd was veranderd in een donkerrode massa van bloed en vers gemaaid gras. Michiel opende enkele secondes zijn ogen. “Help”, stamelde hij nauwelijks verstaanbaar. Toen liet hij zijn hoofd weer naar links zakken en sloot langzaam zijn ogen.
Michiel zou enige tijd later naar het ziekenhuis worden vervoerd. Hier zou hij komen te overlijden als gevolg van twee nekhernia’s,een whiplash en veel bloedverlies. Moeder was bij het horen van dit nieuws flauwgevallen en zou enige tijd later weer bijkomen in een oncomfortabel ziekenhuisbed. Met bonzend hoofd probeert ze haar ogen te openen. Door haar traanvocht heen ziet ze een gedaante die verdacht veel leek op haar man. “Waar.. waar is Michiel?” stamelt ze. Haar hoop op een positief antwoord verging als de titanic toen haar man zachtjes begon te snikken. Hij omhelsde haar tere lichaam. Zo hebben ze lange tijd in gelegen, onophoudelijk, zonder elkaar ook maar één seconde los te laten.