Zielen met vleugels
We schrijven 25 december 1991. De vlag van de Sovjet-Unie wordt voor het laatst gestreken. De val van de eens zo machtige communistische staat is een feit. De landen die opgeslokt waren door het Sovjet-regime vieren feest. Henrikh is pas twee jaar oud wanneer dit allemaal gebeurt en maakt het dus niet bewust mee. Toch zal de val veel teweeg brengen, ook voor de nog zo kleine Henrikh.
14 oktober 1992. Henrikh is ondertussen bijna vier jaar oud. Samen met zijn ouders rijdt hij richting Kapan, een klein stadje in de provincie Syunik. De weg is hobbelig en de auto waarmee ze rijden oncomfortabel. Henrikh probeert naar buiten te kijken, maar de ramen van de auto zijn te vies. Dan stopt zijn vader plotseling. ‘Huh, we zijn toch nog niet bij oma?’, denkt Henrikh bij zichzelf. Hij stapt uit en zag dat ze op een berg waren gestopt. Nee, nu wist hij het zeker. Oma leefde dan wel in een kleiner stadje dan Jerevan, maar dit is het toch echt niet. Henrikh vergaapt zich aan het uitzicht. “Kom Henrikh, we willen je iets laten zien”, roept zijn vader. Het liefst bleef hij uren van dit uitzicht genieten, maar nieuwsgierig als hij is gaat hij toch maar met zijn vader mee.
Ze lopen richting een oud gebouw. Van buiten was het zo spraakmakend niet, dacht hij nog bij zichzelf. Het leek gewoon op een vervallen gebouw. “Dit is het Klooster van Tatev, Henrikh”, zegt zijn moeder. “Ta tev”, grinnikt Henrikh in zichzelf, “geef me vleugels, waarom zou je een klooster zo’n gekke naam geven?” vraagt hij aan zijn ouders. Dan verdwijnt de lach op hun gezicht. “Hier, in dit klooster, zijn duizenden mensen heen gegaan jongen”, zegt zijn vader. “Hun lichamen zijn verbrand, maar hun zielen hebben vleugels gekregen om naar de hemel te kunnen gaan”, vervolgt zijn moeder. Henrikh zwijgt. Ze lopen om het hele klooster heen, voor zover het mogelijk is. Hij denkt nog steeds aan het verhaal dat zijn ouders hem net vertelden. Dan lopen ze terug, kijken een laatste keer naar het klooster en vervolgen hun weg naar oma.
In het dorp van zijn oma viel niet veel te doen, maar zijn grote liefde nam hij altijd mee. De bal liet hem nooit in de steek. Hij houdt hem hoog tot hij op een gegeven moment de controle verliest en de bal over een hek stuitert. Hij klimt over het hek en pakt de bal. “Het begint aardig donker te worden”, denkt hij bij zichzelf, “ik ga maar eens terug.” Ineens hoort hij een stem achter hem die zegt ‘vanavond jongen, vanavond is het dan eindelijk zover’.
Henrikh kijkt achterom en ziet een oude man staan. Zijn gezicht ziet er geleefd uit en de littekens verraden het verhaal van een zwaar leven. Hij schrikt er een beetje van. De man blijft staren naar een poster op het hek. Henrikh is nieuwsgierig en probeert te lezen wat er staat: ‘Ais irikun: Hayastan – Moldavia’ (vanavond: Armenië – Moldavië) leest hij. “Inderdaad!”, schreeuwt de man, “het is zover!” Het gezicht van de man begint te glunderen terwijl hij naar de poster blijft kijken. “De eerste wedstrijd van ons onafhankelijk Armenië”, zucht hij zachtjes. Henrikh snapt het niet helemaal. De man kijkt naar Henrikh. Hij kijkt in zijn bruine onschuldige ogen: het doet hem denken aan zijn eigen jeugdjaren. Die onschuld, die onwetendheid. Hij kijkt een beetje verloren. “Ben trots op het rood Armenië jongen, ben trots”, zegt hij zachtjes. Hij kijkt nog eens naar de poster en loopt langzaam weg. “Hey”, schreeuwt Henrikh hem na, “wat bedoelt u precies?” De man reageert echter niet en Henrikh heeft het dan ook gehad. “Ouwe dwaze man”, denkt hij bij zichzelf.
14 januari 2007. Henrikh Mkhitaryan staat aan de vooravond van zijn debuut voor het nationaal elftal. Hij kijkt om zich heen bij het betreden van het veld. Duizenden mensen, allemaal hier om hem in actie te zien. Hij kon het nog steeds nauwelijks geloven. Panama – Armenië, en hij stond daar op het veld. Bij het volkslied lopen de rillingen over zijn lijf. De adrenaline giert door zijn lichaam. Hij zweet nu al als een otter en hij heeft alleen de warming-up pas achter de rug. *Fuuuuuuut*, game on!
Luis Tejada had in de 52ste minuut de 1-0 voor zijn rekening genomen. Uit het veld geslagen voelt Mkhitaryan zich allerminst. De zenuwen die hem eerst nog parten leken te spelen zijn verleden tijd. In de 76ste minuut krijgt hij de bal aangespeeld op rechts. Hij speelt twee man uit en zet koers richting doel om vervolgens een allesverwoestend schot af te vuren. Helaas heeft het aluminium een antwoord op zijn inzet. De bal valt echter pardoes voor de voeten van zijn teamgenoot Ara Hakobyan. Die bedenkt zich geen seconde en vuurt een tweede pegel op doel. Doelpunt: 1-1 voor Armenië. Vervuld met vreugde rent Mkhitaryan naar het gedeelte waar de uitsupporters zaten. Mkhitaryan is zijn feestje aan het vieren met zijn fans, maar ziet ineens een oude bekende zitten. Bedrogen zijn ogen hem nou? Zat hij daar nou echt? De man die Mkhitaryan wees op het feit dat hij trots moest zijn op het rood van Armenië, hij zat daar! De man wijst naar Mkhitaryan’s shirt. Mkhitaryan kijkt naar zijn shirt. Hij valt stil. Nu valt alles op zijn plaats. Het rode shirt van Armenië. Hij blijft er even naar kijken, verbaasd, verward. Alsof hij een geest had gezien. Wacht eens even, een geest? Zou het... Hij kijkt snel op.
De man kijkt hem aan en tovert een lach op zijn gezicht. Dan verdwijnt hij, als sneeuw voor de zon. Mkhitaryan denkt terug aan het Klooster van Tatev, aan de ontmoeting met de man. “Zou het kunnen?”, denkt hij. “Ach, geesten bestaan niet”, praat hij zichzelf in en loopt hij terug naar zijn helft. Ondertussen kijkt hij naar de lichtblauwe hemel.
“Hij heeft vast ook vleugels gekregen”, denkt hij, “vleugels die hem naar de hemel leiden.”