‘We hebben grote clubs hier echt pijn gedaan, dat had niemand verwacht’
“Misschien zegt hij jou niets, maar een elftal met Eddy van der Roer, Ton Pattinama, Koos Waslander, Sjaak Roggeveen, Bertram Tabbernee, John van Diggele, Piet den Boer, Frans van der Heide... Ik kan het elftal zo op papier zetten, met de formatie erbij.” Na het opdreunen van de basiself van Excelsior in de jaren zeventig begint Mario Meijer te lachen. De wandelende Excelsior-encyclopedie is volgend seizoen 25 jaar in dienst bij Rotterdamse club, waar hij de functie van verzorger en hersteltrainer vervult. Ondanks dat Meijer al bijna een kwarteeuw werkzaam is in Kralingen, is hij het vak nog lang niet zat.
Door Chris Meijer
Het is geenszins overdreven om te stellen dat Meijer Voetbalzone op een regenachtige woensdagmiddag ontvangt in zijn tweede huis. Of misschien is het Van Donge & De Roo Stadion wel zijn eerste huis, want het knusse onderkomen in Kralingen en zijn bespeler lopen als een dieprode draad door het leven van de geboren Rotterdammer. Meijer zag Excelsior van dichtbij evolueren, beleefde met de club hoogte- en dieptepunten en maakte een hele rits aan spelers en trainers mee. Het zou dan ook niet misstaan om hem te bestempelen als ‘cultuurbewaker’ bij de club, maar zelf wil Meijer niks weten van dat soort termen. “Ik ben niet zo van de cultuurbewakers, want ik vind dat het conservatief overkomt. Net alsof je een beetje ingekakt bent. Ik wil vooruit. Natuurlijk moet je leren van de fouten die er zijn gemaakt, maar je moet proberen vooruit te gaan en te ontwikkelen. Cultuurbewaker, tja. Zo zie ik mezelf niet.”
Excelsior werd hem met een onvervalste paplepel ingegoten. “Mijn ouders komen allebei uit Kralingen en gingen van jongs af aan al naar Excelsior met mijn opa en oma, zonder dat ze dat in eerste instantie van elkaar wisten”, vertelt Meijer met een glimlach. Ondanks dat het gezin in Capelle woonde, werd hij door zijn vader al op jonge leeftijd aangemeld bij Excelsior. “Dat kon niet anders, hè. Mijn vader zei: ‘Nee, jij gaat bij Excelsior voetballen’.” Enkele jaren later kregen de ouders van Meijer de kantines van Excelsior in beheer. Het betekende dat hij praktisch opgroeide bij de club en al op jonge leeftijd in aanraking kwam met zijn helden voor wie hij in het weekend op de destijds nog krakkemikkige tribunes van Woudestein juichte. “Alle kinderen waren er misschien jaloers op, maar ik heb dat nooit zo ervaren. Voor mij was het gewoon.”
“Vroeger stond ik op de tribune voor jongens met wie ik later heb gevoetbald. Stond ik voor hen te juichen en later zat ik ineens naast ze in de kleedkamer. Het zijn een beetje je idolen en ineens mag je met hen trainen en voetballen. Ik denk dat het mijn voordeel is geweest dat ik door de kantine al op jonge leeftijd met hen in aanraking kwam. Dan was je niet meer zo onder de indruk. En als je zo’n kleedkamer binnenkomt, kennen ze je”, gaat Meijer verder. Uiteindelijk lukte het hem net niet om door te breken bij Excelsior, waardoor hij zijn actieve carrière vervolgde in het amateurvoetbal en aan de slag ging in de financiële administratie. In de jaren dat Meijer niet actief was bij Excelsior, besloot hij zijn diploma’s in de sportverzorging te halen. “Ik was helemaal niet bezig met een rol in het profvoetbal. Ik had zoiets van: als ik straks ben uitgevoetbald, wil ik wat in de voetballerij blijven doen. Trainer leek me op dat moment niks voor mij, al ben ik het later wel geworden (Meijer is trainer bij de Rotterdamse amateurclub CKC, red.). Vanuit mijn functie van hersteltrainer vond ik op het gegeven moment toch interessant om mijn trainersdiploma’s te halen.”
Dat Meijer uiteindelijk weer bij Excelsior terechtkwam, was te danken aan een bijzondere speling van het lot. Een vriend van een vriend was sportarts in opleiding en liep in die hoedanigheid stage bij Excelsior. Op dat moment was de club nog op zoek naar een parttime verzorger voor het beloftenteam, waardoor Meijer via via gepolst werd voor de vacature. “‘Weet ik niet, gooi maar een balletje op’, antwoordde ik. Je moet beslissingen met je hersens nemen, maar soms ook je hart laten spreken. Ik heb precies andersom gedaan. Ik dacht: ik heb het als profvoetballer niet gered, maar dit is wel een van de leukste dingen die je kan doen. Daarom heb ik een stap genomen waarvan mensen om me heen zeiden: ‘Wat ga jij nou doen?’”, lacht hij. Toen Meijer aan de slag ging als verzorger, was het beloftenteam nog semi-professioneel. Daar kwam na zijn eerste seizoen, mede door een samenwerking met Feyenoord, verandering in. Meijer trad fulltime in dienst bij Excelsior en houdt dat voorlopig al 24 jaar vol. Vooral in zijn eerste jaren hing er nog een lichte zweem van onzekerheid over het dienstverband bij zijn geliefde club.
“Excelsior was in de jaren negentig niet echt goed. Je wordt er ook niet vrolijk van als je ieder jaar dertiende of veertiende wordt in de Eerste Divisie. Bovendien kunnen ze op gegeven moment zeggen dat ze de stekker eruit trekken. De situatie was in het begin anders, toen was het huidige hoofdgebouw nog niet gebouwd. Het duurde een aantal jaar voordat ze daaraan gingen beginnen, dus toen dacht ik ook wel: als dit nog langer gaat duren, ga ik gewoon weer terug naar mijn oude werk. Gelukkig konden we doorpakken op de momenten dat het nodig was”, zo blikt Meijer terug. Hij zag Excelsior zich tijdens zijn dienstverband ontwikkelen van het ‘lelijke eendje van het betaald voetbal’ tot een stabiele club, die de afgelopen vijf seizoenen actief was in de Eredivisie. Ondanks de degradatie merkt Meijer dat er ‘veel meer draagvlak’ voor Excelsior is en dat men op commercieel en maatschappelijk gebied uitermate goede zaken doet.
“Maar ja, het contrast met de Eredivisie is groot en dat merk je wel. Het kan allemaal snel gaan. Rond 2010 ging het bijvoorbeeld niet goed, maar toen promoveerden we onverwachts. Dat vormde een beetje de redding, want in financieel opzicht ging het op dat moment dusdanig slecht dat het zomaar afgelopen had kunnen zijn. Met dat in het achterhoofd waardeer je het meer dat het goed gaat. Ik vind het mooi als mensen Excelsior afschrijven. Want dan komen we keihard terug. Niemand verwacht het en dan gebeurt het, dat heb ik al zo vaak meegemaakt. Als het slecht gaat, spreken mensen vanuit de buitenwacht je vaker aan. Als ik bij de bakker of in de supermarkt kom en Excelsior heeft verloren, moet ik het horen. Zeker na afgelopen seizoen, toen we degradeerden, wilde ik eigenlijk met niemand praten.” De degradaties vormen voor Meijer dieptepunten in zijn dienstverband, maar niet het moeilijkste moment. Dat vond vorig seizoen plaats, toen het experiment van Excelsior met trainer Adrie Poldervaart mislukte.
Meijer en Poldervaart werkten 23 jaar lang zeer intensief samen bij Excelsior, tot laatstgenoemde door de club gepromoveerd werd van fysiotherapeut tot hoofdtrainer. “Mijn vrouw zei altijd als Adrie belde: ‘Je vriendin belt weer’. Dat gebeurde tig keer per dag.” In april legde Poldervaart wegens de tegenvallende resultaten zijn functie bij Excelsior neer. “Ik heb er ook een traantje om gelaten. Het is een pijnlijk verhaal, dramatisch en een nederlaag. Voor Adrie en voor de club. De bedoelingen waren heel goed, maar het is niet gelukt en dat is heel erg spijtig. Excelsior staat er ook om bekend om mensen in het betaald voetbal te laten ontwikkelen. Dingen waar mensen van zeggen: ‘Hoe kan je daaraan beginnen?’ Vaak lukt het dan, ook met spelers. Met Adrie was dat ook de bedoeling, dat was hartstikke mooi geweest. Hij had iets kunnen doorbreken in het betaald voetbal, dat je ook op een andere manier je weg kan vinden en het kan maken. Ik hoop dat hij nog een kans krijgt.” Poldervaart is vanaf dit seizoen assistent-trainer bij FC Groningen. “Ik heb nog steeds heel goed contact met Adrie, ik ga binnenkort in Groningen even met hem meekijken.”
Meijer noemt zijn verstandhouding met Poldervaart een ‘duurzame relatie’ en benadrukt dat het in de voetbalwereld tamelijk uniek is om met elkaar in contact te blijven. “Met sommige spelers houd je wel contact, maar het vervaagt wel snel. Je zit in een hele snelle wereld. Met bepaalde spelers en trainers heb je op dagelijkse basis heel goed contact, maar ze kunnen plotseling weg zijn. Dan zijn ze echt weg, zo werkt het. Je ziet elkaar ook altijd weer terug en dan is het snel weer goed. Iedereen accepteert dat het zo is. Apart, hè? Het is de realiteit”, zegt Meijer, terwijl hij zijn schouders ophaalt. Hij ziet zichzelf ook niet per se als een vertrouwenspersoon binnen de selectie, ook al bestaat er wel een dergelijk beeld van verzorgers. “Dat wordt me vaker gevraagd. Misschien vertellen sommige spelers wel meer aan mij, maar dat is ook persoonlijk. Met de ene speler heb je een betere band dan met de andere. Dan gaat die andere misschien naar een collega, de assistent-trainer of de aanvoerder toe. Het is zo standaard dat iedereen zegt dat ik alles van de spelers weet. Ik weet wel veel, maar ook niet alles en dat hoeft ook niet.”
“Wat dat betreft is de situatie wel behoorlijk veranderd ten opzichte van toen ik hier begon. Ik kwam destijds in aanraking met jongens met wie ik zelf gevoetbald had, waardoor ik meer one of the guys was. Ik sta nog steeds heel dicht bij de spelers en ik kan daardoor jonge mensen misschien wel heel goed begrijpen. De drempel moet voor de jongens ook niet hoog zijn om naar mij toe te komen. Maar er moet wel wederzijds respect zijn en met de jaren zijn de verhoudingen ook wel wat veranderd.” Niet alleen de verhoudingen, maar ook het vak van sportverzorger en hersteltrainer veranderde de afgelopen jaren behoorlijk. “Data, afstanden bijhouden, gelletjes, ontbijten op de club”, somt hij op. “Ik moet ook administratie bijhouden, medische logboeken voor alle spelers. Je moet zorgen dat de materialen aanwezig zijn, ik zorg dat de sportvoeding er is en klaarstaat. ’s Morgens ben ik hier al om acht uur, om alles goed voor te bereiden. De spelers hebben ook allemaal verzorging nodig en ik moet ook nog alles klaarzetten, want ik ben ook verantwoordelijk voor de warming-up. Ik ben in mijn functie de spil tussen de medische- en technische staf, een soort doorgeefluik voor de belastbaarheid van spelers. Je bent eigenlijk niet alleen met de spelers, maar ook met de techniche staf aan het sparren.”
Overigens meldt Meijer zich iedere ochtend nog altijd met het grootste plezier in het Van Donge & De Roo Stadion. “Mijn vrienden zeggen weleens: ‘Mario, realiseer je je wel dat je een heel mooi beroep hebt?’ Mensen kunnen zich niet voorstellen dat ik dit als werk zie. In mijn eerste vijf jaar stond ik weleens op het veld en dacht ik: dit is mijn werk, dat is toch niet normaal? Normaal gesproken zit ik om elf uur op kantoor en nu sta ik lekker op het veld. Naarmate de jaren vorderden, werd het allemaal normaler. Ik weet nog dat Adrie Koster hier trainer was en tegen hem zei ik weleens dat ik het niet als werk zag. ‘Nou Mario, ik zie het wel als werk’, zei hij dan. Dat begreep ik toen niet zo, maar nu begrijp ik het heel goed. Als je op zaterdagavond met 2-1 hebt verloren bij Cambuur, je komt om twee uur ’s nachts thuis en je moet hier weer om acht uur zijn, omdat de trein verder gaat. Ja, dan zie je het echt als werk. Dan heb je verloren, je humeur is slecht.”
“Als ik vandaag kijk, kan ik nog steeds enorm genieten van de motivatie van die gasten. Dat motiveert mij ook weer. Ik vind het nog steeds leuk om met die gasten tegen een bal aan te trappen, het houdt je jong van fysiek én van geest. Dat is het mooiste van mijn werk, denk ik”, zo gaat hij verder. Ondanks dat Meijer Excelsior een buitengewoon warm hart toedraagt, heeft hij geen moeite om zijn supportersschap en zijn werkzaamheden gescheiden te houden. “Als je wint, mag je euforisch zijn. Dat Feyenoord kampioen kan worden en wij winnen hier met 3-0, dat is toch geweldig? Ik ben ook voor Feyenoord, begrijp me niet verkeerd, maar niet tegen Excelsior. We hebben AZ hier ook van het kampioenschap gehouden. Sparta-uit, dat we promoveerden in de blessuretijd. Dat vergeet je nooit. Rondom wedstrijden moet je het supporterschap wel kunnen scheiden, want je moet alles rustig kunnen analyseren. Je hebt weleens dat je passie toont, maar dat zit gewoon in mijn karakter. Het was ook niet per se een droom om voor Excelsior te werken. Het is wel mijn club. Maar mijn droom was om in het profvoetbal terecht te komen. Als er een andere club was gekomen, had ik ook ja gezegd. Ik ben voetbalgek, voetbal is mijn lust en mijn leven. Als ik bij een andere club had gezeten, was ik Excelsior altijd blijven volgen. Het is jeugdsentiment, een bepaald gevoel.”
Want Meijer is en blijft telg van een echte, onvervalste Excelsior-familie. Zus Luciënne is als sponsor aan de club verbonden en was getrouwd met oud-speler Winand van Loon, die tevens sponsor is. Hun dochter Noëlle, de nicht van Meijer, werkt op de commerciële afdeling van Excelsior, na een succesvolle stageperiode. “Ik heb twee zoons en een van hen heeft hier ook in de jeugdopleiding gespeeld. Sinds kort ben ik opa van twee kleinkinderen en zij zullen ook snel in het stadion te vinden zijn. Mijn vader heeft ook nog altijd een seizoenkaart. Wat dat betreft is Excelsior een echte familieclub. De laatste jaren heeft men ook geprobeerd om jonge mensen bij de club te betrekken. Wat gebeurt er met hen? Zij krijgen kinderen en hebben het bij Excelsior naar hun zin gehad, waardoor op de lange termijn de club steeds meer zal gaan leven. Zo ben ik hier ook terechtgekomen. Het heeft alleen een jaartje of tien stilgestaan. Excelsior heeft de potentie om zes- tot zevenduizend mensen hier te krijgen, dat moet kunnen en zou mooi zijn. Misschien is het nog niet bijzonder, maar wel vier of vijf keer zoveel als toen ik hier begon.”
Meijer is overtuigd van de rooskleurige toekomst van Excelsior. “Ik ben niet zo van het terugkijken, ik wil liever vooruit kijken. Natuurlijk hebben we hier mooie momenten beleefd, we hebben grote clubs hier echt pijn gedaan. Dat had niemand verwacht in Nederland, dat doen we toch maar mooi. We willen nog verder en nog hoger, dat past ook bij mij. Ik wil niet het lelijke eendje zijn, ik wil de beste zijn en bij de beste club horen.” Als gesteld wordt dat het in dubbel opzicht mooi zou zijn als Excelsior het 25-jarig jubileum van Meijer volgend seizoen in de Eredivisie kan vieren, omdat ze hem dan een groter cadeau kunnen geven, begint Meijer te lachen. “Een mooier cadeau? Ja, dat is waar. Dat is niet alleen voor mij leuk, maar voor iedereen. Het gaat niet om mij. Het is een mooie mijlpaal, dat had ik niet verwacht toen ik hieraan begon.”