‘Was je toch buiten, werd je vermoord. Of je nu goed was of slecht’
BOGOTA - Didier Borja heeft altijd de droom gehad om profvoetballer te worden. Hij groeide op in een Colombia dat decennialang geteisterd werd door een gewapend binnenlands conflict en zich eigenlijk nog altijd in een limbo bevindt tussen oorlog en vrede. Voor Borja was het dan ook niet makkelijk om als sporter te slagen. De rechtsback woonde in de gemeente Soledad in het noorden van het land. Daar gold een avondklok. “Was je toch buiten, werd je vermoord. Het maakte niet uit of je goed of slecht was”, vertelde Borja in juni aan El Espectador.
Door Gijs Freriks
Voor iemand die tot in de late uren op straat wilde zijn om te trainen en voetballen, vormde de avondklok en de constante dreiging een probleem. Hij besloot om in Medellín bij zijn oom te gaan wonen. Zijn oom stelde zijn logé voor aan de aanwezige militairen op straat zodat die Borja met rust zouden laten. “Ik dacht daarom dat ze sporters niets zouden flikken.” Maar toen Borja op een avond op weg was naar huis, kwam hij een militair tegen en werd hij geslagen met een aluminium knuppel. Borja vertelde zijn oom niets en vertrok opnieuw, dit keer naar de wijk Castilla. Combos, lokale straatbendes, deden pogingen om hem te rekruteren en daarom vluchtte Borja verder naar een ander deel van de stad. Na een jaar of twee keerde Borja terug naar Soledad. Hij voetbalde voor achtereenvolgens Monteria, Valledupar en La Guajira, maar een kans op een serieus voetbalniveau bleef uit.
Borja maakte daarom plannen om naar Panama te trekken, maar kwam in contact met Ricardo Daza en deze voetbaltrainer uit Bogota introduceerde Didier Borja weer bij La Paz FC. Hier kon men nog wel wat nieuwe spelers gebruiken en dus werd Borja ingeschreven. La Paz is geen gewone voetbalclub. Het is een vereniging die in eerste instantie is opgericht om guerrillastrijders van FARC aan het sporten te krijgen die zich voorbereiden op een terugkeer in de maatschappij. De 25-jarige Borja was zo’n strijder natuurlijk niet, maar heeft zich in het team van ex-FARC-leden wel dusdanig ontwikkeld dat hij voor een transfer naar het Shandong Luneng van Graziano Pellè en Diego Tardelli staat. “Ik zou graag naar China gaan. En niet alleen om te voetballen, maar ook om een boodschap over te brengen van vrede.”
Mocht de transfer doorgaan, dan komt de voetbaldroom van Didier Borja uit en zal ook Félix Mora ongetwijfeld een paar juichkreten slaken. Hij was het namelijk die al in 2012 met het plan rondliep om een voetbalclub op te richten waar niet alleen ex-guerrillastrijders kunnen spelen, maar ook de slachtoffers van de Colombiaanse burgeroorlog, die sinds 1964 heeft gewoed. “Al deze mensen kunnen in één team vechten voor een gemeenschappelijk doel”, aldus de mensenrechtenadvocaat, die bemiddelde bij de onderhandelingen tussen de regering en FARC, die leidden tot een vredesakkoord dat in november 2016 werd ondertekend. “Onze focus is nationale verzoening en voetbal is het meest krachtige gereedschap om echte eenheid tussen mensen te creëren”, aldus Mora in een eerder interview met Al Jazeera.
“Ik weet dat het bij elkaar brengen van alle mensen in strijd is met het ideologische denken van de gedemobiliseerde guerrilla, maar iedere oud-strijder die via het voetbal wil re-integreren in het burgerleven, is welkom. Ik heb bijgedragen aan het einde van de oorlog. Nu start ik een strijd om dit project verder te helpen”, aldus Mora. Hij wilde La Paz FC laten beginnen in de tweede afdeling van het Colombiaanse voetbal. Daarnaast moest er een vrouwentak en een Onder-20-elftal worden opgericht. La Paz FC kan echter op slechts twee manieren toetreden tot de tweede competitie: men kan een deelnemende club uitkopen en dat gaat zo’n zes miljoen euro kosten. Dat geld is er niet. Of men moet de voetbalbond ervan overtuigen om het deelnemersveld met één club uit te breiden.
Twee derde van de leden van de bond moet daar dan wel mee akkoord gaan en dat lijkt in ieder geval op de korte termijn niet te gaan gebeuren. Veel afgevaardigden van de bond zien het namelijk niet zitten dat La Paz professioneel gaat voetballen met mensen die hebben gevochten voor FARC, een bewapende organisatie die verantwoordelijk is voor tienduizenden doden, grootgrondbezitters en politici heeft ontvoerd en actief was in de drugshandel. Bovendien: FARC plantte drie jaar geleden nog meer dan vierhonderd mijnen onder een voetbalveldje in het dorp Santa Rosa en deed in 2001 een poging om de voorzitter van de voetbalbond te kidnappen. Zouden deze lieden dan toestemming moeten krijgen om in de Categoría Primera B te voetballen?
“Ik wijs dit idee ten strengste af”, zei voormalig middenvelder Eduardo Pimentel, die tegenwoordig eigenaar is van eredivisionist Boyacá Chico en deel uitmaakt van de technische commissie van de voetbalbond. “Het Colombiaanse voetbal zou niet op de knieën moeten gaan voor de FARC.” Álvaro Uribe, van 2002 tot 2010 de president van het land, is het met Pimentel eens: “Het zou een schande zijn. Na alle inspanningen die Colombia heeft gedaan om de drugshandel uit het voetbal te bannen, wil FARC meedoen met een eigen team. Het is nonsens.” Het was de bedoeling dat La Paz FC zijn wedstrijden in de Primera B zou gaan spelen in het Estádio Municipal de la Paz, maar dat plan kan dus in de ijskast. Voorlopig moet La Paz zich tevredenstellen met onderlinge toernooien en vriendschappelijke wedstrijden.
Een van de plekken waar La Paz die oefenduels speelt, is La Elvira, een van de verschillende overgangsgebieden waar de rebellen van Las Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) zich hebben verzameld voordat ze weer zullen deelnemen aan het burgerleven. Hier voetballen kinderen, vrouwen en mannen met elkaar en de beste spelers worden gescout voor de elftallen van La Paz. Eind vorig jaar werd er in La Elvira nog een toernooi georganiseerd tussen de teams van meerdere kampementen: “Hier doen zestien teams aan mee. Het idee is om naar talentvolle spelers te kijken zodat één of twee voetballers geselecteerd kunnen worden voor regionale stages. De beste spelers van die regionale stages kunnen dan door naar La Paz”, aldus Jeison Yepes, de voorzitter van het sportcomité in het kampement in Mesetas, een gemeente in het departement Meta.
“De FARC doet met verschillende teams mee aan deze toernooien, maar er zijn ook ploegen met lokale Afro-Colombiaanse gemeenschappen, inheemse gemeenschappen en teams met FARC-mensen en normale burgers”, voegt Julian Caballero toe. Hij was FARC-strijder en speelde ook nog even voor negenvoudig landskampioen Deportivo Cali. “Sommige spelers van mijn eigen team reizen ieder weekeinde acht uur lang om erbij te zijn.” Het geeft volgens Caballero aan hoezeer het voetbal leeft binnen de overgangskampen. Yepes erkent: “Voetbal is altijd erg populair geweest binnen de FARC en dus hebben we besloten om een profteam op te richten. Iedereen is enthousiast en we praten er allemaal over.”
Er wordt niet alleen gevoetbald in de kampementen, want met hulp van Coldeportes, de sporttak van de regering, worden er gevarieerde sportprogramma’s aangeboden. “Maar het is duidelijk dat ze het meest van voetbal houden”, aldus projectcoördinator Gisela Gómez. “Geloof me: er loopt veel talent rond bij FARC”, vult voormalig commandant Wálter Mendoza aan. “Niet alleen op voetbalgebied, maar ook in de kunsten, volleybal, andere sporten, muziek en cultuur. Maar over voetbal is iedereen het meest enthousiast.” Mendoza beweert dat La Paz in ieder geval moreel gesteund wordt door onder anderen Faustino Asprilla, voormalig aanvaller van onder meer Parma, Newcastle United en de nationale ploeg. Hij zou zelfs in beeld zijn om de hoofdtrainer te worden, mocht La Paz professioneel spelen.
Op dit moment is La Paz in ieder geval nog niet goed genoeg voor professioneel voetbal, zo stelde Jorge Perdomo in augustus. Hij is de voorzitter van Dimayor, dat de profcompetities organiseert. “Ze kunnen inderdaad het beste bij de amateurs beginnen. Op dit moment zou zelfs de laagst geklasseerde ploeg in de tweede divisie met 10-0 of 12-0 van ze winnen.” Als je goed genoeg bent, is in principe iedereen welkom bij La Paz. Toch bestaat het merendeel van de voetballers uit mensen met een verleden bij FARC. Doelman Luis Rodríguez, bijvoorbeeld. “Wie of wat een persoon ook geweest is: we zijn vrienden op het veld.”
“In de oorlog is ons geleerd om vijanden te hebben. Op het voetbalveld worden we eraan herinnerd dat ook voormalige vijanden families en problemen hebben.” Een andere speler, Albert Parra, zat niet bij de FARC. Wel moest hij met lede ogen aanzien hoe zijn familie haar grond moest afstaan aan marxistisch-leninistische rebellen. “Maar ons team vertegenwoordigt vrede en ik ben trots dat ik daar deel van uitmaak. We werken goed samen en steunen elkaar. Als wij op het veld al niet het goede voorbeeld kunnen geven, wie doet dat dan wel?” Middenvelder Maicol Vera vult aan: “Een FARC-team? Nee, het is vooral het team van de mogelijkheden.” De selectie van La Paz bestaat momenteel uit 25 voetballers.
Hoewel een fractie van de voormalige FARC-rebellen zich heeft afgescheiden van het voetbalproject van La Paz en met een eigen voetbalclub is verdergegaan, kijkt Mora met tevredenheid toe op wat er al is bereikt. Toen de vredesbesprekingen tussen de regering en FARC begonnen, pakte hij de handschoen op om een voetbalclub op te richten. Want, zo vertelde hij, ‘voetbal is een belangrijke motor om mensen te verenigen’. Ongeveer twee jaar geleden legde hij zijn plannen voor het eerst voor bij Mendoza, de leider van het Westelijk Blok wiens echte naam José Vicente Lesmes is. Hij was meer dan 35 jaar actief binnen de FARC en heeft zeker acht arrestatiebevelen aan zijn broek hangen.
“Ik vond het moeilijk. Ik moest openhartig zijn en de commandant uitleggen dat dit een gezamenlijk project moest worden waaraan iedereen die is getroffen door de oorlog kan meedoen. Om het volk te verenigen”, aldus Mora. Hij wist Mendoza te overtuigen en samen werken ze nu aan een voetbaltoekomst voor La Paz FC. Het blijft echter wel de vraag wanneer de club zou kunnen deelnemen aan de Categoría Primera B. La Paz is weliswaar geen team waar enkel oud-guerrillastrijders van FARC spelen, maar de connectie met FARC is natuurlijk evident. Het blijft dan ook moeilijk te voorspellen wanneer de samenleving en de (voetbal)autoriteiten er klaar voor zullen zijn om La Paz toe te laten tot het voetbalbestel.