Waarom een geplaagd Barcelona instemt met het vertrek van ‘de nieuwe Xavi’
“Arthur heeft alle technische eigenschappen om de leider van het middenveld van Barcelona te worden. Het verbaast me dat er gesproken wordt over zijn toekomst en dat Barça hem kan laten vertrekken. Ik geef de voorkeur aan Arthur boven Miralem Pjanic”, waren begin deze maand tegenover SER Catalunya de woorden van Grêmio-voorzitter Romildo Bolzan over de geruchten die toen al langere tijd rondgingen over een deal die nu zo goed als rond is. De preses van Arthurs voormalige werkgever bracht daarmee de twijfels van het gros van de aanhang van Barcelona onder woorden, want waarom zou de club een 23-jarige speler ruilen voor de 30-jarige Pjanic, die op het eerste gezicht niet heel veel beter is en ook nog maar een paar jaar op het hoogste niveau te gaan heeft? Een nadere bestudering van de deal laat echter zien dat de beslissing van het Barcelona-bestuur om zich te ontdoen van Arthur waarschijnlijk niet is ingegeven door sportieve overwegingen, maar alles heeft te maken met de financiële moeilijkheden waar de club zich mee geconfronteerd ziet.
Door Robin Bruggeman
Toen de eerste geruchten over een mogelijke ruil tussen Barcelona en Juventus de kop opstaken, werd er al met ongeloof gereageerd door de fans van de Spaanse grootmacht. Barça nam Arthur twee jaar geleden voor 31 miljoen euro, een som die door bonussen nog met 9 miljoen op kon lopen, over van Grêmio en de twintigvoudig international van de Braziliaanse nationale ploeg werd destijds binnengehaald als ‘de nieuwe Xavi’. Twee jaar later staat de teller voor Arthur in het shirt van Barcelona op 71 wedstrijden, waarin hij goed was voor 4 doelpunten en 6 assists. Hoewel hij mede door blessureleed en ook wat uitspattingen buiten de lijnen, waaronder een bezoek aan Neymars verjaardag in Parijs 48 uur voordat de Copa del Rey-kraker tegen Real Madrid op het programma stond in maart vorig jaar, er niet helemaal in is geslaagd om zijn potentie volledig te benutten, heerst onder de fans van Barcelona toch het idee dat Arthur in de komende jaren uit had kunnen groeien tot een zeer belangrijke schakel.
Arthur zelf was in eerste instantie ook helemaal niet van plan om uit het Camp Nou te vertrekken. De middenvelder heeft meerdere malen publiekelijk de wens uitgesproken om in Catalonië te blijven, onder meer via een statement op social media in april van dit jaar. “Er zal altijd sprake zijn van speculatie, maar eerlijk gezegd zijn mijn plannen duidelijk. De enige optie die mij interesseert, is doorgaan bij Barcelona. Ik ben er verder rustig onder. Ik voel me hier goed en ik wil de club en de staf bedanken voor het vertrouwen dat ik voel. Dit is een van de redenen dat ik duidelijk wil zijn over mijn wens om hier door te gaan. De vermeende interesse van grote clubs is altijd een mooi compliment en een goed teken, maar ik denk er alleen maar aan om hier nog jaren te blijven. Barça is de club waar ik altijd heb willen spelen en ik hoop nog lang speler van de Catalanen te blijven. Iedere dag voel ik me hier meer op mijn gemak, dat geldt voor het team, de club en de stad. Ik houd ook van de mensen hier en van de cultuur, ik voel enorm veel steun van de fans”, was hij toen nog stellig.
Financial Fair Play
Arthur is sindsdien echter van mening veranderd en dit lijkt niet alleen ingegeven door de naar verluidt verdrievoudiging van zijn salaris naar 5,2 miljoen per jaar die Juventus hem aanbiedt. In Spanje gaat men ervan uit dat er achter de schermen flink wat druk is uitgeoefend op de middenvelder om in te stemmen met de deal. Barcelona moest nog ergens tientallen miljoenen aan inkomsten genereren om te voldoen aan de Financial Fair Play-reglementen en hoewel ook spelers als Nélson Semedo, Ivan Rakitic, Arturo Vidal, Ousmane Dembélé en de aan Bayern München verhuurde Philippe Coutinho al langere tijd in verband worden gebracht met een vertrek, lijkt alleen Juventus concreet genoeg te zijn geweest om op korte termijn een deal rond te krijgen. Barcelona stuurt Arthur nu richting Turijn en krijgt in ruil daarvoor Pjanic plus tien miljoen terug. Die tien miljoen zal de Catalanen op het eerste gezicht niet zoveel verder helpen, maar vanwege de manier waarop clubs spelerstransfers in de boekhouding opnemen mag zowel Barcelona als Juventus een paar dagen voor de sluiting van het boekjaar nu opeens een winst van zestig miljoen bijschrijven.
Spelers worden door clubs namelijk genoteerd als activa, waarbij de betaalde transfersom af wordt geschreven over de looptijd van het contract dat de betreffende speler bij zijn komst heeft gesigneerd. Op deze manier worden de kosten over verschillende jaren verspreid, terwijl de opbrengsten van een transfer nog in hetzelfde jaar volledig in de boeken wordt genoteerd. Barcelona betaalde Grêmio in 2018 ongeveer dertig miljoen, de negen miljoen aan bonussen buiten beschouwing latende aangezien het niet precies duidelijk is welke voorwaarden hieraan verbonden zijn. Arthur tekende destijds een zesjarig contract, waardoor zijn boekhoudkundige waarde elk jaar met vijf miljoen afneemt. Barcelona verkoopt hem nu officieel voor een bedrag van ruim tachtig miljoen aan Juventus, waardoor het een winst van zestig miljoen mag noteren. Arthur is immers ‘nog maar’ twintig miljoen waard in de boeken van de club, nadat er al twee keer een afschrijving van vijf miljoen is gedaan. Voor Juventus geldt er eenzelfde motivatie om mee te werken aan de deal. La Vecchia Signora betaalde AS Roma in de zomer van 2016 35 miljoen voor de Bosniër. Pjanic tekende destijds een vijfjarig contract, waardoor zijn waarde in de boeken elk jaar met zeven miljoen daalde. Twee jaar later, toen hij officieel nog 21 miljoen waard was, verlengde hij zijn contract tot 2023, waardoor Juventus de overgebleven 21 miljoen over deze periode van vijf jaar kon gaan afschrijven. Pjanic staat momenteel nog voor dertien miljoen in de boeken van de regerend kampioen van de Serie A en gaat nu officieel voor zeventig miljoen naar Barcelona, waardoor Juventus eveneens een winst van bijna zestig miljoen kan bijschrijven.
Clubs kunnen elkaar op deze manier dus helpen om aan de FFP-regels te voldoen. Deze regeling werd door de UEFA ingevoerd om te voorkomen dat clubs meer uitgeven dan er binnenkomt en zolang dergelijke deals niet de spuigaten uitlopen, Barcelona en Juventus hadden Arthur en Pjanic bijvoorbeeld ook allebei een waarde van tweehonderd miljoen mee kunnen geven, lijkt de Europese voetbalbond dergelijke constructies oogluikend toe te staan. Tachtig miljoen voor Arthur en zeventig miljoen voor Pjanic is in het postcorona-tijdperk aan de hoge kant, maar blijkbaar nog niet hoog genoeg om de UEFA tot actie te bewegen. Dergelijke deals werden in de afgelopen jaren ook al gesloten, waarbij onder meer de ruil tussen de op 65 miljoen ingeschaalde João Cancelo en de op 37 miljoen getaxeerde Danilo die Juventus en Manchester City vorig jaar zomer ondernamen voor de nodige gefronste wenkbrauwen zorgde. De verwachting is zelfs dat er in de toekomst meer van deze deals plaats zullen vinden, aangezien het door de corona-onderbreking en het voetballen in lege stadions voor veel clubs moeilijk zal worden om de begroting sluitend te krijgen.
Persoonlijk belang voor Bartomeu
Naast de FFP-beslommeringen is er voor de leiding van Barcelona overigens nog een grote reden om mee te werken aan het vertrek van Arthur. De oorzaak hiervoor moet worden teruggezocht in 1990 toen veel van de Spaanse profclubs werden omgezet in sportbedrijven, die vanwege deze status kunnen worden gekocht en verkocht. Alleen clubs die in die tijd op winstgevend waren bleven in handen van de socios, de supporters. Dit gold destijds voor Real Madrid, Athletic Club, Osasuna en ook voor Barcelona. Om ervoor te zorgen dat deze clubs goed bestuurd worden, stelde de Spaanse voetbal wel de regel in dat de bestuurders persoonlijk garant moeten staan voor vijftien procent van de kosten die worden gemaakt. Als er door goed beleid jaarlijks voor meer dan vijftien procent van deze opgebouwde uitgaven winst wordt gemaakt, zijn de bestuurders gedekt en hoeven zij niet zelf bij te springen. Deze regeling geldt voor hele termijn waarin een bestuur zitting heeft, wat in het geval van de huidige voorzitter Josep Maria Bartomeu en zijn raad van bestuur de periode 2010-2021 zal beslaan. Bartomeu vervulde tussen 2010 en 2014 nog de rol van vicevoorzitter onder Sandro Rosell, die zich in 2014 vanwege het schandaal rondom de komst van Neymar genoodzaakt zag om op te stappen. Het bestuur rondom Bartomeu geldt daarbij als de ‘erfgenaam’ van het Rosell-bewind en de resultaten uit die periode tellen zodoende ook mee voor hun cijfers.
Grofweg gezegd hebben Bartomeu en zijn medebestuurders in de periode 2010-2019 voor 192 miljoen aan winst gemaakt. De uitgaven in het seizoen 2019/20 kwamen net boven het miljard uit en als we 15 procent van dat bedrag nemen, komen we uit op 151 miljoen. Doordat zij voor 40 miljoen meer winst hebben gemaakt dan deze 151 miljoen, zitten Bartomeu en zijn collega’s voorlopig goed wat betreft de eigen uitgaven. De coronacrisis heeft Barcelona echter ook een flinke dreun uitgedeeld en de vrees is dat de club alleen al dit seizoen 150 miljoen verlies gaat draaien. Dit bedrag zal worden afgehaald van de eerdergenoemde 192 miljoen en Bartomeu is bang dat het resultaat waarschijnlijk niet genoeg zal zijn om vijftien procent van de uitgaven van volgend seizoen te dekken. Onder de socios heerst nu de vrees dat het huidige bestuur verdere belangrijke spelers in de uitverkoop zal gaan doen om zijn eigen huid te redden en met Arthur kan er al zestig miljoen aan winst bij worden geschreven om de kosten te dekken.
Een ouder wordend Barcelona versus een verjongend Juventus
Deze manier van handelen heeft echter flinke gevolgen voor de langere termijn. Naast dat Barcelona een speler kwijtraakt die in de toekomst een belangrijke kracht had kunnen worden, zal ook de zeventig miljoen kostende Pjanic in de komende jaren moeten worden afgeschreven. Vanwege zijn leeftijd, de middenvelder vierde begin april zijn dertigste verjaardag, zou het niet onlogisch zijn als hij een kortlopend contract van een jaar of drie à vier voorgeschoteld krijgt. Dit betekent echter wel dat de afschrijvingen per jaar veel hoger zullen zijn, waardoor het probleem eigenlijk vooruitgeschoven wordt in plaats van opgelost. Naast de afschrijvingen op zijn transfersom, verdiende Pjanic bij Juventus met een jaarsalaris van 6,5 miljoen ook veel meer dan Arthur bij Barcelona deed en het is niet waarschijnlijk dat hij bereid is om heel veel water bij de wijn te doen. Vanwege de torenhoge jaarsalarissen die onder meer Lionel Messi (70 miljoen), Antoine Griezmann (45 miljoen), Luis Suárez (23 miljoen) en Frenkie de Jong (20 miljoen) opstrijken is het salarishuis van de club in de afgelopen jaren toch al flink uitgedijd. Voor de uitbraak van het coronavirus ging tachtig procent van omzet al op aan de salarissen van de spelers en deze situatie lijkt in de toekomst verre van houdbaar. Voor een gezond loonhuis wordt over het algemeen aangehouden dat ‘slechts’ vijftig procent van de omzet op mag gaan aan salarissen.
De deal met Juventus zal Barcelona dan ook alleen voor de korte termijn wat verlichting brengen, of er moeten in de aankomende transferperiode nog serieuze bedragen binnenkomen voor bijvoorbeeld Coutinho en Dembélé. Op sportief gebied zal het vertrek van Arthur een flinke aderlating kunnen worden en de reacties op social media liegen er dan ook niet om. Fans van de Catalaanse club kunnen niet geloven hoe Arthur kan worden geruild voor een weliswaar goede, maar ook op leeftijd rakende speler als Pjanic, terwijl aanhangers van Juve zich gelukkig prijzen met de ‘deal van de eeuw’. Pjanic komt bij Barcelona terecht in een selectie die met onder meer Gerard Piqué (33), Ivan Rakitic (32), Arturo Vidal (33), Sergio Busquets (31), Luis Suárez (33) en ook Messi (33) behoorlijk op leeftijd begint te raken en het zal een flinke klus worden voor de club om in de komende jaren geschikte vervangers te vinden voor deze toch belangrijke spelers. Juventus heeft op zijn beurt juist een verjongingstoer ingezet met het aantrekken van onder meer Matthijs de Ligt (20), Merih Demiral (22) en Rodrigo Bentancur (23) in de afgelopen jaren. Met de 23-jarige Arthur en de 20-jarige Dejan Kulusevski komen deze zomer nog twee relatief jonge spelers binnen en Maurizio Sarri krijgt daarmee een interessante, talentvolle jonge kern onder zijn hoede. De hoop in Turijn is bovendien dat Arthur ervoor gaat zorgen dat Juventus volgend seizoen eindelijk het gewenste Sarriball kan gaan spelen. De oefenmeester werd vorig jaar binnengehaald met het doel om de ploeg aantrekkelijker voetbal te laten spelen dan onder voorganger Massimiliano Allegri het geval was, maar hier is Sarri vooralsnog maar mondjesmaat in geslaagd. Met Arthur in de rol van Sarri’s oogappel Jorginho heerst nu de verwachting in het Allianz Stadium dat er volgend seizoen meer te genieten zal zijn.