Waarom Ajax geen tachtig miljoen euro durfde te vragen voor Sánchez
De transferperiode zit erop. Desondanks valt er nog altijd iedere dag te lezen over transfers, zaakwaarnemers, commissies, salarissen, transfersommen en clausules en daarom duikt Voetbalzone de komende weken in de wereld van het voetbalrecht. Hoe zien contracten van voetballers eruit? Hoe werken clausules? En: waarin verschilt het Nederlandse voetbalrecht met het internationale? In aflevering I: een antwoord op de vraag waarom Portugese en Spaanse clubs enorme afkoopsommen hanteren en Nederlandse clubs niet.
Door Dominic Mostert
Toen de vermeende vertrekwens van Cristiano Ronaldo deze zomer groot nieuws werd, zei voorzitter Florentino Pérez dat de aanvaller van Real Madrid te koop is. "Maar tenzij iemand zijn afkoopsom van een miljard euro betaalt, zal hij niet vertrekken", voegde Pérez daaraan toe. Zelfs anno 2017 zal niemand zo'n bedrag neertellen, wist de preses. Real Madrid wil niet in het hemd worden gezet en blijft daarom astronomische afkoopsommen opnemen. Sinds deze maand kost Isco 700 miljoen euro, terwijl Marcelo (200 miljoen), Dani Carvajal (350 miljoen) en Karim Benzema (1 miljard) hun torenhoge clausules behielden.
Al sinds 1985 zijn clubs in Spanje verplicht om in het contract van iedere speler een gelimiteerde afkoopsom op te nemen. Het idee daarachter is dat voetballers enige bewegingsvrijheid hebben. Ze hebben in die zin dezelfde rechten als 'gewone' werknemers in het land die hun arbeidscontract kunnen opzeggen. Het is immers de speler zélf die het bedrag moet betalen om zich vrij te kopen, al wordt die operatie doorgaans gefinancierd door de geïnteresseerde club. Voetballers kunnen dus baat hebben bij een relatief lage afkoopsom. Neymar wilde weg, Paris Saint-Germain wilde 222 miljoen euro betalen en dus vond de transfer doorgang. Het is verreweg de duurste transfer aller tijden, maar als Barcelona het voorbeeld van Real Madrid had gevolgd had er nog veel meer in het vat gezeten.
Op dit moment is Lionel Messi op te halen voor driehonderd miljoen euro; Dani Ceballos, die één competitiewedstrijd voor Real Madrid heeft gespeeld, kost vijfhonderd miljoen euro. Over zo'n clausule wordt uiteraard onderhandeld bij de contractbesprekingen. Zaakwaarnemers willen vaak lage afkoopsommen: denk aan de wens van Mino Raiola om Gianluigi Donnarumma voor tien miljoen euro beschikbaar te maken als AC Milan de Champions League niet zou halen. Een ander voorbeeld is de transfer van Thiago Alcântara naar Bayern München in 2013. Vanwege te weinig speeltijd daalde zijn afkoopsom van 90 naar 18 miljoen euro; door toegevoegde belastingen betaalde Bayern uiteindelijk 25 miljoen. De specifieke clausule over een minimum aantal speelminuten was waarschijnlijk bedongen door het kamp-Alcântara, want een zaakwaarnemer vertegenwoordigt de speler en die heeft belang bij bewegingsvrijheid.
Toch kan het geen toeval zijn dat Real Madrid er keer op keer in slaagt om veel hogere clausules op te nemen dan Barcelona. De hele gedachte over afkoopsommen lijkt mijlenver uit elkaar te liggen in het Santiago Bernabéu en Camp Nou. Real Madrid ziet afkoopsommen als een noodzakelijk kwaad. Het is wettelijk verplicht, dus kan de clausule het best maar zo hoog mogelijk worden bepaald. Bij Barça lijkt de gedachte eerder: áls hij transfereert, dan is dit een mooi bedrag. Daarom kon Neymar vertrekken en ontstonden deze zomer geruchten over de bereidheid van Manchester City om te voldoen aan de clausule van Messi. Er moet dan wel een vertrekwens zijn bij de Argentijn en die lijkt er voorlopig niet. Maar als die er komt, bij Messi of een andere speler, is Barcelona mogelijk onvoldoende bewapend.
Clubs die erom bekendstaan zich wél goed te bewapenen, zijn Portugese grootmachten. Die zijn voor het gevoel misschien nog enigszins te vergelijken met Nederlandse topclubs, maar lijken hun zaakjes op transfergebied een stuk beter op orde te hebben. Met afkoopsommen heeft dat echter weinig te maken. Ook in Portugal worden die behandeld als een verplichting: zo kostte Marvin Zeegelaar op papier 45 miljoen euro, maar verkaste hij in de praktijk op deadline day voor 3 miljoen euro van Sporting Portugal naar Watford. Bruno Martins Indi ging niet voor 40, maar voor 7,7 miljoen euro van FC Porto naar Stoke City. Dat is exact hetzelfde bedrag als Feyenoord in 2014 ontving voor de mandekker.
Uiteindelijk zijn transfers als die van Zeegelaar en Martins Indi afhankelijk van de bereidheid van de verkopende club. In theorie bieden afkoopsommen spelers bewegingsvrijheid, maar de praktijk is vaak anders omdat niemand zulke onrealistische bedragen betaalt voor voetballers van hun kaliber. Ajax, Feyenoord en PSV weten ook dat zij een doorsnee voetballer niet voor veertig miljoen euro zullen verkopen. Voor een buitengewoon talent als Davinson Sánchez ligt dat anders. Zijn contract bij Ajax liep nog vier jaar door, dus de Amsterdammers hoefden hem deze zomer niet te verkopen. Maar als Ajax had geweigerd te onderhandelen en had gewezen op een denkbeeldige clausule van tachtig miljoen euro, zou dat risico's met zich hebben meegebracht.
Tottenham Hotspur zou in dat geval concluderen dat Sánchez onhaalbaar is en de aandacht verleggen naar alternatieven. De Colombiaan zou schoorvoetend weer aansluiten bij de selectie. Misschien probeert hij wel een transfer te forceren. Dan zijn er drie opties: (a) Ajax bedenkt zich, maar Tottenham heeft al een nieuwe verdediger en Sánchez blijft ontevreden, (b) Ajax bedenkt zich, lijdt gezichtsverlies, verkoopt Sánchez en heeft weinig tijd om een vervanger te halen of (c) Ajax houdt voet bij stuk. Dat laatste klinkt aantrekkelijk, maar heeft ook nadelen. Wil een ontevreden speler zijn contract later nog eens verlengen, of laat hij zijn verbintenis aflopen waardoor hij ieder jaar minder waard wordt en mogelijk zelfs transfervrij vertrekt? Het is voor clubs een lastig vraagstuk.
Gelimiteerde transfersommen komen absoluut voor in Nederland. Leonardo kon in 2007 voor minder dan een miljoen euro van NAC Breda naar Ajax en zonder die clausule had de recordkampioen hem wellicht niet vastgelegd. NAC had de Braziliaan overgenomen van Feyenoord en dat leverde hem een relatief grote status op – en daarmee de mogelijkheid om een afkoopsom te laten opnemen. Vaak zijn clubs er huiverig voor en dat is begrijpelijk. Met een lage afkoopsom geef je macht uit handen; met hoge afkoopsommen loopt een opleidingsland als Nederland de kans dat de spelers het gevoel krijgen dat Nederland voor hun ontwikkeling juist niet de beste keuze is.
De vergelijking met Portugal gaat helaas voor Nederland niet op. Ook clubs uit dat land zijn beperkt in hun macht en moeten toestaan dat spelers als Zeegelaar en Martins Indi voor relatief 'normale' bedragen vertrekken. Het feit dat Portugese clubs vaak wel tientallen miljoenen euro's overhouden aan spelers komt voor een groot deel door hun kwaliteiten. Voetballers van het kaliber James Rodríguez, Radamel Falcao, Hulk, Axel Witsel en Ángel Di María komen in de Eredivisie nu eenmaal niet zo vaak voorbij. De topspelers die 'we' wel hebben, zullen vroeg of laat allemaal vertrekken naar een topcompetitie. Daar is geen afkoopsom tegen bestand.