Waar is de 10? De Mesut Özils van de voetbalwereld lijken uitgestorven
Van totaalvoetbal tot anti-voetbal en alles daartussenin. Het binnenslepen van de begeerde drie punten komt al sinds mensenheugenis in allerlei vormen en maten. In de rubriek Stijlfiguren gaat Voetbalzone langs de velden van weleer om fabelachtige formaties en bijzondere posities onder de loep te nemen. In deze editie: ‘de 10’, de ‘luie’ stylist die bij het voortduren van de voetbalevolutie lijkt uit te sterven.
Door Kevin van Buuren
“Ich bin ein Raumdeuter", zegt een 21-jarige Thomas Müller begin 2011. Een journalist vroeg de aanvallende middenvelder van Bayern München zojuist wat hem uniek maakt. Hij vergelijkt zichzelf met anderen die de positie van ‘de 10’ innemen. “Je hebt dribbelaars, of doelpuntenmakers, maar wat ben ik?”, waarna het talent zijn eigen rol uitvindt. Müller creëert geen ruimte, zoals een klassieke 10, maar duidt het. Hij toont aan zijn team, de tegenstander en het publiek waar ruimte ontstaat wanneer zijn team beweegt. Daar verschijnt hij als de rode pin van Google Maps op de gewenste locatie: hier is het. De ruimte.
Daarmee staat Müller haaks op zijn landgenoot Mesut Özil. De stilist maakt een jaar voor Müllers herontdekking van de 10 de overstap van Werder Bremen naar Real Madrid. Zijn grote ogen hebben ietwat weg van die van een kameleon, die afzonderlijk van elkaar 360 graden in het rond kunnen kijken. Met dit stereoscopische zicht ziet Özil wat niemand anders ziet. Ook hij neemt ruimte waar. Zij het meer als een toekomstvisie. Zijn fluwelen linkervoet brengt met een gewogen pass de bal waar de lopende medespeler nog moet komen. Zijn doelwit is het vaakst Cristiano Ronaldo, die later toegeeft: “Özil maakte mij ‘s werelds beste spits.”
Ruwe diamant Müller zal gedurende zijn carrière altijd iets ruws houden. In tegenstelling tot zijn gepolijste positiegenoten. Desondanks blijft hij met zijn technisch inzicht en iets minder fluwelen voeten een tijdloze toevoeging tussen de beste voetballers ter wereld. Daar waar Mesüt Özil na zijn roemloze vertrek bij Arsenal in 2021 misschien wel de laatste van een uitstervend ras bleek. Het voetbal evolueerde. En zoals bioloog Charles Darwin stelde overleeft niet de sterkste, of de slimste, maar de soort die zich het beste aanpast. Mooiweervoetballers rouwen om het verdwijnen van de ‘typische’ 10, zoals ook in het land waar het begon nog gerouwd wordt om hun beste 10 aller tijden.
Maradona, el Enganche
Al voor de Argentijnse Diego Maradona waren er noties van de aanvallende middenvelder. Zo won Hongarije in 1953 de ‘wedstrijd van de eeuw’ met 3-6 van Engeland, dankzij een hattrick van Nándor Hidgkuti. De Hongaren waren al revolutionair in hun tentoonstelling van het Schotse spel, dat zij leerden van Jimmy Hogan. Ook de man achter spits Ferenc Puskás was een originele verschijning. Tijdens het WK 1966, speelde Argentinië zeer bewust in een 4-3-1-2. De eenzame positie weggelegd voor Ermindo Onega. Het oude Engelse WM-systeem kende de ‘spelmaker’, maar nooit eerder werd die zo geïsoleerd opgesteld.
El enganche, noemden de Argentijnen hem. De trekhaak. Een verbindingspunt tussen middenveld en aanval. De schakel in de omschakeling. De enganche was behendig, niet al te groot en uiterst begaafd. Daarnaast stond deze spelmaker bekend om zijn visie. De positie van de 10 werd twintig jaar later nog verder gepopulariseerd toen het team om Diego Maradona heen werd gebouwd. Hij droeg het magische nummer en stond, weliswaar iets naar voren geschoven, in het middelpunt van de opstelling. Desondanks was Maradona niet de typische spelmaker. Een enganche is als een dirigent die zelf in slow motion lijkt te bewegen, terwijl hij alles om zich heen in harmonie brengt. Pluisje was de knallende gitaarsolo die telkens de show stal. Zie de goal tegen Engeland op het WK in 1986.
Ook in buurland Brazilië werd de aanvallende middenvelder ontdekt. In het land waar voetbal als kunst even belangrijk is als voetballen voor resultaat. Joga bonito was het spel van de 10, de kunstenaar. De rest mocht voor het resultaat zorgen. Tijdens het WK van 1982 kon het ook niet anders dat het land van futbol d’arte niet één, maar twee meia atacantes opstelde: Zico, drager van het nummer tien, en aanvoerder Socrates. Het was niet de taak van de aanvallende middenvelders om mee te verdedigen. Zij zochten tijdens balbezit tegenstander naar ruimte voor de tegenaanval. Aan de hand van de twee tovenaars eindigde Brazilië echter slechts als vijfde. Het moest zijn meerdere erkennen in Italië, dat het toernooi uiteindelijk won, in de tweede groepsronde (3-2). Toch staat het team bekend als misschien wel het beste WK-team ooit.
De Europese Trequartista
Rond dezelfde periode dook de 10 ook op in Europa, maar ook daar nog niet in de pure, artistieke vorm. Frankrijk had le numéro dix, Michel Platini. De EK-winnaar van 1984 was meer een schaduwspits. Zijn 41 goals in 72 wedstrijden voor de nationale ploeg geven weer wat voor type 10 Platini was. Voor een sierlijke artiest moest Frankrijk wachten op de entree van Zinédine Zidane. In Italië gold hetzelfde ‘probleem’. Roberto Baggio (27 goals in 51 interlands) was eigenlijk te veel aanvaller om een middenvelder te zijn. Toen het land later over spelers als Alessandro Del Piero en Fransesco Totti beschikte, werden zij vaak als spits of vleugelspeler opgesteld. Catenaccio, de kunst van resultaat halen, had geen 10 nodig. Wel had het land de culturele status om de positie opnieuw wereldwijd te definiëren via het eigen vocabulaire: Il trequartista.
Ondanks dat Italianen er nauwelijks gebruik van maakten, wisten ze precies wat de aanvallende middenvelder was. Trequartista kan vertaald worden als ‘de driekwartiermeester’; hij die opereert op driekwart van het veld. Voor het middenveld, achter de aanval. Nog altijd wordt het sierlijke woord waar expres de term ‘artiest’ in verstopt lijkt te zijn veelal gebruikt als benaming voor de 10. Argentinië, dat het woord enganche bedacht, zag ook eindelijk een purist in de opstelling. Al dan niet gevormd tot Europese trequartista: Juan Román Riquelme. De stylist stond in Spanje bekend om zijn bijna statische manier van voetballen. Het ‘pauzeren’ van het spel, maar altijd sneller denkend dan zijn tegenstander.
Survival of the fittest
Een echte trequartista als Riquelme is zeldzaam. Özil lijkt voorlopig zijn laatste, natuurlijke opvolger te zijn geweest. Een niet-verdedigende middenvelder, bijna lui ogend, die alleen maar mee lijkt te doen wanneer er wordt aangevallen. De 10 lijkt voorbijgestreefd te zijn door de evolutie. In eerste instantie omdat het voetbal zich neigt te verdedigen tegen het grootste gevaar. Na decennialang te hebben genoten van de stilist op 10, moest hij onschadelijk gemaakt worden. De opstelling werd verschoven: in plaats van een aanvallende middenvelder, wordt er nu veelal met de zogenaamde ‘6’ gespeeld. Een controlerende middenvelder die, mocht hij ergens wederkeren, de trequartista uit zijn rol laat vallen.
Ten tweede stellen trainers tegenwoordig andere eisen aan een middenvelder. De ‘luie’ 10 is niet meer van deze tijd, waar trainers met gegenpressing direct na balverlies de bal willen heroveren. Naar ruimte zoeken voor een tegenaanval is niet nodig, wanneer het hoge drukzetten al direct een verkapte counter zonder bal is. De Özils van de voetbalwereld lijken daarom voorlopig te zijn uitgestorven. Een moderne aanvallende middenvelder als Kevin De Bruyne is eveneens een assisterende stilist, maar daarentegen een kilometervreter en sleutel in het drukzetten van Manchester City. En dan is er der Raumdeuter. Müller staat voor de liefhebber symbool voor de interne strijd tussen voetbal als kunst, en voetbal voor resultaat. Desondanks is hij het prototype van de moderne, aanvallende middenvelder die voorlopig de voorkeur zal krijgen boven de kunstenaar; de trequartista.