Robin Polley treedt al op zijn 21e in het spoor van Seedorf, Van der Sar en Kuyt
Sinds kort kan Robin Polley zich in een rijtje met Clarence Seedorf, Dirk Kuyt, Ruud van Nistelrooij, Giovanni van Bronckhorst, Edwin van der Sar en Klaas-Jan Huntelaar scharen. Nee, nog niet qua prestaties op het veld, want de vleugelverdediger wordt momenteel voor het tweede jaar op rij door ADO Den Haag verhuurd aan FC Dordrecht en wacht nog op zijn echte doorbraak in de Eredivisie. Maar Polley heeft evenals de zes eerder genoemde oud-internationals van Oranje een eigen foundation en dat al op 21-jarige leeftijd. Met het opzetten van de Robin Polley Foundation hoopt hij op structurele basis hulp te kunnen bieden aan kansarme kinderen in Ghana, het geboorteland van zijn bekende vader Prince Polley. Dat begon ooit door met twee vuilniszakken met oude voetbalkleding op het vliegtuig te stappen voor een vakantie in zijn tweede vaderland.
Door Chris Meijer
In de kelder van Polley is geen vrij hoekje meer te vinden. Mocht het nodig zijn, kan hij er niet eens meer zijn fiets parkeren. De ruimte ligt vol met wedstrijdtenues en trainingskleding van ADO, voetbalschoenen van Shaquille Pinas, de oude loopschoenen van Lex Immers, door Ricardo Kishna ingezameld speelgoed en nog veel meer spullen. Allemaal voorbestemd om naar Ghana gebracht te worden. “Eigenlijk had dat afgelopen zomer moeten gebeuren, maar de coronacrisis gooide roet in het eten. Misschien dat ik het opstuur of aan het einde van dit seizoen naar Ghana ga. Omdat ik er nu niet naartoe kon, kwam spontaan het idee voor de schoolboeken naar boven”, glimlacht Polley. Sinds kort liggen er in een weeshuis in Kumasi, de op een na grootste stad van Ghana, duizend boeken met met zijn beeltenis én die van zijn vader Prince Polley op de voorkant.
“Mijn vader stuurde me een ontwerp van een boek waar een foto van ons tweeën op stond. Ik vroeg hoe hij daaraan kwam en iemand bleek dat te hebben opgestuurd. Mijn vader is een grootheid in Ghana, dus mensen kijken tegen hem op.” Een grootheid is eigenlijk een understatement als hij aankomt op de status van Polley senior in Ghana. De oud-aanvaller van onder meer Sparta Rotterdam, Beerschot, FC Twente, sc Heerenveen en Excelsior vormde begin jaren negentig de voorhoede van het Ghanese nationale team met Abédi Pelé en Anthony Yeboah en schoot the Black Stars in 1992 naar de finale van de Afrika Cup, die overigens verloren ging tegen Ivoorkust. Hij is na zijn actieve carrière teruggekeerd naar Ghana, terwijl Polley junior samen met zijn moeder en zussen in geboortestad Rotterdam achter bleef. “Ik vond het heel leuk om mezelf op een boek terug te zien, dus het leek mij wel wat om het ontwerp over te nemen en duizend stuks te laten drukken en te doneren, samen met primaire levensbehoeftes als eten en wc-papier. Toen mijn vader me belde en liet zien hoe er daarop gereageerd werd, zag ik kinderen huilen. Omdat er iemand aan ze dacht. Dat vond ik zó mooi. Iets dat ooit spontaan is ontstaan, is al zo ver. Op die manier wil ik stappen zetten met de foundation, misschien dat ik in de toekomst ook waterputten kan verzorgen.”
Waar de steun voor Ghana nu langzaam serieuze vormen aanneemt, begon het op veertienjarige leeftijd allemaal vrij simpel voor Polley. Tijdens een bezoek aan zijn tante in de Ghanese hoofdstad Accra kwam hij op het idee om eens mee te trainen bij de lokale voetbalacademie van Awudu Issaka, die voor onder meer Anderlecht, Auxerre en 1860 München speelde. “Ik kende niemand daar, maar ze vingen me zo goed op. Normaal gesproken denken ze dat iemand uit Europa een beetje arrogant is, maar ik kon heel goed met ze opschieten. De trainer en oprichter (Issaka, red.) behandelt me tot de dag van vandaag als zijn zoon. Door het gevoel dat ik toen kreeg, wilde ik wat terugdoen voor de jongens en die trainer”, vertelt Polley. Een jaar later deed hij dat, door met twee vuilniszakken aan overbodige voetbalkleding op het vliegtuig naar Ghana te stappen.
“Als ik sportkleding over had, stuurde ik dat altijd naar een vaste academie. Je zag dat die kinderen er zó blij mee waren, het werd enorm gewaardeerd. Voor mij was het eigenlijk iets kleins”, legt Polley uit. In de tussentijd nam zijn carrière een behoorlijke vlucht. Polley werd in 2016 na zijn hele leven bij de amateurs van Rotterdam United (destijds SV JHR) en Spartaan’20 te hebben gespeeld opgepikt door Feyenoord. Na een jaar bij de Rotterdammers maakte hij de overstap naar ADO Den Haag, waar hij in 2018 zijn eerste profcontract tekende en zijn debuut in de hoofdmacht maakte. Als speler van ADO hield Polley aan het einde van een seizoen nóg meer kleding over. Hij vroeg aan materiaalman Rob Ravestein of hij hier misschien iets van mocht hebben om uit te delen in Ghana.
“Toen de tijd daar was, riep hij me bij zich en kreeg ik een hele box. Dat was zóveel dat ik er een beetje van schrok. Er konden zoveel kinderen blij gemaakt mee worden.” Er is inmiddels zoveel kleding van ADO richting Afrika gegaan, dat je bij een willekeurige wedstrijd op een zanderig veld in de omgeving van Accra een heel elftal in het karakteristieke groen-gele shirt kan aantreffen. Met op de achterkant van ieder shirt de naam Polley. “Ze wilden heel graag met mijn naam achterop spelen. Ieder jaar krijg je acht wedstrijdtenues en daar heb ik er nog een aantal bij gehaald in de fanshop. De materiaalman gaf me ook nog allemaal trainingskleding mee. Het was alleen lastig om aan zoveel bedrukte wedstrijdshirts te komen, dus ik moest een beetje creatief zijn. Ik heb een bekende bij Kelme (Sunil Kalika, zijn voormalig jeugdtrainer bij Rotterdam United en begeleider tot hij zijn eerste profcontract tekende, red.), zodoende heb ik voor een hele goede prijs tenuetjes kunnen kopen en laten bedrukken. Natuurlijk kost het wat, maar ik zie ze nog steeds in die shirts spelen en ze zijn er hartstikke blij mee. Voor mij is het een kleine moeite.”
“Ik denk dat ik zo na mijn tweede seizoen bij ADO met totaal vijftig setjes in mijn koffer op het vliegtuig naar Ghana stapte. Drie volledige academies heb ik kunnen voorzien van een nieuwe wedstrijdtenues. Dat is het grootste project dat ik tot nu toe heb kunnen doen. Als ik die kinderen zie spelen in die shirts, denk ik: hier heb ik het voor gedaan”, gaat Polley op trotse toon verder. Hij denkt echter nog verder en groter, mede door een gesprek met Soufyan Daafi. Met zijn bedrijf Sport Legacy wil hij voetballers begeleiden richting een tweede loopbaan. Polley gaf in het gesprek met Daafi aan dat hij het wel zag zitten om na zijn loopbaan een eigen foundation op te zetten, om zodoende structureel hulp te kunnen bieden in Ghana. ‘Waarom niet nu?’, vroeg Daafi vervolgens aan Polley. “Daar had hij gelijk in, ik heb nu nog een voorbeeldfunctie. Misschien dat andere voetballers het initiatief kunnen volgen. Het is binnen een maand allemaal op gang gekomen en er zijn al verschillende partijen die me willen steunen, om te kijken hoe ik voor die kinderen tenues kan regelen. Met de donaties aan de foundation kan ik nog creatiever zijn om verschillende dingen voor elkaar te krijgen. Ik wil het groter aanpakken, het moet breder worden getrokken dan alleen sport. Voorheen heb ik alles zelf gedaan en gefinancierd, met met de foundation komt er een projectleider bij. Het vraagt veel energie en ik wil niet dat het ten koste gaat van mijn voetbalcarrière, want ik wil het maximale er uithalen en optimaal presteren.”
Het liefdadigheidswerk van Polley in Ghana heeft ook een gunstig effect gehad op zijn loopbaan. Hij verscheen op verschillende radio- en televisiezenders in het Afrikaanse land en één van de vragen was wat zijn doelen waren. ‘Doorbreken bij ADO en ooit voor Ghana uitkomen’, luidde zijn antwoord. Twee maanden later volgde zijn eerste uitnodiging voor Ghana Onder-23, als resultaat van de wedstrijden in het eerste van ADO tegen PSV en Vitesse. “Het was een verrassing, want ik speelde niet heel veel bij ADO. Er zijn veel jongens die op een hoog niveau spelen. Ik speelde onverwachts negentig minuten mee tegen PSV en de bondscoach van de Onder-23 zag me daarin spelen, hij was enorm verrast en gaf me complimenten. Mijn invalbeurt tegen Vitesse was vervolgens beslissend, want een dag later kreeg ik mijn eerste oproep. Daar schrok ik wel een beetje van.”
“Ik volgde van kleins af aan Ghana op de voet, als fan heb ik alle Afrika Cups en WK’s gekeken. Met de hand op mijn borst zong ik op de bank het volkslied mee, vol trots. Als kleine jongen heb ik altijd gezegd dat ik dat wilde bereiken, dat ik international voor Ghana wilde worden. Ik ken het volkslied niet helemaal uit mijn hoofd, wel de eerste paar zinnen. Toen het volkslied gespeeld werd tijdens mijn eerste interland, zag ik allerlei momenten aan me voorbij flitsen. Kippenvel, tijdens die wedstrijd heb ik echt genoten. Het is een hoogtepunt in mijn carrière dat ik voor het Ghanese elftal heb kunnen uitkomen”, vervolgt Polley glunderend. Het voorlopige piekmoment van zijn interlandcarrière is de Afrika Cup voor Onder-23-teams, waarin Ghana pas na strafschoppen werd uitgeschakeld in de halve finale door Ivoorkust. Geheel toevallig, of misschien niet, hetzelfde land dat Polley senior zeventien jaar eerder van de winst van de Afrika Cup afhield.
“Door mijn vader werd ik al snel herkend in Ghana. Dat ik op eigen initiatief het nationale elftal heb kunnen bereiken, maakt hem trots en vormt voor mij een kers op de taart.” Overigens heeft zijn hulp aan de academies en het weeshuis hem de nodige bekendheid opgeleverd in Ghana. Niet alleen werd er een documentaire over hem gemaakt en rijdt er in de omgeving van Accra een bus rond met zijn foto op de zijkant, maar hij wordt ook op een bijzondere manier aangesproken als hij in Afrika komt. “Ze noemen me dan senior”, lacht Polley. “Dat is een soort teken van respect, omdat ik voetballer in Europa ben. Ze zien me echt als iets groots. Ik wil eigenlijk niet zo genoemd worden, want ik ben een van hen en zo wil ik ook gezien worden. Bij gelijkheid voel ik me het best, want het is leuk om met die jongens te zijn en je merkt dat ze van heel ver komen. Als ik ver zeg, bedoel ik écht ver. Die jongens komen van de straat, proberen met voetbal wat van hun leven te maken en dromen ervan om in Europa terecht te komen. Dagelijks sturen die jongens mij memo’s dat ze voor mij aan het bidden zijn. Dat hoeft eigenlijk niet. Maar dat ze het doen, zegt genoeg over de waardering en dat is het mooiste.”