Richarlison openhartig: ‘Ik had alles om ook crimineel te worden’
Richarlison groeide op in het Braziliaanse Nova Venécia, waar hij door de armoede geen gemakkelijke jeugd kende. Via América Futebol Clube (MG), Fluminense en Watford kwam de 22-jarige aanvaller afgelopen zomer bij Everton terecht, waar hij nu een fors salaris opstrijkt. In een interview met Globo Esporte vertelt Richarlison dat hij zijn geld in ieder geval niet opmaakt aan dure spullen.
“Ik had in mijn jeugd praktisch niks en nu kan ik bijna alles krijgen wat ik wil. Dat waardeer ik, ik denk ook aan de toekomst. Ik ga geen grote auto kopen. Ik investeer in vastgoed en andere dingen voor de toekomst, zoals dit appartement”, zo wijst Richarlison op het appartement in Rio de Janeiro waar het interview met de Braziliaanse krant plaatsvond. “Mijn moeder, vader, oom, oma, ik heb ze allemaal hun eigen huis gegeven. Mijn oom heeft nu een auto, mijn moeder houdt van motors en ik heb haar er een gegeven. Mijn zus heeft drie kinderen en ik help met hun opleiding en gezondheid.”
“De vrienden met wie ik vroeger voetbalde, werken nu in supermarkten of op de akkers. Veel vrienden van de straat zitten in de gevangenis. Ik had alles om ook crimineel te worden. Maar mijn oom gaf me advies en mijn coach Fidel was politieagent, hij vertelde dat ik talent had. Voetbal heeft me op het rechte pad gehouden”, gaat de negentienvoudig Braziliaans international verder. Hij benadrukt hoe zwaar de Engelse Premier League is. “Ik realiseerde snel hoe intens het was, hoe belangrijk het was om fysiek in orde te zijn.”
“Maar ik investeerder vooral in mijn behendigheid, dat is de sleutel om bepaalde verdedigers te verslaan. Ik heb hier voornamelijk mijn kopkracht verbeterd en er wordt veel gevraagd op tactisch gebied. We bestuderen tegenstanders uitvoerig en als je weet dat een aanvaller defensief steken laten vallen, levert dat zo een doelpunt op”, stelt Richarlison, die dit seizoen goed was voor 12 doelpunten in 31 wedstrijden. “Op het veld ben ik nergens bang voor, ik doe waar ik van houd. Het enige waar ik bang voor ben, is een blessure. Ik vond de kou ook moeilijk, maar ik heb niet echt moeten wennen. Als kind was ik al vaak weg, ik verbleef op de straat met mijn vrienden.”