‘Minimaal een keer per maand komt er wel een groep Nederlanders langs’
Nederlandse profvoetballers zijn in alle uithoeken van de wereld te vinden, van de spotlights van de grote Europese competities tot de meer avontuurlijke dienstverbanden op andere continenten. In de rubriek Over de Grens spreekt Voetbalzone wekelijks met een speler die buiten de landsgrenzen actief is. Met deze keer aandacht voor Elvio van Overbeek, sinds dit seizoen speler van de Noord-Ierse topclub Glentoran.
Door Chris Meijer
Het oosten van Belfast is van oudsher het domein van de scheepsbouwers én Glentoran. De snelweg A2, die het stadscentrum van de Noord-Ierse hoofdstad en de kust met elkaar verbindt, scheidt The Oval van de scheepswerven, waar ooit de Titanic gebouwd werd. Als twee hoeders kijken Samson en Goliath, de bijnaam van de twee levensgrote iconische gele kranen, uit over het historische onderkomen van Glentoran, dat met zijn klassieke overdekte zitplaatsen en begroeide staantribunes een soort hemel is voor stadionfetisjten. In The Oval vertoont Elvio van Overbeek nu om de twee weken zijn kunsten in het groen-rood-zwarte shirt van de 23-voudig Noord-Iers kampioen. “Ik merkte direct dat het een club met een grote historie is, het stadion is vrij oud en wordt geregeld speciaal bezocht door Nederlanders. Minimaal een keer per maand komt er wel een groep Nederlanders langs voor een rondleiding, dan ga ik wel even met hen op de foto. In vroegere tijden was Glentoran een grote club, ze hebben echt grote wedstrijden gespeeld”, zegt Van Overbeek met bewondering. In The Oval lijkt weinig veranderd te zijn ten opzichte van de tijden dat George Best (die ooit ‘te klein en te licht’ werd bevonden door Glentoran) en zijn opa er nog op de tribune zaten, maar de tijden dat clubs als Benfica, Arsenal, Ajax en Juventus in Oost-Belfast op bezoek kwamen, zijn al lang en breed vervlogen.
Tegenwoordig bestaat de selectie van Glentoran maar voor de helft uit fulltime profvoetballers. “Eentje is politieman, andere ploeggenoten werken bij een bank of in de computers en we hebben ook een aantal gymleraren in de selectie”, somt Van Overbeek op, terwijl hij voorzichtig lacht. “We trainen ’s avonds met z’n allen, dat was in het begin wel even wennen en is nog steeds een beetje raar. Soms trainen we met de fullprofs op dinsdag twee keer. In Nederland was ik gewend altijd ’s ochtends te trainen, waardoor je bijvoorbeeld ’s middags nog voor jezelf kon trainen of vrije tijd had. Nu heb ik die vrije tijd juist voor de training en het is lastig daarin voor jezelf te trainen. Ik ben buiten het voetbal veel met de kerk bezig en dat geeft me ook wel de nodige routine.” Van Overbeek heeft het desondanks uitstekend naar zijn zin in Belfast, waar hij afgelopen zomer eigenlijk uiterst toevallig terechtkwam.
Van Overbeek zat een halfjaar geleden zonder club, nadat zijn contract bij Telstar was afgelopen. Voor de 26-jarige aanvaller, geboren in Angola en grootgebracht in een pleeggezin in het Brabantse Dongen, was het na passages bij PSV, Go Ahead Eagles, De Graafschap en Telstar ‘voor honderd procent duidelijk’ dat hij Nederland zou gaan verlaten. “In het laatste jaar bij De Graafschap heb ik niet veel gespeeld en ik heb vervolgens een halfjaar zonder club gezeten doordat een overstap naar het buitenland afketste. Ik hield mijn conditie op peil bij TOP Oss en dat is verder niks geworden, het laatste halfjaar heb ik bij Telstar weinig gespeeld. Dan wordt het duidelijk dat je een klein beetje klaar bent in Nederland, het was lastig om een club in de Keuken Kampioen Divisie te vinden. Voor mij was het genoeg, ik wilde ook niet meer in de Keuken Kampioen Divisie spelen. Toen dacht ik: ik ga lekker op avontuur, in een ander land en daar het voetbalplezier terugvinden. Dat is voor mij het allerbelangrijkste, ik merkte dat ik het laatste jaar geen plezier meer had in het voetbal”, legt hij uit. Aanvankelijk was er belangstelling vanuit Oost-Europa, maar daar zag Van Overbeek weinig in.
“Ik wilde het plezier terugkrijgen, maar als je de verhalen uit dat soort landen hoort... Daar was ik niet van overtuigd, ik had niet het idee dat ik daar het plezier zou terugvinden. Ik wilde liever in de buurt van Nederland blijven.” Wat dat betreft paste Derry City beter binnen het door Van Overbeek geschetste plaatje. Via zaakwaarnemer Stefan Janssen kwam een stageperiode tot stand bij de Noord-Ierse club, die in de Ierse competitie speelt. Derry City, afkomstig uit de gelijknamige stad die door de Britten Londonderry wordt genoemd, week in de jaren tachtig door de Noord-Ierse burgeroorlog uit naar de competitie van Ierland en speelt daar nog altijd. De Ierse Premier Division loopt over het kalenderjaar en Van Overbeek arriveerde daardoor midden in het seizoen in Derry. “Ik moest nog een voorbereiding draaien en was conditioneel niet top, terwijl Derry iemand zocht die er direct kon staan. Ze waren tevreden met wat ik liet zien, dus dat was al met al wel jammer. Voetballend is de Ierse competitie wat verder, bij Derry City wilden ze wel voetballen.”
Via zijn oom, die bij Bolidt werkzaam is in de scheepsindustrie en zodoende contacten heeft in Belfast, diende zich kort daarna een nieuwe kans aan in Noord-Ierland. Glentoran, vorig seizoen de nummer zeven van de Noord-Ierse Premier League, nodigde Van Overbeek uit voor een stageperiode. “Ik landde ’s ochtends en moest ’s avonds direct een wedstrijd spelen, terwijl ik nog niemand kende en nog niet had getraind. Tja, dat ging wel goed. Ze wilden me vervolgens nog een keer zien op zaterdag, terwijl ik vrijdag zou terugvliegen. De club stelde voor om mijn vliegticket te betalen, zodat ze me nog een keer konden zien. Dat heb ik gedaan en ik had blijkbaar laten zien wat ik kon, want na die wedstrijd kreeg ik te horen dat ze me wilden hebben. Ze gaven me de ruimte om terug te gaan naar Nederland om met mijn vrouw en familie te overleggen.”
Wat heeft je doen besluiten om uiteindelijk op het aanbod in te gaan?
“Ze willen nu weer oude tijden doen herleven, want de afgelopen jaren stond Glentoran een beetje in de middenmoot. Nu staan we voor het eerst in jaren weer in de top drie. De trainer heeft me van tevoren verteld dat ze opnieuw wilden beginnen en Glentoran weer op de kaart wilden zetten. Het leek me wel een mooi plan, ik wilde daar wel deel van uitmaken en het raakte me. Voor mij was het geen lastige keuze nadat ik hier was geweest, het voelde goed en ze hebben me goed opgevangen. Ik ben hier niet gekomen voor het geld, zeker niet. Het gaat om minuten maken, het plezier in het voetbal terugkrijgen en mezelf in de kijker te spelen. Qua salaris is het gewoon goed, er ontbreekt me niks en ze betalen mijn huis, het is een beetje te vergelijken met de Eerste Divisie in Nederland. Bij andere clubs kon ik wel meer verdienen, maar daar zag ik mezelf niet zo gelukkig worden als dat ik hier ben. Ik vind de stijl van voetballen alleen nog wel lastig om mee om te gaan.”
Het kick and rush-voetbal is niks voor jou?
“Nee, niet bepaald. Ik ben niet een van de grootsten, dus lange ballen krijg ik sowieso niet. Ik moet het hebben van ballen in mijn voeten of in de ruimte, dat weten ze inmiddels wel. Van jongs af aan wordt geleerd dat ze de lange bal moeten spelen. Als de bal aan de ene kant is, spelen ze volle bak aan die kant. Ik sta soms helemaal vrij aan de rechterkant als er aan de linkerkant gevoetbald wordt, maar dat zien ze gewoon niet, er wordt nooit een middenvelder ingespeeld om van kant te wisselen. We trainen er wel op en de trainer probeert het er in te stampen, maar als het eerste fluitsignaal gaat, lijkt het alsof er een knop omgaat bij die jongens: we gaan het gewoon doen zoals we het altijd gedaan hebben. We hebben het er weleens over dat het Nederlands voetbal compleet anders is. In Nederland combineren we vaak naar het doel, maar ze vinden het hier juist mooi als iemand de bal vanaf een meter of dertig erin schiet. Je ziet het dan ook geregeld voorkomen dat een verdediger opkomt en graag van afstand wil schieten, omdat het een mooi doelpunt kan opleveren.”
Met bepaalde velden kan ik me wel voorstellen dat ze liever de lange bal spelen.
“In het begin van het seizoen waren de grasvelden top, altijd goed gemaaid en heel vlak. Nu zie je dat niet meer terug. Je merkt wel wanneer het veel regent, dat de velden kapot gaan. Dan begrijp ik wel dat ze door de lucht willen spelen. Een aantal clubs speelt op kunstgras, Cliftonville en Crusaders bijvoorbeeld. Ik weet niet hoe dat veld bij Cliftonville nog goedgekeurd wordt door de FIFA, want dat ziet er écht niet uit. Laatst moesten we ons ook ergens anders omkleden in een bouwkeet. Je merkt dat sommige clubs financieel niet heel veel kunnen.”
De selectie bij Glentoran bestaat voor de helft uit fullprofs, merk je dat zoiets invloed heeft op de professionaliteit?
“Onze trainer (Mick McDermott, red.) heeft ook in Amerika en Azië gewerkt, dus hij weet hoe het hoort te zijn. Hij probeert het zo professioneel mogelijk te benaderen, in de voorbereiding op de wedstrijd let hij er echt wel op dat die jongens niet op donderdag of vrijdag op stap gaan. Na de wedstrijd gaan ze lekker met z’n allen bier drinken. Normaal gesproken ga ik wel heel eventjes met de jongens naar boven. Ik neem dan een sprite, blijf heel even en ga dan naar huis. Die jongens blijven vrij lang, zij gaan daarna nog door naar de supportersclub. Dat is gewoon de hele avond drinken, dat is niet echt voor mij weggelegd. In eerste instantie vonden ze het raar dat ik niet drink. Het is hier zo normaal, ze moeten na de wedstrijd gewoon een paar glazen bier drinken. En geen kleine glazen, maar van die grote Engelse pints.”
Dat Van Overbeek niet drinkt en nooit uitgaat, heeft mede te maken met zijn geloof. Hij is lid van de Universele Kerk van Gods Rijk, helpt depressieve jongeren en deelt wekelijks met vrouw Eliana op de straten van de Noord-Ierse hoofdstad flyers uit om zijn geloof te verspreiden. De religie biedt hem houvast in Belfast, de stad die juist jarenlang verscheurd is door sektarisch geweld. In 1998 kwam er officieel een einde aan de burgeroorlog, maar de verdeeldheid is nog altijd duidelijk aanwezig in de Noord-Ierse maatschappij. In de overwegend loyalistische en protestante wijk rond The Oval zijn bijvoorbeeld tal van muurschilderingen van gemaskerde en gewapende mannen, verwijzend naar de paramilitaire groep UVF, te vinden en wapperen de Britse vlaggen. Verderop in de stad, in de wijken waar het republikeinse en katholieke deel van de bevolking woont, wordt op de zijkant van huizen verwezen naar de IRA en hangt de Ierse driekleur in de masten. Het meest tastbare en illustrerende bewijs van de verdeeldheid zijn de zogenaamde peace walls, de torenhoge hekken die in grote steden de verschillende wijken van elkaar scheiden.
“Die schilderingen zie je overal, dat is best heftig. In het oosten van Belfast, waar we trainen, zie je dat heel veel, tekeningen van mannen met wapens in hun handen. In het voetbal en dagelijks leven merk je er niet echt wat van. Ik woon op twee minuutjes van de stad en ik voetbal in het oosten, verder kom ik niet”, verklaart Van Overbeek. Hij merkt dat de wedstrijden tegen Cliftonville, een club met een van oudsher katholieke en republikeinse achtergrond, wel veel haat en nijd opleveren. “Ik weet niet of dat per se door de verdeeldheid komt of puur rivaliteit tussen twee grote club uit Belfast is. Je hebt hetzelfde als we tegen Linfield (evenals Glentoran een van oudsher protestantse en loyalistische club, red.) spelen, de supporters en de spelers haten elkaar. Onze keeper vertelde dat een klein jongetje naar hem toe kwam en een highfive leek te willen geven. Maar op het laatste moment stak dat kind zijn middelvinger op. Je merkt dat kinderen van jongs af aan die haat meekrijgen.”
Je contract loopt aan het einde van het seizoen af. Zie jij jezelf nog lang in Noord-Ierland blijven?
“Aan de ene kant zou ik het niet erg vinden om hier nog een jaar te blijven, maar ik zou er zeker over nadenken als er een volgende stap komt. Na twee jaar heb ik dan in ieder geval wel gezien hier. Dit is een land waar je sterker kan worden in fysiek opzicht en ik ben anders gaan denken, maar voetballend is het niet veel en ik heb iets anders nodig om stappen te maken. Als je hier uiteindelijk drie of vier jaar speelt, moet je gewoon hier blijven.”
Doorgaans is Engeland of Schotland een logische volgende stap vanuit Noord-Ierland. Zit dat ook in jouw hoofd?
“Natuurlijk is dat een logische stap, maar ik sta open voor alles. Nederland weet ik niet, ik wil eigenlijk voorlopig even in het buitenland blijven. Ook al mis ik het voetbal. Door het verloop van mijn carrière ben ik wel gestopt met plannen, dat ook. Ik ben alweer 26 jaar, dus als ik er iets van ver weg komt, ga ik daar ook over nadenken. Als er iets geks komt, sta ik daar wel voor open. Mijn carrière gaat alweer richting zijn einde en ik wil gewoon leuke dingen meemaken, zodat ik trots kan terugkijken.”
Kijk je tot dusver met trots terug op je carrière?
“Dat vind ik een lastige vraag. Ik heb veel pech gehad, met blessures en trainers die weggingen op verkeerde momenten. Misschien heb ik me niet op de juiste momenten bewezen. Ik had er meer uit kunnen halen, denk ik. Maar het heeft ook met geluk te maken, dat de juiste mensen het je op de juiste momenten gunnen. Uiteindelijk ben ik trots, op wat ik heb meegemaakt. Jongens zoals ik zijn gestopt, hebben opgegeven en zijn gaan werken of studeren. Ik blijf voetballen en probeer het beste eruit halen iedere dag.”
Is het gelukt om het gewenste plezier terug te vinden in Noord-Ierland?
“Het is zeker gelukt om het plezier terug te vinden. Als je minuten maakt en assists en doelpunten kan leveren, komt dat vanzelf terug. Dan word je vanzelf gelukkig, dat ben ik nu ook. Ik heb met mijn vrouw mijn plek gevonden, we voelen ons thuis en hebben het naar onze zin, we wonen dicht bij het centrum. Als je gezond bent en nog steeds kan voetballen, mag je al met al wel trots en blij zijn.”