‘Man of the match tegen Ajax en een dag later een hartstilstand: echt extreem’
Erik Pieters (29) vertrok in de zomer van 2013 naar de Premier League en is inmiddels begonnen aan zijn vijfde seizoen op het hoogste Engelse niveau. Voetbalzone reisde af naar zijn woonplaats Alderley Edge om de achttienvoudig international eens uitgebreid te spreken over zijn carrière van jong talent van FC Utrecht tot stabiele kracht van Stoke City. Vandaag het eerste deel van het vierdelige interview waarin hij vertelt over zijn jeugd en ontwikkeling bij FC Utrecht.
Erik, laten we bij het begin beginnen. Waar stond jouw voetbalwieg?
“Ik ben opgegroeid in het dorpje Enspijk met mijn vader, moeder en zus. Door mijn jeugdvriend Niels kwam ik in aanraking met voetbal en ik deed eigenlijk meteen niets liever. Al mijn vrije tijd ging er al snel aan op. Mijn vader keepte bij MVV ’58 in Meteren en zijn vrienden wilden graag dat ik daar kwam voetballen, maar ik koos ervoor met Niels te gaan voetballen bij VV Rhelico. Het was gewoon plezier maken en op het niveau werd niet specifiek gelet. Onze ouders stonden altijd langs de kant te kijken en ik heb het daar van mijn achtste tot veertiende heerlijk met mijn vriendjes gehad. Ik spreek die jongens nog steeds en probeer altijd naar de jaarlijkse barbecue te gaan.”
Hoe kwam je in het vizier van FC Utrecht?
“Toenmalig hoofd jeugdopleiding Koos van Tamelen had naast FC Utrecht ook nog een andere baan. Een goede vriend van mijn vader werkte op dat kantoor en sprak met hem vaak over voetbal. Koos zocht op een zeker moment een nummer tien, een linkshalf en een linksback en toen is die kennis een beetje gaan opscheppen over mij als linksbenige speler. Als gevolg daarvan werd ik uitgenodigd voor een training en wat oefenwedstrijden. Ik speelde toen nog op tien en merkte meteen dat het niveau een aardig stukje hoger was. Na vijf minuten was ik helemaal kapot! Ik werd teruggeschoven naar linkshalf en vervolgens naar de backpositie. De eerste keer was ik daar niet zo blij mee, want ik wilde aanvallen en scoren. Maar als jong jochie hou je natuurlijk je mond dicht en het ging me wel goed af. Ik mocht uit die groep van driehonderd jongens samen met vijf anderen blijven.”
Die kans heb je toen met beide handen aangegrepen?
“Ik weet nog dat ik tijdens een oefenduel in de rust naar de kant gehaald werd en de trainer zei dat ze zo tevreden waren dat ik mocht blijven. Mijn vader stond langs de kant te kijken en wist van niks, dus die seinde nog of ik geblesseerd was, haha. Thuis hebben we met elkaar afgesproken dat ik bij FC Utrecht mocht gaan spelen, maar dat plezier het belangrijkste was. Als ik na twee weken of twee maanden terugwilde naar mijn vrienden moest ik dat meteen aangeven. Eenmaal in Utrecht ging een wereld voor me open. Ik werd iedere dag opgehaald met een busje en kwam op een school terecht met veel buitenlandse jongens. Aardig wennen voor een boerenknul uit een dorpje met vijfhonderd mensen. Plotseling was alles heel serieus: van de warming-up tot het trappen en passen. Vanaf dag een heb ik mijn best gedaan en gekeken hoe ver ik het kon schoppen.”
Hoe verhield je je qua niveau tot de jongens van jouw leeftijd?
“Nou, ik hoorde in ieder geval nooit bij de beste spelers in de jeugd. Ik was gewoon een degelijke kracht, maar er waren ook gasten waar we van dachten: die gaan het ver schoppen. Mijn lichting was een mix van jongens uit Almere, Amsterdam en wat lokale boys uit Utrecht. In het begin was ik best zenuwachtig en terughoudend, maar ze vingen me goed op. Uiteindelijk ben je toch een club jochies die lekker willen voetballen. We draaiden in die jaren aardig mee en werden meestal derde of vierde. Kampioen ben ik nooit geworden, maar we konden aardig weerstand bieden aan Ajax en Feyenoord. Desondanks ben ik van al dat talent uiteindelijk de enige die echt doorgebroken is.”
Hoe reageerde je omgeving op het feit dat je opeens bij FC Utrecht speelde?
“Iedereen was heel enthousiast. Een van mijn vaders vrienden die inmiddels overleden is, was verstokt Utrecht-fan. Toen hij hoorde dat ik er speelde, was hij dolenthousiast. Tijdens een opendag regelde hij het shirtje van Karim Touzani voor me met rugnummer 24. Toen ik later als 17-jarig kereltje voor het eerst bij de hoofdselectie zat, kreeg ik datzelfde nummer toegewezen. Dat was achteraf gezien wel bijzonder. Ik zat dat duel overigens negentig minuten op de bank, maar dat vond ik toen al spannend zat. Mijn debuut maakte ik later tegen Willem II nadat ik de voorbereiding mee mocht doen. Alje Schut was geblesseerd, Edson Braafheid geschorst en dus kreeg ik de kans.”
Wat voor sfeer heerste er in die tijd bij FC Utrecht?
“Het was het seizoen na het overlijden van David Di Tomasso en dat had een enorme impact op de spelersgroep gehad. Ik weet nog goed dat ik als A-junior gebeld werd door de keeper met de vraag of de training doorging. Zo hoorde ik het door de telefoon en op club werden we verder ingelicht. Op zondag was hij man of the match tegen Ajax en amper een dag later kreeg hij een hartstilstand; echt extreem. Ik weet nog dat ik op trainingscomplex Zoudenbalch de spelers zag zitten in die klotesfeer van totale verslagenheid. Bij het afscheid in het stadion liepen twee spelers met een groot portet het veld op en stonden alle jeugdselecties op het veld om de laatste eer te bewijzen. Ik kende hem niet persoonlijk, maar als jong jochie had ik een brok in mijn keel van wat gebeurt hier? Heel bizar.”
Was het mede daardoor ook een hele hechte groep?
“Utrecht is sowieso een warme en intieme club. Na de wedstrijd wordt bijvoorbeeld van iedereen verwacht dat ze nog minimaal een uur in het spelershome blijven. Iedereen leert elkaar daardoor kennen en er wordt echt een band opgebouwd tussen de ouders, spelersvrouwen en kinderen. Dat maakte die klap misschien ook wel heftiger. De selectie heeft destijds twee competitierondes niet gespeeld omdat ze dat simpelweg niet konden. Op een gegeven moment heeft de KNVB moeten aandringen, omdat het anders niet meer in te halen viel. Toen ik het seizoen erna bij de selectie kwam, werd het team geleid door Foeke Booy en John van Loen en was er een oude garde onder leiding van Tim Cornelisse en Jean-Paul de Jong. Fijne mensen die me goed hielpen.”
Hoe ging het je sportief af in dat eerste jaar bij de hoofdmacht?
“Nadat Edson Braafheid weer terugkeerde, verloor ik mijn plek een poosje, maar uiteindelijk heb ik in het eerste seizoen in twintig van de 34 duels minuten gemaakt. Ik was altijd wel zenuwachtig voor de wedstrijd, maar als het fluitsignaal klonk, ging ik gewoon lekker voetballen. Foeke Booy bracht me ook rustig, gaf me de tijd om te wennen en hield me uit de media. In zo’n eerste jaar komt een boel op je af; neem alleen al de eerste keer dat je tegen Ajax speelt. Gelukkig waren de fans aardig enthousiast en nadat ik vier maanden bij de groep zat werd mijn jeugdcontract omgezet in een volwaardig profcontract. Met mijn vervolgopleiding ICT ben ik toen vrij snel gestopt omdat het simpelweg niet meer te combineren viel met professioneel voetballen.”
De hoogste tijd voor een zaakwaarnemer dus?
“Ja, toen zijn we rap op zoek gegaan naar begeleiding en na vier gesprekken met verschillende agenten hebben we op gevoel gekozen. Ik wilde gewoon voetballen, maar iemand moet de contracten regelen natuurlijk. Dat blijft altijd een strijdje. De club wil je graag zolang mogelijk binden voor zo min mogelijk en een werknemer verdient graag veel in een korte tijd. Mijn agent heeft toen de optie voor twee jaar toen meteen uit de aanbieding voor drie seizoenen gehaald. Zo’n eenzijdige clausule is eigenlijk nooit echt gunstig voor een speler. Het salaris bij zo’n optie is vaak flink hoger en als je het goed doet wil de club dat vaak liever niet betalen en je verkopen. Als je het slecht doet, lichten ze de optie niet en sta je op straat. Daarom moet je echt een professional nemen en tot de dag vandaag zit ik nog altijd bij dezelfde belangenbehartiger.”
Hoe ging het verder na dat eerste seizoen waarin je fullprof werd?
“In de zomer speelde ik met Oranje onder-21 Europees Kampioen en dan kom je wat anders terug natuurlijk. Edson Braafheid was intussen vertrokken naar FC Twente en ik kreeg een basisplek ten koste van Etienne Shew-Atjon. Op drie wedstrijden schorsing na speelde ik alles. Hoewel ik de zomer erop vertrok, is FC Utrecht in die jaren echt mijn cluppie geworden. Als jong jochie zag ik Dirk Kuijt in het eerste spelen en toen ik eenmaal zelf mocht aansluiten, leerde ik veel van oude jongens als Jean-Paul de Jong. Ook de jonge Ricky Kruys hielp me door me er regelmatig aan te herinneren dat ik mijn mond moest houden, ja moest knikken en door moest gaan. Ik heb er echt het vak van voetballer geleerd en de ruimte gehad met plezier in het spelletje het beste in mezelf naar boven te halen.”