voetbalzone

Lacrimosa in Turijn

Peter van S.05 nov 2010, 13:58
Laatst bijgewerkt: 05 nov 2010, 13:58
Advertentie

4 april 1999, Turijn. Het is Paasmorgen, de dag van de opstanding van Jezus Christus uit de dood. De kathedraal San Giovanni Battista is ruim gevuld met gelovigen. Mozart’s Requiem schalt via de koude stenen door de kerk heen. De violen klagen en de ijle vrouwenstemmen van het koor zijn indringend en meeslepend. Bij het Lacrimosa (vol tranen) dwalen mijn gedachten af naar de vochtige ogen van die oude man die mij de vorige dag zo heeft ontroerd.

De oude foto die ik trots aan mijn vrienden liet zien, was verre van flitsend, maar trok op een bepaalde manier wel de aandacht. In een wat donker Italiaans restaurant zaten we te genieten van een verrukkelijke Italiaanse maaltijd terwijl ik de prent op tafel legde die ik 's middags in een stoffig winkeltje had gekocht. Het was een elftalfoto van Torino van eind jaren veertig van de vorige eeuw. Het papier was vergeeld en de randjes wat gevouwen. Het origineel moet zwart-wit geweest zijn, maar de prent was professioneel ingekleurd, wat je wel vaker ziet bij oude foto’s. Elf stoere mannen, gestoken in prachtige donkerrode tenues, kijken onbevreesd de camera in, klaar voor een wedstrijd. Op de achtergrond zie je vaag mensen op de tribunes die bovenaan zo abrupt ophouden dat het lijkt alsof de fans bovenin zo over de rand kunnen tuimelen.

Marina, de eigenaresse van ik schat in de zeventig, komt andermaal spumante serveren. Met een gracieuze zwaai zet de oude dame de fles op tafel waarbij haar blik op de foto blijft rusten. ‘’Ah, Toro-tifosi, glimlacht ze, wacht, ik ga Paolo even halen, hij zal het leuk vinden’’. Eigenaar Paolo komt aangeschuifeld, groet ons, pakt de foto en houd hem bestuderend onder het licht van de sfeervolle lamp. Hij schudt lichtjes zijn hoofd en lijkt even in gedachten verzonken, ‘’’’cinquanta anni’’ (vijftig jaren) geleden’’, mompelt hij, voordat hij zich weer tot ons richt. Hij vraagt of we weten wie de mensen op de foto zijn. Ik antwoord dat het een oude foto van Torino moet zijn maar dat ik de geschiedenis van die club voor de rest niet ken. De man kijkt even door het restaurant heen ziet dat het rustig is en schuift een stoel aan. ‘’Dit’’, zegt hij in typisch klinkend gebroken Engels, wijzend naar de foto in het midden van de tafel, ‘’dit is niet zo maar een elftal of een foto. Dit is een foto van het grote ‘squadra di Torino, het meest fameuze team dat Italië ooit heeft mogen kennen, dit is il grande Torino!’’ En hij steekt van wal.

Paolo vertelt en vertelt. Over het mooie eerste kampioenschap in de jaren veertig. Over ‘’il Capitano’’ Valentino Mazzola, die toch zeker de beste Italiaanse speler aller tijden is. Als het even niet liep stroopte deze aanvoerder altijd demonstratief zijn mouwen op om aan te geven dat hij de boel op ging jagen. We horen over de moeilijk oorlogsjaren. Over het grote elftal wat hen na WOII kracht gaf en geloof. Over de bijnaam ‘’I Granata’’ omdat ze van die prachtige wijnrode shirts dragen gecombineerd met een smetteloos witte broek en dat die hem nu nog steeds zo’n warm gevoel geven. Hoeveel plezier ze hem gegeven hebben. Over alle records die het team niet heeft gevestigd die nog steeds bovenaan alle lijsten staan. Ja ze hadden hun records zelfs uit kunnen breiden als niet…als niet… Hij stokt, zijn ogen worden vochtig en hij is even stil. Daarna vervolgt hij zachtjes: ‘’het lot heeft anders beschikt. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, wij kunnen Hem niet altijd begrijpen. ’’ Hij slaat een kruis. Dan staat hij op en gebaart ons om hem te volgen.

De oude man leidt ons naar de andere hoek van het restaurant waar een enorme zwart-wit foto de muur bedekt. Op de afbeelding zien we tienduizenden mensen op het nostalgische ‘’Palazzo Madame’’ in het centrum van Turijn. Tussen hen door rijdt een stoet oude vrachtwagens met op elk doodskisten en bloemkransen. Zachtjes vervolgt Paolo zijn verhaal en verteld ons over de grote ramp die Torino trof. Op 4 mei 1949 vloog het elftal van Torino naar Turijn vanuit Lissabon, waar het een oefenwedstrijd had gespeeld tegen Benfica ter ere van de Portugese sterspeler Francisco Ferreira. In de stromende regen en dichte mist stortte het Fiat G2 12-toestel in de vroege morgen neer in de heuvels van Turijn. De brokstukken kwamen tot stilstand tegen de ‘’Basilica di Superga’’, een oude kerk, en alle 31 inzittenden,waaronder het elftal van Torino, kwamen om het leven. Italië was diep geschokt. De afbeelding aan de wand is een vastlegging van de half miljoen mensen die hun helden de laatste eer bewijzen. Door het indrukwekkende plein, de oude vrachtwagens, de bloemen en de zee van mensen lijkt het een presidentiële begrafenis.

Onder de indruk van de tragedie van Torino nemen we onze plaatsen aan de tafel weer in. In stilte houdt Paolo de elftalfoto nog eens onder het licht van de lamp en noemt ons de namen van de spelers waarbij hij met zijn benige vinger telkens hard op het papier drukt om de juiste speler aan te wijzen. De namen staan er al onder maar het is goed zo. Het is op de een of andere manier ontroerend die oude man zijn helden te zien noemen. ‘’Valerio Bacigalupo’’, klinkt het,’’Aldo Ballarin, Virgilio Maroso, Pino Grezar, Eusebio Castigliano, Romeo Menti, Ezio Loic...

...Guglielmo Gabetto, Valentino Mazzola, Franco Ossola… Wat hadden die mannen een prachtige namen. Ik maak mij op deze paasmorgen weer los uit mijn gedachten aan de dag van gisteren. Het koor in de kerk schalt verder. En ik raak weer geboeid door hun grootse optreden. Het is Pasen, een eerbiedige feestdag waarop Christus de duivel voorgoed heeft overwonnen. Maar vanaf nu heeft vier april voor mij een extra dimensie gekregen. Op vier april heeft het grootste Italiaanse clubteam aller tijden het leven gelaten en zij verdienen mijn waardering. Torino is een fan rijker, met dank aan een team dat vijftig jaar geleden geschiedenis schreef.