Kenneth Taylor krijgt genadeloze kritiek na ‘kokervisie-achtige domheid’
Nico Dijkshoorn heeft afgelopen zaterdag kostelijk moeten lachen om Ajacied Kenneth Taylor, zo schrijft hij in zijn column in Voetbal International. De 62-jarige schrijver gelooft niets van de verklaring die de middenvelder gaf voor het juichen na zijn doelpunten tegen FC Emmen (3-3) en maakt de WK-ganger dan ook met de grond gelijk. “In al zijn kokervisie-achtige domheid begrijpt Kenneth blijkbaar niet dat zijn verklaring alles alleen maar erger maakt.”
“Ajax wankelt al weken”, aldus Dijkshoorn, die vervolgens het juichen omschrijft. “Iedereen bemoeit zich met de sfeer in het team, de trainer maakt een lamgeslagen indruk en toch besluit Kenneth na zijn eerste doelpunt de camera op te zoeken. Hij kijkt ons thuis recht aan en doet een vinger voor zijn lippen. We moeten ons bek houden. We moeten betalen om hem live op ESPN te kunnen zien voetballen, maar verder moeten onze lippen worden dichtgenaaid.”
Dijkshoorn noemt het een ‘keihard Louis van Gaaltje’: “Zolang we bewonderen krijgen we een aai over onze bol, maar als er kritiek komt omdat Ajax in Europese wedstrijden volkomen van het veld wordt geblazen, dan krijgen we straf en toont Kenneth ons wat hij wil: we moeten onze smoel houden.” Van de verklaring dat Taylor het juichen heeft overgenomen van basketballer Kobe Bryant, gelooft de auteur niets. Hij noemt het zelfs een ‘krankzinnige uitleg’.
“Kenneth Taylor denkt dat wij en de journalisten dat geloven, zijn snel met de perschef in elkaar geknutselde verklaring”, gaat Dijkshoorn verder, om vervolgens de genadeklap uit te delen. “In al zijn kokervisie-achtige domheid begrijpt Kenneth blijkbaar niet dat zijn verklaring alles alleen maar erger maakt, omdat hij met vrienden, tussen het voetballen door, naar basketballers zit te kijken en geniet van de manier waarop Kobe de televisiekijkers vertelt dat hij schijt heeft aan hun kritiek. Dat is het verontrustende aan Kenneth zijn uitleg: hij heeft blijkbaar niet eens meer in de gaten dat het een vernederend en hautain gebaar is.”