voetbalzone

Kashia: 'Dat vreet me op als ik 's avonds in bed lig'

Justus Dingemanse05 mrt 2017, 22:20
Laatst bijgewerkt: 05 mrt 2017, 22:20
Advertentie

Guram Kashia is bezig aan zijn zevende seizoen voor Vitesse en de Georgiër is inmiddels echt een jongen van de club geworden. Voetbalzone zocht de 29-jarige verdediger met rugnummer 37 op en verslaggever Justus Dingemanse sprak met hem over zijn jeugd, inspiratiebronnen, tijd bij Vitesse en ambities voor de toekomst. Eerder verscheen deel een van het driedelige interview waarin Guram vertelt over zijn jonge jaren. Vandaag deel twee over zijn zeven seizoenen bij Vitesse.

Hoe kwam Vitesse bij jou terecht?
“Het was in de tijd dat Merab Jordania de club net had overgenomen. In Georgië had ik wel eens over hem gehoord, maar kende hem verder niet. Mijn agent en vriend, Giorgi Gachokidze, kende hem wel goed. Hij bood me aan bij Jordania en die heeft toen een beetje rondgevraagd. Vitesse behaalde magere resultaten en stond verdedigend totaal niet. Ik kreeg een contract voor tien maanden en moest mezelf bewijzen. Ik kwam hier op woensdag en stond zondags al op het veld doordat Frank van der Struik tijdens de warming-up uitviel. Vervolgens ben ik eigenlijk nooit meer echt uit het elftal verdwenen.”

Hoe was die beginperiode?
“Ik kwam hier, kon geen woord Nederlands, amper Engels en was het de eerste keer op mijzelf zonder vader en moeder. Daarnaast moest ik opeens rechtsback gaan spelen en vier kilo verliezen, dus je kunt je wel voorstellen hoe lastig dat was. Gelukkig heeft de familie Jordania mij enorm geholpen en we zijn nog steeds goede vrienden. Merab is een normale man en helemaal gek van voetbal. Hij had ambities en die hij wilde realiseren. Hij wilde echt in vijf jaar een titel halen. Met jongens als Wilfried Bony en Theo Janssen was dat trouwens nog niet eens onmogelijk geweest.”

voetbalzone

Lag er veel druk op jouw schouders doordat je maar tien maanden had?
“Jordania legde me geen druk op, maar ik mezelf wel. Ik nam mijn verantwoordelijkheid met zo’n grote familie achter me. Dit was mijn kans overal voor te zorgen, mijn eerste horloge te kopen, een auto en een huis. Ik rook mijn kans en ging ervoor. Engels leren, goede wedstrijden spelen, maar het team was er nog niet helemaal klaar voor. De club was chaotisch na alle veranderingen en trainers wisselden snel. Ik begon onder Theo bos, maar heb nu bij Vitesse acht verschillende trainers gehad.”

Werd je niet helemaal gek van al die coaches die steeds andere dingen van je wilden?
“Nee, met alle coaches had ik goede relaties en was er veel respect over en weer; allemaal intelligente, fatsoenlijke mannen. John van de Brom was het meest bijzonder omdat ik onder hem aanvoerder werd, maar ik heb geen favoriet. Van allemaal heb ik dingen geleerd over het voetbal en de systemen. Daarnaast was ik erg geïnteresseerd in hoe zij met de druk om gingen. We kunnen het over druk op spelers praten, maar een trainer heeft dat tien keer meer. Als dingen misgaan, zijn zij degenen die er op aangekeken worden of ontslagen worden. Dat is een hele andere druk. Ik bestudeer dat om van te leren, want na mijn carrière als speler wil ik in het voetbal werkzaam blijven. Ik wil alle goede en slechte dingen zien en bepalen hoe ik het straks zelf ga doen.”

Dus je bent jezelf daar nu al actief op voor aan het bereiden?
“Ja. Ik luister bijvoorbeeld ook veel audioboeken zoals autobiografieën en andere sportboeken. Ik ben dyslectisch, dus dat is een mooie oplossing. Ik heb laatst nog een boek van Ruud Gullit geluisterd. Hij weet zoveel van voetbal en de kleine details en onze visies sluiten goed bij elkaar aan. Of dat boek van Carlo Ancelotti, geweldige ervaring! Hij is echt de Don Corleone van het voetbal met zijn levensstijl en die wenkbrauwen als hij boos is. Hij vertelde over de voetballers, de relaties en wat er gebeurde in de kleedkamer met bijvoorbeeld Sergio Ramos. Het kost heel weinig om daarnaar te luisteren, maar het is een enorme investering in jezelf. Leren van de ervaringen die zij hadden.”

Hoe kijk je naar je periode bij Vitesse?
“In tegenstelling tot de chaos aan het begin is Vitesse nu een hele stabiele club en ik ben daarin meegegroeid. We hebben nog steeds ambities, maar zijn realistischer. Verder ben ik ben trots op wat ik hier gedaan heb. Toen ik kwam woog ik 78 kilo. Inmiddels weeg ik 86 en heb ik een vetpercentage van 8,4%. Ik heb de talen geleerd en ben van ver gekomen. Vandaag zit ik hier met jou, verslaggever van de grootste voetbalwebsite van Nederland. Ook dat soort dingen zijn een prestatie voor me; dat jij geïnteresseerd in me bent. Vroeger was ik letterlijk niemand en nu roepen soms twintig duizend mensen ‘Guram! Guram!’. Dat maakte me trots en tevreden en geeft me nog altijd kippenvel.”

Geven die 20.000 mensen naast kippenvel ook een bepaalde druk?
“Weet je wat ik het allerergste vind als ik een wedstrijd verloren heb? Dat ik na de wedstrijd het gevoel heb dat ík die mensen teleurgesteld heb. Zij geloven in mij en dat maakt iedere verliesbeurt, zeker thuis, zó enorm pijnlijk. Na de wedstrijd realiseer ik me wat ik allemaal beter had kunnen doen en vraag ik me af waarom ik een op een bepaald moment een sliding maakte terwijl ik op mijn benen had kunnen blijven staan. Dat soort dingen vreten me echt op als ik ’s avonds mijn ogen dichtdoe om te gaan slapen. Dan denk ik aan die mensen. De ene week schreeuwen ze je naam als je scoort tegen Feyenoord en de volgende week verprutsen we het tegen Willem II en schaam je je kapot.”

Waar moet jij het in je spel van hebben?
“Van emotie. Neem de wedstrijd tegen FC Groningen; ik speelde niet op emotie en de coach wisselde me na een helft. Ik was boos op alles en iedereen, maar vooral op mezelf en heb mezelf gestraft. Ik deed niet wat ik moest doen en gedroeg me niet naar mijn eigen waarden. Als ik op emotie speel, kan ik een goede speler zijn. Als ik het echter op klasse probeer, blijft er weinig over. Ik moet altijd 100% geven, maar soms is het lastig op dat energieniveau te komen. Ik zweer het je, soms loop ik voor een duel naar het toilet om mezelf in mijn gezicht te slaan en wakker te maken of drink ik veel koffie om mezelf op te peppen. Ik moet dat energieke gevoel hebben.”

voetbalzone

Vorig jaar verloor je kort je plaats in de basis, hoe kijk je daar op terug?
“Grappig genoeg heel positief. Tuurlijk, ik heb vijf wedstrijden gemist, maar ik heb er inmiddels ook ruim tweehonderd gespeeld. In die periode heb ik geleerd hoe en wisselspeler zich voelt. Ik had dat nooit meegemaakt, want ik zat altijd bij de eerste elf. Je training is anders, je speelt met het tweede en je valt een beetje buiten de groep en uit het ritme. Dat was leerzaam, ook als ik later wil coachen. Wisselspelers hebben specifieke aandacht en vertrouwen nodig. Informatie over wat er gebeurt, want het is vaak verwarrend. Maar voor de duidelijkheid: mijn leven is voetballen en als ik niet speel ben ik ongelukkig. Sommige spelers kunnen er beter mee omgaan, maar ik was er echt ziek van.”

Je bent zelden geblesseerd, hoe zorg je voor jezelf?
“Ik train regelmatig voor mezelf. De truc is dat je de goede oefeningen doet. Voordat je naar bed gaat kun je in twintig minuten enorm investeren in je lichaam door te herstellen van de inspanningen gedurende de dag door stretchen en herstelmassages. Ik gebruik bijvoorbeeld dagelijks een foamroller, want ik wil er alles aan doen zo lang mogelijk voetbal te kunnen spelen en mijn niveau vast te houden. Misschien doe ik veel te veel, zo zei Fred Rutten vaak: ‘soms is rust de beste training’. Het is lastig te zeggen wie er gelijk heeft en ik probeer vooral naar mijn lichaam te luisteren. Als het niet lekker voelt of gaat, stop ik met trainen.”