Joey Veerman en Zian Flemming kunnen noodgreep nog overwegen
In samenwerking met BMDW Advocaten, specialist in het (inter)nationale sportrecht, duikt Voetbalzone in de wereld van het sportrecht. Met ditmaal aandacht voor de mogelijkheden die spelers hebben om een transfer te forceren: wat kan Joey Veerman in theorie doen aan zijn hoge prijskaartje? Hoe belangrijk is een 'verstoorde werkrelatie', zoals die tussen Mohamed Ihattaren en PSV, bij een poging om een transfer te forceren?
Door Cas de Jong
Veerman uitte onlangs zijn ongenoegen over het feit dat sc Heerenveen tussen de tien en twaalf miljoen euro voor hem verlangt. Veerman zag eerder al een bod van Hellas Verona van naar verluidt vijf miljoen euro afgewezen worden door de leiding van Heerenveen en nu lijkt Rangers uit Schotland ook af te haken. De 22-jarige middenvelder baalt van het standpunt dat de club inneemt wat betreft een eventuele transfer, zo blijkt. "Volgens mij hebben de Italianen een heel redelijk bod neergelegd, maar als ik dan hoor wat Heerenveen vraagt kan het weleens een heel moeilijk verhaal worden", zei Veerman begin juli in gesprek met Voetbal International. "Tien tot twaalf miljoen euro, dat vind ik gekkigheid. Na een coronajaar met lege stadions is het geld overal wel zo'n beetje op. Dan vind ik dit eerlijk gezegd echt nergens op slaan."
Eenzelfde situatie speelt zich momenteel af omtrent Zian Flemming van Fortuna Sittard. Flemming staat in de belangstelling van verschillende clubs. Onder meer hebben het Engelse Nottingham Forest en het Italiaanse Empoli hebben zich concreet bij Fortuna gemeld. De club uit de Serie A heeft naar verluidt inmiddels twee keer een bod neergelegd. Fortuna wenst enkel mee te werken aan een transfer indien er miljoenen betaald worden, terwijl het Flemming vorig jaar voor 200.000 euro van PEC Zwolle heeft overgenomen. Flemming kan een veelvoud verdienen van zijn salaris in Sittard. Bovendien wil hij op sportief vlak ook een stap te zetten en daarom hoopt hij op medewerking van de club waar hij momenteel nog een contract heeft tot medio 2024.
Hoewel Veerman en Flemming zich tot op heden nog netjes blijven gedragen, bestaan genoeg voorbeelden waarbij een speler negatief gedrag begint te vertonen om een transfer te forceren. PSV-talent Mohamed Ihattaren meldde zich recentelijk ziek in Eindhoven, maar werd wel gespot in Frankrijk. Inmiddels is zelfs bevestigd dat hij in Frankrijk verbleef om met zaakwaarnemer Mino Raiola te overleggen hoe zijn toekomst eruitziet. Duidelijk is dat een terugkeer naar PSV met deze houding vrijwel ondenkbaar is: niet alleen is de relatie met trainer Roger Schmidt verziekt, maar een ziekmelding in cruciale Champions League-tijden zorgt ervoor dat ook de fans niet langer achter hem staan.
Ook internationaal worden er fratsen uitgehaald om een transfer te forceren. Zo verscheen in de Engelse media dat Harry Kane niet was komen opdagen op de training van Tottenham Hotspur. De vakantie van de Engelse spits zit er officieel op, maar hij heeft ervoor gekozen om zijn huidige club links te laten liggen. Volgens Sky Sports en Fabrizio Romano heeft dat alles te maken met de transferwens van de spits. Kane zou vinden dat hij een ‘gentlemen’s agreement’ heeft met the Spurs over een vertrek deze zomer. De Londense club wil daar niet aan meewerken en had gehoopt dat de goaltjesdief gewoon op de training was verschenen. Deze berichtgeving is volgens Kane echter volstrekt onjuist.
Aangezien de regelgeving in Nederland verschilt met de internationale regelgeving, zal BMDW Advocaten in deze bijdrage uitweiden over de vraag hoe kansrijk het is om een transfer in Nederland te forceren.
Arbitrageprocedures in Nederland
Er zijn relatief weinig echte ‘transfergeschillen’ in Nederland. In de (op de website van de KNVB gepubliceerde) lijst van rechtspraak van de arbitragecommissie van de KNVB staan in ieder geval geen vonnissen waarin bijvoorbeeld een transfervergoeding niet werd betaald. In een aantal gevallen betrof het een transfergerelateerde zaak tussen een voetbalclub en een speler. In dit geval ging het dan veelal om een verzoek van een speler om zijn spelerscontract met de club te ontbinden wegens gewichtige redenen en voerde de speler aan dat er bijzondere omstandigheden aanwezig waren die de ontbinding rechtvaardigden. De bijzondere omstandigheden worden in ieder concreet geval getoetst en zijn afhankelijk van alle in dat concrete geval spelende omstandigheden. Het gaat bijvoorbeeld om de vraag of partijen al dan niet beoogd hebben een voorziening te treffen over de mogelijkheid van een tussentijdse beëindiging, of over de vraag of er sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie. Ook valt te denken aan overwegingen als: is er sprake van een aanmerkelijke sportieve én financiële positieverbetering? De lengte van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, de tijd dat de overeenkomst al heeft voortgeduurd, de leeftijd van de speler, of de arbeidsovereenkomst recent is gesloten of verlengd, alsmede het tijdstip waarop en met ingang waarvan de ontbinding wordt verlangd, zijn eveneens relevante factoren.
In het kader van de arbitrageprocedures van spelers die wilden afdwingen dat ze de overstap konden maken naar een andere club werd met name getoetst door de arbitragecommissie of er sprake was van een aanmerkelijke sportieve en financiële positieverbetering en/of van een verstoorde werkrelatie.
De arbitragecommissie van de KNVB zag daarin echter niet snel aanleiding om mee te werken. In de bekende KNVB-arbitragezaken van de gebroeders De Boer en Ajax, Georgios Samaras en sc Heerenveen, Luis Suárez en FC Groningen, werden de verzochte ontbindingen door de spelers door de arbitragecommissie allemaal afgewezen. Daardoor konden de gebroeders De Boer, Samaras en Suárez niet de overstap maken naar respectievelijk Barcelona, Manchester City en Ajax. De meeste spelers die door de arbitragecommissie in het ongelijk werden gesteld, vertrokken uiteindelijk tóch naar de gewenste club. Een arbitrageprocedure kan dus worden gezien als een drukmiddel, waarbij de verhoudingen tussen speler en club op scherp worden gezet.
Punten waaraan de arbitragecommissie onder andere toetst zijn zoals gezegd:
a) Mogelijkheid van een tussentijdse beëindiging;
b) Sportieve verbetering;
c) Financiële verbetering; en/of
d) Verstoorde werkrelatie.
Mogelijkheid van een tussentijdse beëindiging
Tim Bakens spande in 2007 succesvol een arbitragezaak aan tegen RKC Waalwijk. “De 650.000 euro aan transfersom die RKC vraagt, staat in geen enkele verhouding tot zijn salaris en de duur van zijn contract”, meende de advocaat van Bakens, aangezien zijn cliënt het jaar daarop ook nog eens transfervrij was. Bakens verzocht de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst omdat hij zich sportief en financieel kon verbeteren. Bovendien zou de verstandhouding tussen hem en de club verstoord zijn.
De arbitragecommissie stelde vast dat de partijen in de arbeidsovereenkomst expliciet hadden verwezen naar de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging. De arbitragecommissie concludeerde hierdoor dat de bepalingen niet anders uitgelegd konden worden dat dat aan Bakens de expliciete mogelijkheid werd gegeven om aan het einde van het seizoen de arbeidsovereenkomst tussentijds te (doen) beëindigen onder betaling van een vergoedingssom aan RKC. Hierdoor diende RKC mee te werken aan de tussentijdse beëindiging. Door dit niet te doen was volgens de arbitragecommissie sprake van een zodanige omstandigheid dat ontbinding gerechtvaardigd was. De arbitragecommissie stelde op basis van billijkheid (een instrumentarium voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding ontbrak volgens de commissie) een vergoeding vast ter hoogte van 400.000 euro, waarbij rekening werd gehouden met het huidige en toekomstige salaris van Bakens, de resterende contractduur, de tijd dat Bakens bij RKC had gespeeld, de bijdrage die RKC had geleverd aan de ontwikkeling van Bakens en het feit dat RKC nog maar weinig tijd had om een vervanger aan te trekken. Uiteindelijk bepaalde de arbitragecommissie dat de arbeidsovereenkomst ontbonden diende te worden onder toekenning van een vergoeding van 400.000 euro.
In de uitspraken van Bakens, Samaras en Suárez waren (in meer of mindere mate) bedingen opgenomen over het tussentijds beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Dit zijn zeer gebruikelijke clausules die in vrijwel alle arbeidsovereenkomsten van voetballers in Nederland worden opgenomen. In de verschillende gevallen interpreteert de arbitragecommissie de ene keer wel en de andere keer niet dat er sprake is van een geldig beëindigingbeding. In het geval van Bakens concludeerde de arbitragecommissie dat de bepaling in de arbeidsovereenkomst het mogelijk maakte om de arbeidsovereenkomst te beëindigen terwijl in die bepaling enkel stond dat de speler de arbeidsovereenkomst aan het einde van het seizoen kon beëindigen. Op een ander tijdstip dan het einde van het seizoen kan er dus geen beëindiging plaatsvinden. Bij de zaak-Suárez oordeelde de arbitragecommissie dat er geen beding tot tussentijdse beëindiging was overeengekomen. Dit terwijl in de bepaling enigszins gelijke formuleringen waren opgenomen als in de arbeidsovereenkomst van Bakens: “Bij tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst na het seizoen 2006/2007 (...)” en “Bij een tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst na 1 september 2007 (...)”. Bovendien werd in de bepaling van de arbeidsovereenkomst van zowel Bakens als Suárez de vergoeding geregeld die de spelers krijgen mochten zij vertrekken. Toch is de interpretatie en daarmee de beslissing van de arbitragecommissie verschillend: bij Bakens wel de mogelijkheid tot tussentijdse ontbinding en bij Suárez geen tussentijdse ontbindingsmogelijkheid. Mede hierdoor bestaat er nog onzekerheid met betrekking tot dit vraagstuk en hoe de arbitragecommissie van de KNVB dit per geval zal beoordelen.
Sportieve verbetering
In het verleden nam FC Groningen in de Suárez-zaak het standpunt in dat Ajax geen sportieve verbetering was ten opzichte van FC Groningen. De advocaat van FC Groningen stelde dat beide clubs in dezelfde competitie speelden en uitkwamen in hetzelfde Europese toernooi. De arbitragecommissie stelde Suárez in het ongelijk. “Er is sprake van een sportieve verbetering bij een overgang van FC Groningen naar Ajax, maar de verschillen tussen de recente prestaties van beide clubs zijn niet zodanig dat gesproken kan worden van onmiskenbare aanmerkelijke sportieve verbetering”, stelde de arbitragecommissie. De arbitragecommissie liet in de uitspraak ook meewegen dat Suárez aan het eind van het seizoen in de media had laten weten dat hij nog een seizoen voor FC Groningen wilde spelen, terwijl het volgens de arbitragecommissie voor de Groningers onmogelijk was om voor het einde van de transferperiode een speler van hetzelfde kaliber aan te trekken.
Voor sportieve verbetering wordt onder andere gekeken naar (beker)competitie, spelen van Europees voetbal, resultaten uit het recente verleden en toekomstige ambitie, zo liet de arbitragecommissie doorschemeren in de arbitrageprocedure tussen Arjan Magielse en RBC Roosendaal.
Financiële verbetering
Ook een financiële verbetering is ruim te interpreteren. Hoe dusdanig veel meer een speler bij een geïnteresseerde club moet gaan verdienen, is niet vastgelegd. In de zaak Alfons Arts tegen SC Cambuur uit 1997 achtte de arbitragecommissie een financiële verbetering aanwezig indien het basissalaris verdubbelde en het premiestelsel en tekengeld een extra financiële verbetering betekende. Substantieel financieel verbeteren wordt in ieder geval aangenomen indien het salaris zeer ruim boven het huidige salaris ligt. De arbitragecommissie was in de zaak-Samaras van oordeel dat een substantiële financiële en sportieve verbetering niet altijd een gegeven is als een speler van een Eredivisie-club naar een Premier League-club gaat. Het verzoek van Samaras tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedurende het seizoen werd dan ook afgewezen, ondanks dat hij naar een Premier League-club kon.
Verstoorde werkrelatie
Ook Bas Dost bewandelde de weg naar de arbitragecommissie na interesse van Ajax. Dost stelde in de arbitragezaak tegen sc Heerenveen dat er sprake was van een vertrouwensbreuk en dat hij zich bij Ajax bovendien zowel financieel als sportief kon verbeteren. Heerenveen had Dost in de zomer van 2010 voor 3,1 miljoen euro overgenomen van Heracles Almelo. Aan het begin van het seizoen stond de aanvaller in het basisteam, maar hij raakte zijn plek kwijt. Begin december had Dost met de clubleiding en trainer Ron Jans een eerste gesprek over zijn positie bij Heerenveen. Dost zette een streep onder het verleden en ging opnieuw voor zijn kans. Toen hij direct na de winterstop te horen kreeg dat zijn situatie niet was veranderd, knakte er naar eigen zeggen iets bij Dost.
Heerenveen gaf tijdens de zitting echter aan dat daar geen sprake van was en wees de commissie op het feit dat Dost in het seizoen pas één keer geen deel uitmaakte van de selectie. De arbitragecommissie stelde Heerenveen uiteindelijk in het gelijk. Een arbeidsrelatie wordt alleen als onherstelbaar bestempeld als een goed gesprek of mediation het probleem niet kan verhelpen. Dit is alleen in heel bijzondere situaties het geval. Zijn verleden in een Ajax-pyjama kon Dost hier niet redden.
Gewonnen arbitrageprocedures
Naast Bakens zijn er nog twee bekende arbitrageprocedures die werden gewonnen door de speler: de zaak van Bernard Hofstede tegen VVV Venlo en de zaak van Arthur Numan tegen FC Twente.
Hofstede
Een van de weinige spelers die een arbitragezaak gewonnen heeft is Bernard Hofstede. De verdediger wilde in de zomer van 2005 zijn club VVV-Venlo verruilen voor Heracles Almelo. Hofstede verzocht de arbitragecommissie om zijn contract te ontbinden en te bepalen dat VVV op straffe van een dwangsom van 5.000 euro per dag diende mee te werken aan zijn overschrijving.
Allereerst meende de arbitragecommissie dat in bijzondere gevallen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontbonden kon worden. Uitgangspunt is echter dat de arbeidsovereenkomst dient te worden nagekomen.
De arbitragecommissie boog zich over de volgende feiten: Hofstede verdiende bij VVV op basis van een contract voor bepaalde tijd 2.589 euro per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Bij Heracles kon Hofstede voor twee jaar tekenen, met een optie voor nog een jaar. In het eerste jaar zou hij 75.000 euro verdienen (6.250 euro per maand), in het tweede jaar 85.000 euro, met een premiegarantie van 10.000 euro. Als Heracles de optie zou lichten en in de Eredivisie zou blijven, steeg zijn salaris in het derde jaar naar 110.000 euro, plus vakantietoeslag, collectief vastgestelde premies en een leaseauto.
Op sportief vlak woog de arbitragecommissie dat Hofstede van VVV, op dat moment een club uit de Eerste divisie, naar Eredivisie-club Heracles kon. Het iedere week kunnen spelen op Eredivisie-niveau leverde voor de arbitragecommissie wel een aanmerkelijke sportieve verbetering op. Hierbij werd opgemerkt dat Hofstede iedere week op het hoogste niveau kon spelen tegen diverse topclubs als PSV, Ajax en Feyenoord.
De arbitragecommissie sprak het vonnis uit dat het contract tussen Hofstede en VVV per direct ontbonden kon worden, door betaling van 125.000 euro. De arbitragecommissie gaf als argumentatie dat de speler zich sportief en financieel aanmerkelijk zou kunnen verbeteren. Daarbij achtte de arbitragecommissie het echter wel redelijk dat een vergoeding werd betaald, omdat VVV op zoek moest gaan naar een vervangende speler waarbij het aannemelijk was dat de club aan die speler een hoger salaris zou moeten betalen, plus een afkoopsom aan diens club.
Numan
Arthur Numan spande een arbitrageprocedure aan omdat FC Twente geen medewerking wilde verlenen aan zijn overgang naar PSV. De Enschedese clubleiding had overeenstemming bereikt met Manchester City, dat 5 miljoen gulden voor de speler wenste te betalen (Twente kocht hem twee jaar eerder voor 750.000 gulden van HFC Haarlem), maar Numan zelf had totaal geen zin in een avontuur bij de Engelse subtopper. Hij had zijn jawoord gegeven aan PSV, dat bereid was 2,5 miljoen gulden voor de transfer uit te trekken. Te weinig, oordeelde Twente. De PSV-onderhandelaars werden de deur gewezen. De toenmalig aanvoerder van Jong Oranje nam daar geen genoegen mee, omdat hij meende zich financieel en sportief behoorlijk te kunnen verbeteren. Twente bestreed dat, deed de Beverwijker een verbeterde aanbieding, maar de arbitragecommissie stelde Numan op alle punten in het gelijk.
De commissie besloot dat Twente en Numan het contract, dat tot 1 juli 1994 doorliep, binnen twee weken moesten ontbinden. PSV kreeg tot 4 augustus de tijd de 2,8 miljoen gulden aan Twente te betalen.
Conclusie
Allereerst is het uitganspunt dat een arbeidsovereenkomst dient te worden nagekomen. Echter, indien een speler, bijvoorbeeld Veerman of Flemming, een transfer zou willen forceren kan hij naar de arbitragecommissie van de KNVB stappen, maar hoe de arbitragecommissie elk geval zal beoordelen is vooraf lastig te zeggen. De arbitragecommissie zal hierbij toetsten aan de volgende voorwaarden:
a) Mogelijkheid tussentijdse beëindiging;
b) Sprake van een aanmerkelijke sportieve positieverbetering;
c) Sprake van een financiële positieverbetering;
d) Sprake van een verstoorde werkrelatie.
Uit de uitspraken van de arbitragecommissie blijkt dat er niet snel in het voordeel van de speler wordt beslist. De werkrelatie tussen Veerman en sc Heerenveen en Flemming en Fortuna is (nog) niet verstoord, dus dit kan in een eventuele procedure niet worden aangevoerd, maar het is duidelijk dat als Paris Saint-Germain zich zou melden voor Veerman, en niet verder zou willen gaan dan vier miljoen euro, dit een heel ander licht op de kwestie zal doen werpen.