voetbalzone

‘Je wil niet weten wat er allemaal vanaf de tribune op me gegooid werd’

Chris Meijer27 okt 2018, 21:50
Laatst bijgewerkt: 27 okt 2018, 21:50
Advertentie

Zes jaar geleden besloot Pieter de Jongh het roer om te gooien. De oefenmeester werkte vijftien jaar lang bij verschillende amateur- en profclubs in Nederland, maar zag weinig perspectief om zijn ambities als trainer te kunnen vervullen. Op zijn 41e koos De Jongh daarom voor een dienstverband in het buitenland, met het Olympisch team van Moldavië als eerste halte. Het bleek het startschot van een bijzonder avontuurlijke loopbaan, die hem het meest recent in Swaziland bracht. Dit is het bijzondere verhaal van De Jongh.

Door Chris Meijer

Op zijn 26e stond De Jongh voor het eerst zelfstandig aan het roer bij eersteklasser VRC uit Veenendaal. De in het Gelderse Asperen geboren trainer werkte voor die tijd bij de KNVB en als jeugdtrainer bij RKC Waalwijk. Dat hij al op zeer jonge leeftijd als hoofdtrainer aan de slag kon, had hij gedeeltelijk te danken aan Wim Rijsbergen. De Jongh spreekt van een bijzondere band met de oud-international en noemt hem een ‘soort mentor’. “De club was angstig vanwege mijn leeftijd, maar Wim heeft een goed woordje voor me gedaan. Hij heeft veel in het buitenland gezeten, dus dat was voor mij ook wel een voorbeeld. Hij is geen makkelijke man, is eerlijk en direct. Dat ben ik ook. Dat is in Nederland lastig. Wim heeft op een ongelofelijk hoog niveau gevoetbald en getraind en is iemand met enorm veel verstand van voetbal”, vertelt De Jongh in gesprek met Voetbalzone. De oefenmeester was een soort ‘laptoptrainer’ avant la lettre. “Ik denk zelf dat ik een veel langere weg heb moeten afleggen om hier te komen. Ik heb er meer voor moeten doen. Een hele goede voetballer is niet per se een goede trainer, daar zijn genoeg voorbeelden van.”

De Jongh werkte vervolgens bij Heerjansdam, De Zuidvogels, FC Den Bosch, RKSV Schijndel, FC Dordrecht, Vitesse Delft, KFC, SC Woerden, ASV Dronten en SDC Putten. Daarnaast liep hij stage bij AZ in de tijd dat Ronald Koeman (‘een fantastische persoonlijkheid, een echte winnaar, een goede trainer met wereldervaring en dankbaar dat ik bij hem stage mocht lopen’) aan het roer stond in Alkmaar. “Ik had in Nederland alles getraind wat ik wilde, waardoor ik besloot om naar het buitenland te gaan. Ik wilde fulltime in het voetbal werken. In Nederland is dat misschien wel mogelijk, maar lastig. Ik heb een bepaald stempel als trainer. De grote clubs in Nederland zitten niet te wachten op mij.” In eerste instantie leek het bondscoachschap van Myanmar het eerste buitenlandse avontuur te worden van De Jongh, maar doordat hij de ‘verkeerde mensen’ vertrouwde, ging dat niet door. Uiteindelijk trok hij in de zomer van 2012 naar Moldavië, waar hij bondscoach werd van het Olympisch team. “Toen ik voor het eerst naar het buitenland ging, was het voor mij ook niet makkelijk. Ik heb een mooi jaar gehad, maar vond het ook moeilijk om in mijn eentje daar te zitten. Voor mij was het nieuw, om te kijken of ik het aankon.”

voetbalzone

Na een jaar in Moldavië te hebben gewerkt, ging De Jongh bij het Hongaarse Honvéd aan de slag als technisch directeur. “De club van Ferenc Puskás, dat was fantastisch. Gemakkelijk was het niet, want Honvéd heeft een van de beste jeugdopleidingen van het land. Ze wilden alleen op een Italiaanse manier werken, dat botste een beetje met mijn ideeën.” Een van de redenen dat De Jongh Boedapest in de zomer van 2014 verliet, was de Italiaanse coach Marco Rossi. “Hij had niet mijn visie. Ik wilde Wim Rijsbergen daar neerzetten als coach. Ik kende hem, wist dat ik hem blind kon vertrouwen, kende zijn kwaliteiten en hij heeft op het allerhoogste niveau gespeeld. Ik kreeg het er niet doorheen, om verschillende redenen.”

De Jongh was slechts een aantal weken terug in Nederland, alvorens hij het volgende avontuurlijke dienstverband aangeboden kreeg. Via via meldde de Keniaanse topclub AFC Leopards zich bij hem. “Ik kende die club niet, omdat het voetbal in Afrika nieuw voor mij was. Ze zeiden dat ik direct moest komen, ze wilden binnen twee dagen een ticket opsturen om naar Nairobi te vliegen. Ik zei: oké, maar zo werkt het niet. Ze hebben vervolgens contact gezocht met mijn agent en zo is alles gladgestreken.” AFC Leopards is een van de twee topclubs in Kenia, naast aartsrivaal Gor Mahia. Dat de club een achterban van circa negen miljoen fans heeft, merkte De Jongh bij zijn aankomst in Nairobi al. “Toen ik aankwam, stonden er al fans op me te wachten op het vliegveld. Een paar dagen later werd ik gepresenteerd in het nationale stadion, dat was geweldig. Televisie- en radioverslaggevers waren erbij, het was echt schrikbarend.”

Direct na zijn komst bij AFC Leopards stond de CECAFA Nile Basin Cup op het programma in Soedan. Op het internationale toernooi bereikte De Jongh de finale, waarin Victoria University uit Oeganda te sterk bleek. “Ondanks dat we tweede werden, stonden er in Nairobi tienduizend mensen op het vliegveld toen we terugkwamen.” Een aantal dagen later wachtte de beladen derby tegen aartsrivaal Gor Mahia, die de ploeg van De Jongh met 3-1 wist te winnen. “Dat stadion zat afgeladen vol, met veertigduizend man. Dat was waanzinnig.” Na een jaar kwam er een einde aan de samenwerking tussen De Jongh en AFC Leopards. “Op gegeven moment kwamen er wat problemen, de president werd niet herkozen omdat er financiële problemen waren. Hij had wat meer geld uitgegeven dan er binnengekomen was. Dat is typisch Afrikaans. AFC Leopards heeft de afgelopen jaren zestien trainers gehad. Misschien is het een wereldrecord, ik weet het niet.”

Hoe was de eerste kennismaking met Afrika?
“Ik kom uit een land waar alles vrij goed geregeld is, als je denkt aan wegen en ziekenhuizen. Dat is in Afrika anders. Toen ik voor het eerst in Nairobi kwam, dacht ik: mijn God, waar ben ik beland? Ik wilde het vliegtuig naar huis pakken. Maar ja, ook dat is veranderd. In elk land zijn er gebieden waar je niet moet komen: Johannesburg, bepaalde stukken van Kaapstad. Dat is hetzelfde in Nairobi. Toen ik in Soedan in de bus zat met de spelers, dacht ik: wat is dit, joh? Grote armoede. Dat heb je niet alleen in Soedan, maar ook in landen als Mongolië en Indonesië. In Nederland zie je dat niet, in een andere context. In het begin vond ik dat pijnlijk, maar je leert ermee omgaan en jezelf te beschermen. Je bent natuurlijk een white person, als je niet oppast stelen ze zo je telefoon, portemonnee of horloge. Mij verbaast niks meer.”

“Natuurlijk is er corruptie, maar dat is er kennelijk in België ook. Bij bepaalde beslissingen denk je weleens: hoe is het mogelijk? Als je hier bij een club een halfjaar of een jaar zit, ben je een hele grote jongen. Je hebt met zoveel factoren te maken, met dingen die je niet in de hand hebt. Het enige waar je je staande mee kan houden, zijn de resultaten”, vervolgt De Jongh. Na zijn dienstverband bij AFC Leopards tekende hij bij het Zuid-Afrikaanse FC Cape Town. “Ben je weleens in Kaapstad geweest? Dat is een van de mooiste plekken ter wereld. De competitie in Zuid-Afrika is geweldig, met topaccommodaties. Het WK van 2010 heeft het voetbal daar qua infrastructuur zo'n boost gegeven. Alleen raakte de technische man John Comitis, met wie ik een goede verstandhouding had, op gegeven moment in conflict met de eigenaar. Ik zat daar een beetje tussenin.”

voetbalzone

Na zijn dienstverband in Kaapstad verliet De Jongh het Afrikaanse continent voor de voorlopig laatste keer. De bestemming in 2016 was Ulaanbaatar, de hoofdstad van Mongolië. Van tevoren wist De Jongh dat hij maar kort bij Ulaanbaatar City FC werkzaam zou zijn, omdat de Mongoolse competitie slechts drie maanden duurt. “De rest van de maanden is het veertig graden onder nul, dus kan er niet gevoetbald worden. Ik heb een Afrikaanse vriendin, op het moment dat we daar aankwamen was ze rood van de kou. Voor mij zelf was het ook wel wennen, want in de weken daarvoor was ik in Tanzania voor een lezing en een vakantie. Vanaf daar vloog ik door naar Mongolië, ging ik van 35 graden boven nul naar 35 graden onder nul.”

“Het voetbal in Mongolië maakt enorme sprongen, het nationale team boekt goede resultaten. Binnen nu en twintig jaar is de situatie in Mongolië hetzelfde als in China, ook omdat het economisch heel goed gaat daar. Dat wil je niet geloven”, gaat De Jongh verder. “Die eigenaar van Ulaanbaatar was een verschrikkelijk rijke man. Echt verschrikkelijk. Die man had iets van zesduizend werknemers. Hij is gek van het Nederlandse en Spaanse voetbal. Het trainingscomplex dat hij daar heeft laten bouwen, is gewoon een kopie van De Toekomst. Je weet niet wat je ziet.”

Na een aantal maanden in Mongolië keerde De Jongh terug in Afrika om technisch directeur van de Rwandese voetbalbond te worden. “Als ik daar wat wilde veranderen, moest het eerst langs allerlei verschillende commissies. Bij heel veel voetbalbonden komt het salaris van de overheid. Mijn salaris werd betaald door de minister van sport. Als je iets wil veranderen, zit je niet alleen te praten met het bestuur van de voetbalbond. De regering van Rwanda wil ook weten wat er aan de hand is. Niet iedereen heeft direct tijd, dus het duurt vrij lang voordat je dingen kunt veranderen.” Nadat de voetbalbond van Rwanda van president veranderde, kwam er een einde aan het dienstverband van De Jongh. “In Europa maakt het niet zoveel uit als de termijn van een president afloopt, maar in Afrika wel. Als de president vertrekt, kan je het vergeten. Dan ben je gewoon weg. Natuurlijk moeten ze je in dat geval afkopen, maar daar gaat het niet alleen om. Er is geen werksituatie meer. Die nieuwe president veranderde werkelijk alles.”

Tweets by NzamwitaVD

Zijn voorlopige laatste klus was het bondscoachschap van Swaziland, een ‘fantastische job in een fantastisch land’. “Er zijn wel wat problemen, bijvoorbeeld dat slechts één team in de competitie volledig professioneel is”, vertelt De Jongh. Zakenman Victor Gamedze wilde het voetbal in Swaziland professionaliseren. In januari werd de miljardair doodgeschoten bij een benzinestation. “Hij verdedigde mij overal in. We zaten die dag samen bij een wedstrijd te kijken en daarna zijn we gaan eten ergens. Hij was heel rijk, een miljardair, iemand met meer macht dan de koning. Een soort John de Mol, qua vermogen en business. Na het eten zijn we allebei naar huis gegaan en hij is neergeschoten. Ja... De volgende dag stond een foto in de krant van dat we met z’n tweeën zaten te eten. Toen was er voor mij geen reden meer om te blijven, qua veiligheid en support. Dat was shockerend.” De moord op Gamedze was voor De Jongh reden om Swaziland te verlaten, ondanks dat de intentie bestond om aan te blijven.

Hoe was het om als bondscoach in een Afrikaans land te werken?
“Als buitenlander moet je je aanpassen. Je kan niet zomaar gaan roepen dat je de Hollandse school wilt introduceren, of je nu in Afrika of Azië werkt. Zo werkt het niet. Als coach moet je kijken wat de cultuur is, wat de filosofie is. Dat heb ik altijd zo snel mogelijk gedaan. Ik ben een Nederlandse trainer, maar ik ben wel heel realistisch. Dat heb ik van Wim Rijsbergen geleerd.”

Waarin moest u in dat opzicht een compromis zoeken?
“In Swaziland had ik spelers in mijn team die een parttime-baan hadden of nog op school zaten. Daar moet je dan een beetje flexibel in zijn. Ze deden daar ook iets van ‘wassing’, dat is onderdeel van de cultuur. Dan gooien ze water over je heen. Ik vind het goed, zolang je het maar niet bij mij doet en niet in mijn tijd. Ja, niet dan? Ik heb regels, dat is heel simpel. Iedereen wist mijn programma. Dat ze in hun eigen tijd water op de spelers gooien, vind ik niet belangrijk. Ze geloven daarin, ik niet. Of je nu Pieter de Jongh of José Mourinho bent, je kan het niet veranderen en moet het respecteren.”

“Ik geef je een ander voorbeeld: als je in het buitenland speelt, moeten er een stuk of vijf bestuursleden van de bond mee. Ik heb liever dat er twee of drie extra spelers meegaan. We gingen meestal met achttien spelers en twee keepers weg, terwijl ik liever met 23 ging. Dat is Afrika. Soms veranderen ze de doktoren van de bond. De ene keer had ik die, de andere keer had ik de ander. Ik wilde helemaal niet dat het veranderde, ik wilde dezelfde dokter. Maar dat heeft dan weer met politieke redenen te maken”, gaat De Jongh verder. “De trainingsvelden in Swaziland waren geen biljartlakens. Om die reden ging ik met het nationale team in het stadion trainen, want ik ga niet op een slecht veld trainen. Als je zegt dat je in het nationale stadion wil trainen en dat het veld geregeld gesproeid moet worden, staan ze je aan te kijken. Dat moet je dan uitleggen. Vervolgens is de terreinknecht niet beschikbaar, omdat zijn werktijd erop zit. Je moet hier alles checken. Met Swaziland zouden we naar Niger gaan. Ik heb zes weken alles van tevoren alles besproken: dat ik een dag voor de wedstrijd in het stadion wilde trainen, hoe laat ik weg wilde en dat we een goed hotel wilden hebben. Alles stond op papier en was besproken, maar toen we in Niger kwamen, bleek het hotel volgeboekt te zijn. Staan we daar. Dus daar hebben twee of drie uur mee weggegooid, de spelers moesten in de bus blijven zitten. Dat zijn van die dingen. Daar moet je mee kunnen omgaan.”

Hoe gaat u daar mee om?
“Ik heb ook weleens staan te vloeken en te tieren, ik ben best wel een driftkikker. De KNVB heeft een vaste chauffeur, dat is hier niet het geval. De chauffeur heeft drie banen, die moet ook nog andere dingen doen. Dan kom je soms in de problemen. Ik heb weleens gehad dat ik op tijd wilde vertrekken, maar dat de chauffeur er nog niet was. Bleek dat hij eerst nog een andere opdracht had. Ik stond te koken, de algemeen directeur van de voetbalbond had hem eerst ergens anders naartoe gestuurd. In Swaziland gingen we ook weleens te laat weg, omdat de bus nog bij de garage bleek te staan. Dat kunnen wij ons niet voorstellen. Ik zeg altijd: als je in Afrika kunt werken, kun je overal werken. Als je je hier staande kunt houden, kan dat overal. Je hebt met zoveel dingen te maken: met organisatie, met een matige structuur.”

voetbalzone

Toch is er tussen De Jongh en Afrika sprake geweest van liefde op het eerste gezicht. Als hij nergens werkzaam is, woont hij met zijn Afrikaanse vriendin in Mozambique. De Jongh spreekt inmiddels een mengelmoes van Nederlands en Engels. “Ik mis Nederland niet, daar ben ik heel eerlijk in. Soms mis ik mijn vader en mijn moeder, natuurlijk. Er zijn momenten waarop het niet gemakkelijk is. Ik ben veel onderweg. In mijn ogen heb ik het redelijk gedaan tot nu toe. Maar ik wil meer, ben ambitieus. In Nederland was ik dat ook. Nadat ik stage bij AZ had gelopen, dacht ik: ik heb de kwaliteiten om trainer te zijn bij een betaald voetbalclub. In Nederland werd me dat niet gegund, om verschillende redenen.”

“Toen ik in 2014 naar Afrika ging, was iedereen sceptisch. Wat moet hij in Afrika? Maar je ziet het, er komen steeds meer Europese trainers naar Afrika. In Afrika ben je een hero, als je resultaten goed zijn. In Kenia was het voor mij niet mogelijk om over straat te lopen. Om de vijf meter moest ik op de foto of een handtekening uitdelen. Als ik ergens ging eten, stond de volgende dag in de media dat ik ergens was geweest. Aan de andere kant schieten ze op je als het slecht gaat. In Kenia verloren we eens een wedstrijd. Nou, je wil niet weten wat er allemaal vanaf de tribune op me gegooid werd.” Op korte termijn wil de oefenmeester weer aan de slag en aanbiedingen zijn er genoeg. “Ik wil niet zeggen dat ik iedere dag een aanbieding krijg, maar wel om de twee of drie dagen. Ik ben kieskeurig, wat dat betreft. Ik ga niet overal meer naartoe. Ik heb niet de illusie dat Real Madrid of Barcelona me morgen belt. Ik ben tevreden als ik bij een mooie club of bond mag werken. Op dit moment heb ik geen zin in de Keuken Kampioen Divisie, sorry. Dat is voor mij niet aantrekkelijk, zowel sportief als financieel niet. De top vijf van Nederland zal mij niet zo snel aanstellen. Dan denk ik: laat mij lekker in het buitenland werken.”