voetbalzone

‘Ironisch genoeg worden ze in de media vaak afgeschilderd als domme jongens’

Justus Dingemanse23 mrt 2018, 16:53
Laatst bijgewerkt: 23 mrt 2018, 16:53
Advertentie

In een karakteristiek pand in het centrum van Amsterdam zit BrainsFirst gevestigd. Een bedrijf dat groot is geworden door ontwikkeling van assessments en het testen van hersenfuncties. Directeur Eric Castien maakt de omzet met diensten voor het bedrijfsleven, maar realiseerde jaren geleden dat het fenomeen ‘voetbalintelligentie’, ondanks de immense omvang van de sport, onontgonnen terrein bleek. Daarop besloot de balverliefde CEO samen met een tweetal wetenschappers een methode te ontwikkelen om breinfuncties voor de voetbalsport in kaart te brengen, te testen en objectief te beoordelen. Voetbalzone ging op bezoek bij Eric om meer te horen over dit ambitieuze project waar hij de afgelopen jaren ieder vrij uurtje instak. Vandaag deel een van zijn driedelige betoog voor aandacht voor het voetbalbrein waarin hij vertelt hoe het allemaal begon.

Eric, wanneer ontstond het idee je te gaan focussen op onderzoek naar het voetbalbrein?
“Het zaadje is gepland langs de trainingsvelden van FC Barcelona. Tussen 2005 en 2012 werkte ik in de Catalaanse hoofdstad waar ik sportjournalistiek bedreef voor onder meer Sportweek. Daardoor stond ik vaak bij de trainingen op Camp Nou. Het was de periode dat Frank Rijkaard hoofdtrainer was en Mark van Bommel regelmatig wedstrijden speelde in het paarsblauwe tricot. Ik stond dan een beetje te kijken naar oefenvormen en hoe de spelers daarop reageerden. Dat was alleraardigst en na een poosje ga je proberen patronen te herkennen. Voor je het weet ga je er een mening over vormen en heb je de illusie voetbal te snappen, maar ik vond vooral de laag eronder interessant.”

De laag eronder?
“Het gedeelte dat niet direct opvalt. Ik begon te realiseren dat de spelers tussen de lijnen zeer intelligente dingen deden. Ironisch genoeg worden ze in de media vaak afgeschilderd als domme jongens. Vrijwel overal ter wereld is dat een gangbare typering: voetballers zijn domme jongens. Daar langs de Catalaanse velden besefte ik dat die stelling totaal onhoudbaar is. Die spelers deden dingen op een snelheid en met een complexiteit die ik amper kon volgen. Ik zou volledig nat gaan tussen die lijnen, maar desalniettemin word ik door de man op straat met mijn vwo en universiteit wel als slim betiteld. Dat hele framework van intelligentie klopte dus van geen kant.”

voetbalzone

En die voetbalintelligentie begon jou te fascineren?
“Ja, langs die lijn realiseerde ik het grootse belang ervan voor het eerst. Toen ik vervolgens in Madrid aan mijn boek De Koninklijke ging werken, kwam ik opnieuw in aanraking met de absolute top. Ik zag hoe obsessief er wordt gewerkt aan topprestaties, wat dat vergt en hoe groot het offer is dat daarvoor gebracht wordt. Maar zelfs op dat niveau worstelden ze met bepaalde zaken. Ik sprak met mensen over voetbalintelligentie dat ook wel gochme of uitgenastheid genoemd wordt. Iedereen is het erover eens dat het iets magisch is met daarbij altijd de belangrijke tekst: ‘dat heb je of dat heb je niet’. Terwijl van vrijwel alle andere factoren wordt gezegd dat ze min of meer trainbaar zijn. Toch is het juist dit specifieke kenmerk dat nodig lijkt te zijn op te klimmen naar de top van de voetbalpiramide. Gaandeweg realiseerde ik dat mijn aanname klopte en hakte ik de knoop door: als er nog zoveel winst is te behalen in de sport die ik het meest liefheb, moet ik daar iets mee doen.”

Dat lijkt me nogal een overgang van journalist naar voorvechter van het voetbalbrein?
“Ik ben professioneel nieuwsgier. Als ik iets op het spoor komt dat mij fascineert; dan laat ik niet meer los. Net zolang tot ik doorheb dat het niet klopt of niet lukt, pas dan laat ik los. Er zijn maar een paar dingen in het leven die ik echt interessant vind. Daar is voetbal, de meest belangrijke bijzaak uit het leven, er een van. Als je dan merkt dat in de absolute kern van de sport die je zo liefhebt iets over het hoofd wordt gezien, dan ben je wel knettergek als je daar niets mee doet. Daarnaast heb ik een ondernemersgeest en dacht: ik ga kijken of mijn ideeën kloppen, ik er wat mee kan en in de praktijk kan bewijzen dat ik waarde kan toevoegen aan de scouting en het proces van ontwikkeling.”

Hoe kon het dan dat er nog zo weinig meer werd gedaan?
“Mijn conclusie was dat theoretische deskundigen niet praten met de praktijkdeskundigen en omgekeerd. Zeker in die tijd waren het totaal gescheiden werelden. Bewegingswetenschappers waren net in opkomst en echt revolutionair. Zij faciliteerden nieuwe snelheid voor het spel waarin spelers fysiek een steeds hoger tempo aan konden. Daardoor werd het voetbal echter bijna primair gezien als een bewegingsactiviteit, terwijl het grotendeels een breinactiviteit is. Als spelintelligentie zó belangrijk is en kenners, sportpsychologen, bewegingswetenschappers en de voetballers zelf het niet kunnen uitdrukken in duidelijk taal, meten of objectief vaststellen, dan blijft het een meningencircus. Als speler A voetbalintelligenter is dan speler B, dan moet dat aan te tonen zijn en meetbaar gemaakt worden. Daar zag ik het braakliggend terrein, het was er nog niet en de behoefte duidelijk wel.”

voetbalzone

Je zegt voetbal is hoofdzakelijk een breinactiviteit. Kun je dat illustreren met een voorbeeld?
“Neem handelingssnelheid; een terugkerend stokpaardje van analisten en verslaggevers. In Nederland zou die veel te laag liggen. Wat ik dan bijzonder vind, is dat die vaardigheid vaak eenzijdig wordt gekoppeld aan fysieke capaciteiten. Alsof spelers het krachthonk in zouden moeten om hun explosiviteit te trainen. Maar wat is nou het allersnelst op het veld? Niet de benen van de speler, niet de bal, maar zijn gedachten. Als ze in de top van de Premier League de informatie een halve seconde sneller verwerken, dan hebben ze die voorsprong voordat de tegenstander überhaupt vertrekt. Dan lijkt het alsof ze sneller handelen, maar ze starten eerder waardoor ze sneller lijken. Het gaat niet zozeer om je been eerder optillen, maar om eerder realiseren dat je hem moet optillen. Intelligentie wordt in die discussie vrijwel helemaal buitenbeschouwing gelaten; ten onrechte!”

Hoe ben je concreet met je plannen aan het werk gegaan?
“Ik ben naar neurowetenschappers van de Universiteit van Amsterdam gestapt en gevraagd of er een spelintelligentietest beschikbaar was die breinfuncties kon meten. Die was er nog niet. We weten best wel wat van het brein, maar de toepassing is voornamelijk beperkt gebleven tot gezondheidszorg en onderwijs. In de zorg kan men goed vaststellen welke breindelen beschadigd zijn geraakt bij ziekte of een ongeluk en zijn ze goed in staat te bepalen hoe iemand teruggebracht kan worden naar beter of normaal functioneren. Voor wat ik wilde moest er eigenlijk een assesmenttest op basis van breinfuncties voor het inschalen van sportintelligentie ontwikkeld worden. Toevallig waren twee onderzoekers reeds bezig met het objectief meetbaar maken van breinfuncties. Zij waren direct enthousiast over het basisprincipe van mijn plannen. Zo zijn we in 2012 begonnen met de ontwikkeling ervan.”

voetbalzone

Wat waren de stappen die jullie moesten nemen?
“Onze basistaak was allereerst het eerlijk op waarde kunnen schatten van menselijk potentieel op biologische basis en niet op psychologische. Dus vanuit de hersenen in plaats van gedrag. Mijn behoefte was een spelintelligentietest waarbij breinfuncties van voetballers worden gemeten en verband wordt gelegd tussen voetbalprestaties van spelers en hun breinprofiel. Vervolgens wilde ik kijken of er specifieke breinfuncties waren die topvoetballers onderscheiden van mindere goden of doorsnee spelers. En natuurlijk welke dat zijn. Is er inderdaad een patroon te ontdekken en kun je dat gebruiken in de selectie en scouting. Is er op jonge leeftijd al een curve waardoor er voorspellingen te doen zijn? Werkt dat cognitief hetzelfde als het voorspellen van iemands lengte door een consultatiebureau?”

Kortom, in hoeverre speelt de nature van het brein een rol ten op zichte van de nurture?
“Precies, kwaliteit is altijd een onlosmakelijke combinatie van beide. Het is niet mogelijk zonder nature topvoetballers te kweken en andersom heeft ieder talent uitzonderlijk goede nurture nodig om uit te groeien tot een topspeler. Neem Lionel Messi, zonder de juiste biobouwstenen was het hem nooit gelukt, maar hij hoort ook bij de spelers die in hun leven de meeste trainingsuren hebben gemaakt. Het is en-en en niet of-of: ‘Greatness isn’t born, it’s grown.’ Neem een stuk gras. Sommige grassprietjes krijgen evenveel water en zonlicht, maar zijn toch anders: net even langer of dikker. Al die jongetjes bij AZ, PSV of Manchester United krijgen dezelfde basis en trainingsvormen. Maar wat pikken ze op, wat blijft hangen en wat doen ze ermee tijdens de wedstrijd? Dat is nogal een verschil hoor. Daarom is het zo ongelofelijk uitzonderlijk wat in de absolute top wordt gepresteerd en mag dat best wat kosten.”

Deel twee van het drieluik over BrainsFirst verschijnt op donderdag 29 maart.