‘Ik zei direct: ‘Ik heb mijn vakantie geboekt en die ga ik niet annuleren’’
Het is een welbekend fenomeen in de voetballerij. In degradatienood verkerende clubs die met het einde van de competitie in aantocht een schokeffect hopen te bewerkstelligen en een nieuwe trainer voor de groep zetten. Fritz Korbach stond erom bekend om in de jaren zeventig, tachtig en negentig in relatief korte tijd een kentering teweeg te brengen bij in degradatienood verkerende clubs en mocht zich daarmee grondlegger van het Korbach-effect noemen. Bij Willem II lijkt de trainerswissel dit seizoen goed uit te pakken, terwijl het ontslag van Hans de Koning bij VVV-Venlo nog weinig uithaalt. Voetbalzone zocht uit in hoeverre een trainerswissel ook daadwerkelijk tot het gewenste resultaat leidt bij clubs in de onderste regionen van de Eredivisie. “Een schokeffect bestaat”, verzekert ervaringsdeskundige Fons Groenendijk.
Door Mart Oude Nijeweeme
Het gaat misschien wat ver om Groenendijk in één adem te noemen met Korbach, maar de in Leiden geboren en getogen Groenendijk kan met recht zeggen dat hij het klappen van de zweep kent. Twee keer nam hij in de Eredivisie het stokje over van een collega, één keer kreeg hij zijn congé en één keer gooide Groenendijk zelf de handdoek in de ring. Nadat hij in 2010 bij Willem II op straat werd gezet door toenmalig technisch directeur Henry van der Vegt, besloot hij in 2019 bij ADO Den Haag zelf eieren voor zijn geld te kiezen. “Ik had bepaalde afspraken gemaakt met de club. Dat ging niet om geld, maar om het sportieve gedeelte. Die afspraken konden niet worden ingevuld. Vervolgens vertrokken met Sheraldo Becker, Nasser El Khayati en Wilfried Kanon ook nog mijn beste spelers. De spelersgroep was uitgeknepen als een citroen. Als club moet je daarop anticiperen, maar dat kon bij ADO niet. Het duurde maanden voordat er een nieuwe directeur bekend was.”
En dat terwijl het nog zo mooi begon voor Groenendijk. Hij gold in februari 2017 als opvolger voor de destijds ontslagen Zeljko Petrovic. Groenendijk ging bij zijn vuurdoop als trainer van ADO meteen onderuit op bezoek bij Go Ahead Eagles (3-1) en nam daarmee de laatste plaats over van de Deventenaren, maar wist vervolgens voor een ongekende kentering te zorgen met zes overwinningen uit dertien wedstrijden. ADO eindigde het seizoen als elfde en Groenendijk behaalde gemiddeld 1,62 punt per wedstrijd, tegenover 0,81 voor Petrovic. Een groot verschil dus. “Ik heb in de kleedkamer meteen tegen de groep gezegd: ‘Jongens, ik heb mijn vakantie al geboekt en ben niet van plan om deze te annuleren. Dan weten jullie dat vast’. Daarmee hoop je als trainer een snaar te raken. Ik geloof ook heilig dat een schokeffect bestaat.”
Die mening delen Jan van Ours en Martin van Tuijl. De economen aan de Universiteit van Tilburg vergeleken van 2000 tot 2014 situaties waarin een trainer werd ontslagen met vergelijkbare situaties waarin een trainer niet werd ontslagen en kwamen tot de conclusie dat slechte resultaten niets zeggen over de kwaliteit van een trainer. Het tweetal deed uitgebreid onderzoek naar het effect van trainerswissels in het betaalde voetbal. “Er is geregeld sprake van een kortstondig herstel dat onder meer kan worden toegeschreven aan psychologische factoren. Spelers kunnen of moeten zich opnieuw bewijzen en in de hele club is er het besef dat er iets moet gebeuren”, concludeerde Van Ours destijds. “Het bestuur spreekt zich uit, de pers bemoeit zich ermee en een nieuw soort strijdkracht neemt bezit van de ploeg. Maar het is echt niet terecht om je bij voorbaat helemaal te verlaten op het vervangen van de trainer. De nieuwe man doet het vaak genoeg nog slechter dan zijn voorganger.”
Afke van de Wouw durft het woord schokeffect niet in de mond te nemen. De sportpsychologe werkte in het verleden bij VVV-Venlo, Vitesse, FC Twente en FC Utrecht en voerde vele gesprekken met trainers en spelers. Over het omgaan met druk en de wisselwerking tussen spelers en de technische staf. Ze schreef er het boek ‘Leren presteren’ over en werkt nog steeds nauw samen met de KNVB, waar ze gevestigd is met haar bedrijf Wouw Performance Coaching. “Ik heb situaties meegemaakt waarin het contact tussen de trainer en de spelersgroep compleet verdwenen was, terwijl de trainer dat niet in de gaten had. Is het dan een schokeffect?”, vraagt Van de Wouw zich hardop af. “Als spelers niks meer aannemen van een trainer, wordt het een lastig verhaal. Ik kan me heel goed voorstellen dat clubs besluiten om het over een andere boeg te gooien als er geen verbinding meer is, er niks meer wordt aangenomen en een trainer niet openstaat voor verandering.”
Als er een trainer voor de groep komt die er duidelijk staat, contact heeft met de spelersgroep en de spelers betrekt bij de besluitvorming, kan dit wel degelijk voor een ommekeer zorgen, meent Van de Wouw. “Clubs gaan niet voor niks op trainingskamp. Dat zorgt voor afwisseling. Een andere omgeving, andere faciliteiten en andere tegenstanders. Dat geldt voor een trainer ook. Autonomie, binding en competentie zijn de drie factoren die aan de basis staan van de motivatie. Bij autonomie laat je de spelers meedenken in het proces, bij competentie geeft de trainer de speler het vertrouwen dat hij zich ontwikkelt en beter wordt en binding zorgt voor een goede relatie. Ruud van Nistelrooy zei eens: ‘Zonder relatie geen prestatie’. De generatie die er nu aankomt heeft duidelijk behoefte aan contact. Ga met ze om tafel, blijf in contact en stuur op de samenwerking. Daar horen ook moeilijke gesprekken bij. Daarnaast is de timing is heel belangrijk. Houd geen diepe analyses direct na de wedstrijd, maar kom daar in een teambespreking op terug. Het is belangrijk dat een trainer zichzelf goed kent.”
De uitspraken van Van Ours worden tegengesproken door de actuele cijfers. Statistieken van Opta wijzen namelijk uit dat een wisseling van de wacht de afgelopen jaren wel degelijk tot aanzienlijk betere prestaties leidde. Slechts in twee gevallen wist een opvolger het niet beter te doen dan zijn voorganger. Robert Maaskant kwam in het seizoen 2016/17 tot een puntengemiddelde van 0,43 tegenover 0,74 van zijn voorganger Hans de Koning bij het gedegradeerde Go Ahead Eagles, terwijl een seizoen later Gertjan Verbeek de negatieve spiraal bij FC Twente niet wist te doorbreken. Verbeek kwam over achttien wedstrijden bij de Enschedese degradant tot een gemiddelde van 0,56 punt per wedstrijd, daar zijn voorganger René Hake het met 0,75 punt per wedstrijd een stuk beter deed. Sinds de eeuwwisseling vond er in de onderste regionen van de Eredivisie 46 keer een wisseling van de wacht plaats. In de helft van de gevallen wist een trainer uiteindelijk toch nog lijfsbehoud veilig te stellen.
Moet gezegd dat het lot van sommige clubs op het moment van instappen al bezegeld was. Zo degradeerde Dick Advocaat in het seizoen 2017/18 met Sparta Rotterdam en wist Ruud Brood het mislukte seizoen van NAC Breda een jaar later niet te redden. In dat opzicht overlegt Groenendijk prima cijfers. Twee keer stapte de inmiddels werkloze oefenmeester in en twee keer wist hij de club te behoeden voor degradatie. In 2009 bij Willem II, in 2017 bij ADO. “Ik weet wat ervoor nodig is om een ploeg uit het slop te trekken”, aldus Groenendijk. “Als interim-trainer kom je altijd binnen bij een ploeg waar het op dat moment niet draait. Zowel de spelersgroep als de club zit in een diepe put. Het is belangrijk om iedereen hetzelfde gevoel te geven en spelers te betrekken bij de dingen die je doet. Maar ook de staf heeft vertrouwen nodig. Laat ze oefenvormen leiden. Geef mensen vertrouwen en kom binnen met de overtuiging en het geloof dat jij het om komt draaien.”
Op die manier sprak Groenendijk dus ook de selectie van ADO toe in 2017. “Je moet wel dingen gaan veranderen. Als je op dezelfde voet doorgaat wordt het niks", is Groenendijk van mening. "En duidelijkheid scheppen. Kiezen voor één speelwijze. Er is geen tijd om meerdere speelwijzen in een ploeg te slijpen. Maak het niet te moeilijk. Zorg voor defensieve zekerheid en zorg dat de kleedkamer een veilige plek wordt. Dat moet de plek zijn waar alles gezegd mag worden. Iedereen heeft een rol, iedereen is belangrijk. Kunnen spelers dat niet, dan moet je ze ook durven verzoeken om te vertrekken. Dat heb ik meerdere keren gedaan in het verleden. Iedereen moet iets extra’s geven. Ook de mensen eromheen. Kantoorpersoneel, technische staf, supporters. Het gaat niet alleen om die negentig minuten op het veld.”
Een dergelijke houdini-act als die van Groenendijk bij ADO in 2017 lijkt zich dit seizoen voor te doen bij FC Emmen. Een situatie die maar voor weinig clubs en trainers is weggelegd. De man die Emmen in 2018 voor het eerst in de clubgeschiedenis naar de Eredivisie loodste, kan ook in moeilijke tijden rekenen op de steun van de clubleiding. Het verhaal van Dick Lukkien en zijn ploeg begint sprookjesachtige vormen aan te nemen. De ploeg leek dood en begraven, behaalde pas op 20 februari van dit jaar de eerste overwinning van het seizoen, maar heeft sindsdien de stijgende lijn te pakken. “Emmen gaat het zeker redden”, zegt Groenendijk stellig. “Die zitten in een vergelijkbare flow als wij in 2017. De club is altijd perspectief blijven zien en heeft de trainer terecht laten zitten. Het ene beleid is het andere niet. Ik heb bij Emmen wel spelers gezien die minder presteerden dan vorig jaar, maar ze hebben daar altijd de rust bewaard en daarvoor worden ze beloond.”
Arno Vermeulen gaf vorige week in Studio Voetbal de credits vooral aan de supporters van de Drentse formatie. “Normaal gesproken staan ze ’s morgens vroeg in je tuin om je weg te jagen als je onderaan staat. Maar je kunt niet altijd een trainer laten zitten. Als club weet je vaak verdomd goed of het er nog in zit bij een trainer. Of hij zich normaal gedraagt, of er nog een gezonde relatie is met de spelers. Dat zijn belangrijke dingen. En je moet geduld hebben. Je moet niet bij elke tegenslag in paniek raken. Er kan echt wel een moment zijn dat je denkt: zo kan het echt niet verder. Bij Adrie Koster heb ik daar wel aan getwijfeld. Dat ging zo snel de andere kant uit. Er is geen Wet van Meden en Perzen dat je een trainer altijd maar moet laten zitten. Soms zijn trainers ook zelf helemaal confuus en weten ze het niet meer.”
Groenendijk is van mening dat beleidsbepalers vaker naar het totaalplaatje moeten kijken. Naar de cultuur van de club. “Dat gebeurt veel te weinig. Het zijn uiteindelijk de mensen die de beslissingen nemen. Ze zeggen dat ze de club zijn, maar uiteindelijk bepalen zij wel wie er op bepaalde posities komen. Het zou goed zijn als de clubcultuur vaker wordt meegewogen in de beslissing van een club. Hoe wordt er gespeeld, hoe wil een club spelen en in hoeverre verschilt dat van elkaar. Dan pas ben je beleid aan het voeren. Maar dat gebeurt amper. Bij Willem II had ik totaal geen klik met Van der Vegt. Hij kende mij niet, ik kende hem niet. Dat kan ook een reden zijn om uit elkaar te gaan. Dat voel je vanzelf aan als iemand zijn eigen ding wil doen.”
Niets is zo vergankelijk in het leven als de baanzekerheid van een voetbaltrainer, weet ook Groenendijk. Hij wil zichzelf dan ook absoluut niet typeren als redder. “Ik ben door de jaren heen ook een opleider geweest. Ik heb vijf jaar bij Ajax getraind. Ben assistent geweest, heb de Onder-19 gedaan, de Onder-17.” Desondanks weet hij maar al te goed dat een stempel in de voetballerij snel vergeven is. “Ik heb laten zien dat ik het kunstje beheers. Als het lukt geeft dat een enorme boost en voelt het als een bevrijding, maar ik zou ook wel eens een club in de middenmoot willen trainen. Een club die meedoet om Europees voetbal. Als speler heb ik altijd in de subtop gespeeld. Dat wil je als trainer ook. Maar als het niet komt, moet je er maar mee om zien te gaan. Misschien moet ik gewoon eens uitspreken dat ik mezelf een volwaardige Eredivisietrainer vind. Bij deze.”