voetbalzone

‘Ik werd gewisseld en sloopte de kleedkamer, na een jaar vertrok ik bij Real’

Robin Bruggeman08 jan 2018, 09:36
Laatst bijgewerkt: 08 jan 2018, 09:36
Advertentie

Antonio Cassano zette in september vorig jaar een punt achter een loopbaan die hem langs onder meer AS Roma, Real Madrid, AC Milan en Internazionale voerde. De inmiddels 35-jarige Italiaan kwam in 2006 als een groot talent binnen bij de Koninklijke dat hem voor 5,5 miljoen euro oppikte in Rome. Een succes werd zijn periode in de Spaanse hoofdstad echter niet.

“Waar ik het meest spijt van heb, is mijn transfer naar Real. Ik zat daar in het beste team ooit, had er lang kunnen blijven en veel kunnen opsteken. Ik had een plekje in de geschiedenisboeken van het voetbal kunnen veroveren. In plaats daarvan volgde ik mijn instinct en ging ik in de fout. Ik heb de trainer die mij niet liet spelen uitgescholden”, blikt hij terug in gesprek met Canal+. “Mijn verhaal in Madrid startte goed. Ik werd binnengebracht om Luís Figo en Michael Owen te vervangen, twee Ballon d’Or-winnaars.”

“Dat betekende dat ik belangrijk was, op 23-jarige leeftijd. Ik ontmoette er twee van de allerbeste spelers: Zinédine Zidane en Ronaldo, O Fênomeno. Veel spelers op dat moment zouden geld betaald hebben om voor Real te mogen spelen. Soms speelde ik niet en klaagde ik, ik werd boos op iedereen om niets. Op een dag haalde Fabio Capello mij naar de kant en sloopte ik alles in de kleedkamer, ik schold hem uit in het Spaans en Italiaans. Zonder reden. Na een jaar waarin ik ruzie maakte met iedereen, vertrok ik bij Real.”

“Ik denk dat er een autoriteitsfiguur ontbrak in mijn leven. Als ik iemand had om me op het rechte pad te zetten, zoals een vader, had ik deze kant van mezelf niet laten zien”, gaat Cassano verder. “Mijn vader vertrok toen ik tien jaar oud was. Hij scheidde van mijn moeder, maar kwam naar ons huis en ging daarna naar zijn andere familie. Ik heb mijn moeder gevraagd om te kiezen, het is hier of daar. Ze weigerde, was verliefd en wilde meer tijd. Ik ben daarna drie dagen niet thuis geweest. Toen ik terugkwam zei ik: ‘De volgende keer kom ik niet meer terug.’ Daarna is mijn vader ook niet meer terug geweest.”