‘Ik had twee dromen: debuteren in Feyenoord 1 en voetballen in Azië’
Nederlandse profvoetballers zijn in alle uithoeken van de wereld te vinden, van de spotlights van de grote Europese competities tot de meer avontuurlijke dienstverbanden op andere continenten. In de rubriek Over de Grens spreekt Voetbalzone wekelijks met een speler die buiten de landsgrenzen actief is. Met deze keer aandacht voor Jordy Buijs, wiens droom uitkwam met een dienstverband in Japan.
Door Chris Meijer
“Konnichiwa! O ja, we doen dit natuurlijk in het Nederlands en niet in het Japans.” Aan de andere kant van de lijn, een kleine tienduizend kilometer verderop, klinkt de onvervalste Rotterdamse tongval van Jordy Buijs. De dertigjarige verdediger voetbalt en woont sinds de zomer van 2018 in Japan. Het afgelopen kalenderjaar was Tokushima, een ruim 250.000 inwoners tellende stad op het in het zuiden gelegen eiland Shikoku, de thuishaven van Buijs en zijn gezin. “De infrastructuur is goed, alles is netjes en schoon en het is veilig. Er zit hier geen rotzooi in het eten, zoals in Nederland. Als je boodschappen gaat doen, kan je het maar drie dagen bewaren. Er zitten niet zoveel van die toegevoegde producten in”, vertelt Buijs. “Japan is gewoon geweldig, het is een verademing. Eigenlijk in alle opzichten: sportief, financieel, qua levensstandaard. Het is toch anders als je iedere dag opstaat met zon. Als het regent, heb je toch sneller zoiets van: ik zou me nog even willen omdraaien. Dat gaat niet, je moet naar de training. Ik had twee dromen: spelen voor Feyenoord 1 en als voetballer naar Azië. Ik heb nooit de wens gehad om naar Manchester City of Manchester United te gaan, maar ik wilde altijd al naar Azië trekken. Het eerste van Feyenoord is helaas niet gelukt, maar het is mooi dat het tweede wel is uitgekomen.”
V-Varen Nagasaki liet de droom van Buijs anderhalf jaar geleden uitkomen. Na zijn dienstverband bij Sydney FC was hij transfervrij, een status die resulteerde in de nodige aanbiedingen. “Ik kon naar Hongkong, dat was ook Azië. Maar dat is een hele dure stad, waardoor je niet zoveel overhoudt. Bovendien is het de vraag of dat de competitie is waar ik zou willen spelen. Vervolgens kwamen nog aanbiedingen uit Azerbeidzjan, Griekenland en Australië. Leuke dingetjes, maar niet interessant.” Na een tijdje voor zichzelf te hebben getraind in Nederland, kwam het vurig gewenste telefoontje vanuit Japan. “Ik dacht: ja, dit is het. Hier heb ik al die tijd op gewacht. Binnen twee of drie dagen was het geregeld. Ik vloog businessclass daar naartoe en werd als koning binnengehaald, dan voel je meteen de warmte. Ik was heel dankbaar voor die kans, het is door een bepaald respect of discipline niet gemakkelijk om hier binnen te komen. Niet voor niets spelen er maar vier Nederlanders in Japan, terwijl Calvin Jong-a-Pin al een halve Japanner is geworden.”
Buijs vond in Nagasaki razendsnel zijn plaats, mede door zijn, naar eigen zeggen, goede aanpassingsvermogen. Binnen twee wedstrijden kreeg hij de aanvoerdersband bij V-Varen Nagasaki, op dat moment qua budget een van de kleinste clubs in de Japanse J-League. Met achttien wedstrijden draaide Buijs een behoorlijk halfjaar, maar hij kon niet voorkomen dat de club degradeerde. Trainer Takuya Takagi liet V-Varen Nagasaki achter zich en werd vervangen door Makoto Teguramori. “We hadden al erover gesproken om voor een paar jaar te verlengen. Nou, dat vond ik interessant. Maar de nieuwe trainer zei, zonder mij gezien of gesproken te hebben, dat hij alleen met Aziaten wilde werken. Toen had ik zoiets van: zal ik nog een jaar lang onder een trainer blijven die bij voorbaat al niet met mij wil werken of wat anders binnen Japan uitzoeken?”
Het werd dus een huurperiode bij Tokushima Vortis, ook uitkomend op het tweede niveau van het Japanse voetbal. Daardoor moest je wel binnen een halfjaar alweer verhuizen, dat lijkt me niet ideaal.
“Nee, dat klopt. Maar ik kan me eigenlijk altijd wel makkelijk aanpassen. Bovendien was Tokushima Vortis voor mij een stap opzij, de club is eigenlijk even groot en financieel leverde het nog iets extra’s op. We spelen nu op de helft van de tegenstander en dat ligt me het best, dan komen mijn opbouwende kwaliteiten naar voren en hoef ik minder te verdedigen. Dat was in mijn tijd bij Feyenoord en sc Heerenveen ook zo. Ik heb twee wedstrijden moeten missen tegen Nagasaki, omdat die afspraak in het contract stond. Ze waren er benauwd voor dat ik zou scoren. Nou, dat snap ik. Verder heb ik nog twee wedstrijden gemist omdat mijn vrouw in Nederland aan het bevallen was en een duel door een kleine blessure. Dat zegt genoeg, denk ik. Ik voel hier echt de waardering.”
Is dat anders dan je gewend was?
“Ik ben in Nederland altijd onderschat, zo van: ach joh, die Buijs. De cultuur is hier ook heel anders, er is veel meer respect. Voor elkaar en voor de buitenlandse spelers. Ze kijken hier ook wel op een andere manier tegen buitenlanders aan, dat zijn toch de jongens die het verschil moeten maken. Ze krijgen wat meer betaald en dat doet wat met de verwachtingen. Tegelijkertijd is het voor buitenlandse spelers lastig om hier te spelen. Bepaalde verwachtingen, veel trainingen, veel arbeid. Je moet alles volgen. Kijk, ik ben iemand met een sterke mening en dat heeft in het verleden wel voor botsingen met trainers gezorgd. Als je wat langer in Japan wil spelen, moet je daar slim mee omgaan. Je moet veel luisteren, dingen oppakken. Japan is geweldig, dus je doet er alles aan om er zolang mogelijk te kunnen blijven.”
Merk je dat er voor jou als buitenlandse speler ook buitengewoon veel aandacht, of misschien wel gekte, is van de fans?
“Ik ben geen Cristiano Ronaldo, ik kan wel gewoon naar buiten. Ik maak graag tijd vrij voor de mensen die aandacht aan mij schenken en daarom ben ik bij iedere club waar ik gespeeld heb gewaardeerd door de fans. We krijgen heel veel eten en drinken van fans, met name drinken. Ze hebben altijd wat lekkers voor je. Als je dat allemaal opeet, ben je na een week drie of vier kilo aangekomen. Ik geef het meestal weg, of ik neem het mee naar huis. Het is wel gek, in Nederland was ik dat niet gewend. Toen ik getekend had bij Nagasaki, kreeg ik allemaal koekjes en chocolade toegestuurd van mijn agent. De hele buurt in Nagasaki heeft ervan kunnen eten, dat schepte meteen een band. De mensen zijn hier zo positief. Als je verliest, baal je af en toe dat het wat kritischer mag. De focus ligt altijd op de volgende wedstrijd, van: kom op, doorgaan. Zelfs als je drie wedstrijden achter elkaar verliest; ze blijven altijd achter de ploeg staan. Dat is wel een contrast met Nederland, daar wordt alles toch een stuk kritischer benaderd. Maar misschien is het ook wel typisch Nederlands om overal commentaar op te leveren.”
Het is inmiddels ruim drie jaar geleden dat Buijs Nederland achter zich liet. De geboren Rotterdammer werd opgeleid door Feyenoord en was tien jaar geleden dicht bij zijn debuut in de hoofdmacht. “We werden met Oranje Onder-17 derde op het WK en tweede op het EK, ik zat ook in het beste elftal van het WK samen met Tim Krul. Ik was zestien toen ik voor het eerst mocht meetrainen met het eerste onder Erwin Koeman. Het kwam steeds dichterbij, maar op gegeven moment stokte het een beetje en je hebt ook wat geluk nodig. Dat een trainer het je gunt, bijvoorbeeld ”, vertelt Buijs. Dat hij nooit debuteerde in het eerste, blijft naar eigen zeggen een ‘smetje’. Hij haalt zich de thuiswedstrijd van Feyenoord tegen Heracles Almelo (6-0) in december 2007 voor de geest. “We stonden al met 5-0 voor, dus ik dacht: nu moet het gebeuren. Als het nu niet gebeurt, gebeurt het nooit meer. Er gaan zes goals meer vallen als ik er in kom.”
Niet Buijs, maar Leroy Fer, die op dat moment pas twee keer had meegetraind met de eerste selectie, maakte die dag zijn debuut bij Feyenoord als vervanger van Nuri Sahin. “Ik was al een halfjaar aan het bikkelen, dus ik hoopte dat Bert van Marwijk het me zou gunnen. Ik lag als jonge bink goed in de groep, bij jongens als Giovanni van Bronckhorst en Roy Makaay. Van Bronckhorst en Danny Buijs zeiden na afloop van die wedstrijd tegen Heracles tegen Van Marwijk: ‘Je had nu Jordy Buijs moeten brengen. Die jongen werkt ontzettend hard en had een debuut verdiend’. Dat vond ik heel erg mooi”, zo brengt hij in de herinnering. Met naamgenoot Buijs, tegenwoordig hoofdtrainer bij FC Groningen, onderhield hij een bijzondere band. “Hij bracht me altijd naar huis toen ik nog in de jeugd speelde. Ik zag hem niet echt als grote broer, maar ik had wel heel veel respect voor hem. We gooiden er weleens wat vliegende tackles uit op de training, we groeiden naar elkaar toe. Vandaar dat hij ook met Van Marwijk ging praten om te vragen hoe het zat. Ik deed dat niet, zo ver was ik nog niet. Een hereniging met Danny bij FC Groningen? Haha, tja, ik weet niet of ze op mij zitten te wachten.”
Buijs besefte dat het niet meer van een doorbraak bij Feyenoord zou komen en vertrok in januari 2008, in eerste instantie op huurbasis en een halfjaar later definitief, naar De Graafschap. Voor de Superboeren, NAC Breda, sc Heerenveen en Roda JC Kerkrade speelde hij bijna tweehonderd wedstrijden in de Eredivisie. Eigenlijk wilde Buijs na zijn vertrek bij NAC in 2014 al naar het buitenland vertrekken, maar concrete opties bleven uit. Drie jaar later kreeg hij met een transfer naar het Roemeense Pandurii Targu Jiu alsnog zijn gewenste avontuur buiten de landsgrenzen. “Op dat moment kwam er niet heel veel, moet ik eerlijk zeggen. Roemenië was niet mijn nummer één en uiteindelijk belde ook Aalesunds FK uit Noorwegen nog, vijf minuten nadat ik bij Pandurii had getekend. Die waren dus te laat en gingen uiteindelijk voor Vito Wormgoor. Het aanbod vanuit Roemenië was op papier heel aantrekkelijk, ze speelden Europees voetbal. Toen dacht ik: ik grijp deze kans, we zien wel waar het schip strandt. Aan Roemenië kleven toch de nodige risico’s, voornamelijk in financieel opzicht. Ik had een buffertje opgebouwd, dus mocht er wat gebeuren, kon ik nog een of twee jaar vooruit. Op dat moment had ik ook met Excelsior gesproken, maar ik weet zeker dat ik daar niet gelukkig was geworden. In Roemenië was ik dat wel, ondanks dat alles fout ging.”
Als je zegt dat alles fout ging, moet je enkele bijzondere dingen hebben meegemaakt?
“Dat kun je wel zeggen. Ik wilde die trainer spreken tijdens de contractonderhandelingen. ‘Nou, oké, je krijgt de trainer telefonisch te spreken’, vertelde die technisch directeur me. Ik kreeg iemand aan de lijn die perfect Engels sprak, dus ik dacht: nou, die heeft wel een goed plan. We speelden ook nog in de voorronde van de Europa League, dus ik kreeg er wel een goed gevoel bij. Toen kwam ik die trainer een paar dagen later voor het eerst in het echt tegen, nadat ik nog kort terug was geweest naar Nederland. Ik zei: ‘Hé train, hoe is het?’ Maar die man sprak helemaal geen Engels, dus ik had een heel ander persoon aan de telefoon gehad. Daar begon het al mee.”
Dat was een lekker begin.
“Ik kwam vervolgens bij die jongens en die zagen mijn cv, waarop ze vroegen: ‘Waarom kom je hier in godsnaam? Ze hebben ons al vijf of zes maanden niet betaald’. Dan moet je nog beginnen, hè. Ik zat te wachten op mijn auto, dat heeft anderhalve maand geduurd. De eerste weken moest ik met de taxi naar de training. Dat kostte niks, maar als je geen salaris krijgt, gaat het geld er snel uit. Kan je nagaan als je zes maanden geen salaris krijgt, maar wel je vaste lasten in Nederland én een huis in Roemenië moet betalen... Ze zouden nog een huis regelen, maar dat hadden ze ook niet gedaan. Dan kom je op het veld met die jongens. Nou, op dat veld laat je je koeien nog niet los. Zó slecht, de graspollen schoten eruit. Ik dacht: dit is niet heel best.”
Maar tóch zeg je ook dat je gelukkig was in Roemenië.
“Ja, gek hè? Ik weet dat het raar is, maar van al die punten werd ik juist alleen maar gelukkiger. Niemand snapt dat. Alleen de mensen die bij mij zijn geweest, mijn ouders en mijn gezin bijvoorbeeld. Ik had zoiets van: ik zit hier in een baggerzooitje, maar niemand krijgt mij kapot. Foute ervaringen zijn ook ervaringen, die maken je sterker. Misschien had ik zonder mijn ervaringen in Roemenië anderhalf jaar geleden wel voor Azerbeidzjan of Griekenland gekozen. Dat zijn wel tricky landen, hè. Maar goed, de maanden duurden voort en ik had nog steeds geen salaris ontvangen. Wel mijn tekengeld, dus ik kon daar een beetje op bouwen. Na vier maanden had ik zoiets van: we moeten naar de FIFA om er een zaak van te maken, dan kan ik transfervrij weg. Via Han Berger ben ik uiteindelijk bij Sydney FC terechtgekomen. Maar als ik die gok met Roemenië niet had genomen, had ik niet naar Australië gekund en was Japan vervolgens zeker niet gekomen. Daar ben ik van overtuigd.”
Ik denk dat het verschil tussen Roemenië en Australië wel levensgroot was?
“Bij Sydney was alles tot in de puntjes geregeld. Ik moest wel weer belasting betalen. Nou ja, in Roemenië kreeg ik ten slotte ook niks. Nadat ik de eerste twee keer salaris had gehad, dacht ik wel even: zo, het is weer lekker dat er wat binnenkomt. Dan kunnen de rekeningen van je salaris betaald worden, in plaats van dat je moet teren op je spaargeld. De salarissen liggen in Australië niet heel hoog, maar dat was natuurlijk wel een lekker gevoel. En het klimaat was geweldig. Ik had een zwembadje aan mijn appartement zitten, we zaten vier of vijf keer in de week daar na een training. Of we zaten te barbecueën op het balkon, dat was een heel ander leven. Poh, dat was zó mooi. Bovendien heb ik vier kampioenschappen meegemaakt en we verloren in anderhalf jaar tijd maar twee keer. Het is toch mooi om iets tastbaars te hebben. Uiteindelijk pakte de stap naar Australië ook uit zoals ik van tevoren bedacht had.”
Zag je Australië als opstap naar Azië?
“Je zit in Australië wel dichter bij het vuur. Er zijn niet veel spelers die direct van Nederland naar Japan vertrekken. Ik heb me op de kaart gezet in Azië, al verdwijn je dan in Europa een beetje uit de picture. Dat is andersom trouwens ook zo: als je in Nederland speelt, raak je in Azië een beetje uit beeld. Zo simpel is dat. Ik snap alleen niet waarom Nederlandse clubs niet proberen om mij binnen te halen. Met mijn ervaring en kwaliteiten, ik leg nog steeds een balletje over zeventig meter op de stropdas en ik pik mijn goaltjes mee, zou ik nog een meerwaarde zijn voor Eredivisie-clubs. Als ik nu eerlijk kijk naar een aantal verdedigers in de Eredivisie, schrik daar een beetje van.”
Het contract van Buijs bij V-Varen Nagasaki loopt aan het einde van dit kalenderjaar af. Tokushima Vortis wil de verdediger graag definitief binnenhalen, maar het is voor hem nog geen uitgemaakte zaak dat hij in Japan blijft. “Het is niet dat ik per se naar Nederland wil of in het buitenland wil blijven. Ik moet een bepaalde waardering voelen, van welke richting dat ook is. Ik moet voelen dat ik belangrijk word en ben, dan ben ik op mijn best. Dat gaat de doorslag geven, want er gaan geheid aanbiedingen komen”, legt Buijs uit. Op termijn hoopt hij wel terug te keren in Nederland, daar hij ook de hoogste trainerspapieren hoopt te halen.
“Er komt een tijd dat ik terug wil en moet. Of die tijd nu is, ligt ook aan de clubs. Wie er verdedigers nodig hebben. Ik sta in ieder geval voor alles open, mijn contract loopt af en ik ben transfervrij. Ik neem deze lessen uit het buitenland mee naar Nederland, het wordt wat makkelijker om daar te gaan spelen. Positieve en negatieve lessen in het buitenland hebben mij zoveel mooier gemaakt als mens. Ik heb altijd veel kritiek gehad en daar ben ik sterker van geworden. Hier zie ik het van de andere kant, dat alles positief is en ik een hele belangrijke jongen ben binnen een ploeg.” En dan uiteindelijk terugkeren als trainer bij Feyenoord? “Het zou natuurlijk mooi zijn om in wat voor functie dan ook terug te keren. Als je er veertien jaar hebt gespeeld, vanaf je zesde of zevende loop je daar rond, dan zit het in je bloed. Dat is heel simpel. Als trainer heb ik ook ambities, ik wil ooit een Champions League-team trainen. Natuurlijk ben ik hier heel gelukkig, maar het zou ook niet erg zijn om terug te keren op de plek waar je bent opgegroeid. Dat is heel netjes geformuleerd, denk ik.”