‘Ik fietste met een gipsbeen, terwijl anderen met het eerste trainden'
AMSTERDAM - De datum 12 mei 2014 staat in het geheugen gegrift van Anthony Berenstein (20). De aanvaller geldt op dat moment als een van de grootste talenten van de jeugdopleiding van FC Utrecht en is de spits van Oranje Onder-17 tijdens het EK op Malta, tot hij in de groepswedstrijd tegen het gastland zijn enkel breekt. Het blijkt het begin van een reeks van behoorlijke tegenslagen, waar donderdag een einde aan kwam met een contract bij FC Volendam.
Door Chris Meijer
Op het moment dat Berenstein de zware blessure opliep, had hij al zijn eerste profcontract getekend bij FC Utrecht. Toen hij net zestien geworden was, tekende hij een driejarig contract in De Galgenwaard. “Wij hebben er veel vertrouwen in dat Anthony zich blijft ontwikkelen wat op termijn moet leiden tot het niveau van eerste elftalspeler van FC Utrecht. Met het vastleggen van deze talentvolle zelf opgeleide speler laten wij als club zien dat wij met onze jeugd naar de toekomst kijken”, sprak toenmalig hoofd jeugdopleidingen Henny Lee over Berenstein. Tot die bewuste dag in mei verliep alles vrij goed in de loopbaan van de aanvaller, die sinds zijn twaalfde in de jeugdopleiding van de Domstedelingen speelde. Eerder speelde hij in de jeugd van Voorland en Zeeburgia.
“De wereld lag toen aan mijn voeten. Als je het goed doet, is iedereen je beste vriend en iedereen wil met je zijn. Maar als het slechter gaat, kom je erachter welke mensen bij je blijven en je blijven steunen”, vertelt Berenstein in gesprek met Voetbalzone. “Je hoorde wel verhalen van: je kan daarheen of die club kijkt. Als er een mooie club naar je kijkt, voel je je wel gevleid. Maar als het fluitsignaal gaat, denk je gewoon aan voetballen. Het heeft me nooit afgeleid. Wat komt, dat komt. En wat niet komt, dat komt niet. Zo simpel is het. Het was allemaal aan komen waaien, het was me nooit lastig afgegaan. Ik had nooit last gehad van blessures.”
Als basisspeler begon Berenstein aan het EK Onder-17 in de zomer 2014, waar hij met spelers als Donny van de Beek, Steven Bergwijn, Abdelhak Nouri, Kenneth Paal en Bilal Ould-Chikh Nederland vertegenwoordigde. Oranje haalde uiteindelijk de finale, waarin het verloor van Engeland. Berenstein was er op dat moment al niet meer bij, want in de tweede groepswedstrijd tegen Malta brak hij zijn enkel. Daar bleef het niet bij, want hij had ook zijn enkelbanden afgescheurd en zijn scheenbeen was verschoven. “Toen ik een zware blessure kreeg, werd ik op de proef gesteld. En ik principe heb ik gefaald, omdat ik het niet goed opgepakt heb.”
Waar is het vervolgens misgegaan?
“Als je geblesseerd raakt, verlies je je houvast. Als je voetbalt, heb je een ritme: negen uur opstaan, elf uur op de club, rusten, twee uur trainen en dan ga je naar huis. Even liggen, eten en dan zit de dag erop. Het klinkt heel saai, maar het is leuk. Je geniet ervan, omdat je van het voetbal houdt. Maar als je geblesseerd raakt, valt dat negen uur opstaan weg. Het moe worden valt weg. Twee keer trainen valt weg. Daardoor kom je in een ander patroon, wat niet goed is voor een topsporter.”
Je leefde daardoor niet meer voor het voetbal?
“Ik was zo bezig met voetbal, dat was mijn alles. Maar op gegeven moment kan je dat niet meer. Dan ga je andere dingen ontdekken, die andere mensen doen. Omdat voetbal even wegvalt, val je daarin. Ik had bij de mensen moeten blijven die het beste met me voor hadden. Als jonge jongen deed ik dat niet en je komt dan andere dingen tegen dan voetbal. Dat maakt het op dat moment interessant. Als ik nu terugdenk, denk ik: dat was totaal niet interessant. Ik luisterde niet echt naar mijn lichaam. Mijn hoofd zei: spelen, spelen, spelen. Mijn lichaam kon dat niet aan. Ik was na korte tijd klaar met revalideren, maar ik was niet fit. Dan ga je met vrienden wat eten en rondhangen. Als je gewoon speelt, lig je om tien uur in je nest. Toen ik geblesseerd was, deed ik dat niet. Zo is het bergafwaarts gegaan.”
“Natuurlijk heb ik er spijt van dat ik toen in de verleiding ben gekomen om verkeerde dingen te doen. Ik gaf dan de trainers de schuld, maar ik moest het bij mezelf zoeken. Want ik ben diegene die een slechte bal inspeelt, diegene die de bal er niet in schiet en diegene die geen goede voorzet aflevert. Dus ik heb ook geleerd dat ik naar mezelf moet kijken.”, vervolgt Berenstein. “Maar ik heb ook een leuke tijd gehad, je moet ook kind zijn. Als profvoetballer met een contract moet je alleen in mindere mate een kind zijn, dan moet je 85 procent prof en 15 procent kind zijn. Zo is het nu eenmaal. Maar ik was 60 procent kind en 40 procent prof, dat reken ik mezelf echt aan. Als ik het advies had opgepakt... Het is allemaal als, als.”
“Ik was gewoon koppig. Ik heb mezelf geleerd om voortaan naar andere mensen te luisteren, hun advies op te volgen. Ik had het slimmer of tactischer op kunnen pakken, maar ik wilde het altijd op mijn eigen manier doen. Mensen willen je altijd helpen en die hulp had ik moeten aannemen”, concludeert de aanvaller. Zijn revalidatie verliep langzaam en hij bleef last houden van pijntjes. Uiteindelijk besloot FC Utrecht zijn contract in 2016 niet te verlengen, waardoor hij transfervrij naar FC Dordrecht vertrok. “Mijn koppigheid is mijn valkuil geweest. De voornaamste reden dat Utrecht uiteindelijk niet met mij doorging, is dat ik me niet professioneel gedroeg. Dat opende wel mijn ogen. Ze probeerden me te helpen. Het is een leerproces geweest, het heeft me aan het denken gezet en me volwassener gemaakt.”
Bij de Schapenkoppen kende Berenstein echter ook niet al teveel succes. Hij kwam tot acht wedstrijden voor FC Dordrecht, waarvan drie als basisspeler. Aan de Krommedijk speelde de aanvaller vaker voor de beloften, dan voor het eerste elftal en na één seizoen kwam er een einde aan zijn dienstverband bij FC Dordrecht. Naar eigen zeggen was er met die club ‘geen match’. “Je komt dan minder snel terug op je oude niveau”, stelt de aanvaller. Hij sloot zich vervolgens aan bij Magreb’90, actief in de Derde Divisie. Een bewuste keuze, zo legt hij uit. “Ik dacht: laat mij maar op een niveau of twee lager gewoon lekker fit worden, alles spelen. Als ik het nog heb, zou het wel weer naar boven komen. Dan zouden mensen vanzelf wel zien dat ik weer de goede kant op ging. Zo had ik het in mijn hoofd.”
Is dat uiteindelijk zo gelopen?
“Niet helemaal, ik heb me niet honderd procent kunnen ontwikkelen zoals ik wilde. Maar ik ben daar wel bezig geweest. Ik ben blijven bewegen. Ik had ook kunnen stoppen en niks kunnen doen, dan was ik nu tonnetje rond geweest. Ik ben in beweging geweest, heb getraind. Je raakt dan in een flow en blijft doorgaan. Dan voel je ook dat je geen pijntjes meer hebt en dan val je weer in het patroon van zes keer trainen, dat is het lekkerste wat er is.”
Je hebt nu tot het einde van het seizoen bij FC Volendam getekend, met een optie voor nog een jaar. Had je nog verwacht dat die kans zou komen?
“Je hebt wel je twijfels erover of je nog als prof aan de slag kunt, als het vaak tegenzit. Maar ik heb altijd de goede moed gehouden om profvoetballer te worden, dat is een jongensdroom. Ik sta weer op met een lach, ik train met een lach. Het is heerlijk om iedere dag weer bezig te zijn met voetbal, je leeft ervoor en je houdt ervan. Ik ben zo blij als een kind dat ik weer iedere dag mag trainen. Ik ben mijn nieuwe zaakwaarnemer Stefano van Delden dan ook dankbaar dat hij deze kans mogelijk heeft gemaakt.”
Zie je dit als je laatste kans in het profvoetbal?
“Ja, zeker. Je ziet hele jonge jongens debuteren, zij spelen veel. Op gegeven moment ben je te oud, dus ik wil deze kans met beide handen aangrijpen. Daar ben ik nu dagelijks mee bezig. Stoppen heeft door mijn hoofd gespookt. Door alle tegenslagen ga je het somber inzien. Vrienden van me spelen in de Eredivisie of het buitenland. Ik ben blij voor ze, maar je moet op gegeven moment ook naar jezelf kijken.”
Kijk je met spijt of teleurstelling terug?
“In het begin spookte het heel erg door mijn hoofd dat ik nu ook bij Jong Oranje had kunnen zitten, of in het buitenland. Op gegeven moment accepteer je dat gewoon, want als je erin blijft hangen, kom je ook niet verder. Je kan er spijt van hebben, maar je moet toch verder. En zo sta ik erin. Als je jarenlang gaat roepen wat je vroeger had gekund, blijf je in het verleden hangen en zet je geen stappen vooruit. Ik had dingen anders moeten aanpakken, maar het heeft me gemaakt tot wie ik nu ben. Het is een les. Ik kijk ook niet met jaloezie naar de jongens waarmee ik samenspeelde. Het is wel jammer dat ik het uiteindelijk niet gehaald heb, maar er leiden meerdere wegen naar Rome. Ik verwijt het mezelf dat ik het niet gehaald heb. Ik ben nog steeds boos dat ik bepaalde dingen niet heb opgepakt die mensen tegen me zeiden.”
Hebben die tegenslagen je uiteindelijk sterker gemaakt?
“Ik haal juist mijn motivatie eruit. Ik zag andere jongens pieken, waar ik overigens veel respect voor heb. Ik zat te fietsen met een gipsbeen, terwijl ik die andere jongens met het eerste zag trainen. Het frustreerde me wel, dat deed pijn. Ik weet wat mijn doel is, ik weet naar wie ik moet luisteren. Ik verander alles in positieve motivatie. Die tegenslagen hebben me heel snel volwassen gemaakt. Het gaat nu weer de goede kant op. Als ik ooit iets tegen mijn jongere ik kan zeggen, zou ik dat vertellen: wees niet koppig, neem adviezen op en doe wat de mensen zeggen.”