voetbalzone

Hongaarse premier zat in Football Manager: ‘Hij creëert zijn sprookje’

Gijs Freriks08 jan 2018, 22:52
Laatst bijgewerkt: 08 jan 2018, 22:52
Advertentie

FELCSÚT - Een groene trein met feloranje locomotief rijdt schuddend en steunend een station binnen. De boemel houdt halt bij het perron van de Pancho Aréna, het stadion van voetbalclub Puskás Akadémia, en doet daarna nog twee stations aan: die van de dorpskernen van Felcsút en Alcsútdoboz. Totale reisafstand: 5,7 kilometer. In Alcsútdoboz wordt de locomotief ontkoppeld en naar het andere uiteinde gereden voor de terugreis. De wagons zijn nagenoeg leeg, maar wie wel op een van de houten bankjes zit, is Ingeborg Gräßle. Zij is delegatieleider van de Budgettaire Controlecommissie van het Europees Parlement en is in Hongarije om te onderzoeken hoe het land zijn EU-gelden besteedt. Een verhaal over de herleefde voetbaldroom van premier Viktor Orbán.

Door Gijs Freriks

Dief
Als Gräßle uitstapt, ziet ze een aantal betogers demonstreren tegen Orbán. Op een spandoek staat: ‘Viktor Orbán is de rijkste Hongaar geworden door het geld van EU-belastingbetalers af te pakken. Orbán is de dief, niet de inwoners van Hongarije!’ Gräßle, een christendemocraat en lid van dezelfde EPP-fractie als regeringspartij Fidesz, is bekend met die kritiek. Orbán liet in april 2016 een smalspoorlijntje (Vál-völgyi Kisvasút) aanleggen langs hetzelfde traject alwaar de keizerlijke Habsburgers ooit een treintje hadden rijden. Het project kostte ruim 2,7 miljoen euro, waarvan de EU twee derde betaalde. De regering verzekerde dat het een goede investering zou zijn daar dagelijks 2500 tot 7000 mensen gebruik zouden maken van de trein, maar tussen april 2016 en januari 2017 lag het gemiddelde aantal passagiers op 113 per dag. Bovendien kopen de meeste reizigers niet eens een kaartje.

Gräßle en haar acht collega’s van de EP-controlecommissie gaan op deze septemberdag niet alleen langs bij het spoorlijntje, maar ook bij onder meer het nieuwe metrostation in Boedapest, de M6-snelweg en diverse vernieuwingen in het stadscentrum. Allemaal projecten die de Hongaarse regering met behulp van de jaarlijkse EU-subsidie ter waarde van zes miljard euro betaalde én projecten die duurder uitvielen dan gedacht. Na haar vertrek komt de controlecommissie tot de conclusie dat er ‘geen onregelmatigheden’ aan het licht zijn gekomen, Omdat, zo vertelt eurocommissaris Jyrki Katainen, het uiteindelijk aan de lidstaten zelf is om te bepalen waar men de subsidie aan uitgeeft. Gräßle bevestigt: “Je kunt je alleen wél afvragen of het uitgegeven had moeten worden aan een trein in Felcsút…”

TAO
Het treintje staat in de ogen van velen symbool voor het systematische verdwijnen van grote hoeveelheden EU-gelden. Als ander voorbeeld van de Hongaarse geldverkwisting wordt vaak de Pancho Aréna genoemd, maar de Budgettaire Controlecommissie van de EU ging daar in september niet langs omdat dat stadion niet met Europees, maar met Hongaars belastinggeld is gefinancierd. En dat klopt, want het 12,5 miljoen euro kostende onderkomen met bijbehorend trainingscomplex van tien velden behoort toe aan voetbalclub Puskás Akadémia. Die vereniging wordt op haar beurt weer beheerd door een foundation die in handen is van burgemeester Lorinc Mészáros, een van de beste vrienden van Orbán. Deze foundation wordt gefinancierd middels een bijzondere en al even veelbesproken belastingmaatregel.

Sinds de conservatieve Fidesz-partij bij de verkiezingen van 2010, samen met de KDNP, een twee derde meerderheid in het parlement behaalde, voerde men honderden wetten door, waaronder een belastingregeling (TAO) die bepaalde dat bedrijven voortaan zeventig procent van hun winstbelasting aan een zelf te bepalen sportorganisatie mochten schenken. Doordat er dus minder winstbelasting afgedragen hoefde te worden, liep de staat volgens website G7 sinds 2011 meer dan een miljard euro mis. Geld dat ook ten goede had kunnen komen aan de belastingbetaler. De clubs in Hongarije ontvingen de afgelopen jaren gemiddeld 15.000 euro via het TAO-systeem, maar de club die er verreweg het beste vanaf kwam, was Puskás Akadémia. Deze club uit Felcsút streek naar verluidt ruim 36 miljoen euro op, 2.400 keer meer dus dan het gemiddelde. “Puskás is de kampioen van de TAO-regeling”, concludeerde Miklós Ligeti, juridisch directeur van ngo Transparency International.

voetbalzone

Football Manager
Orbán richtte Puskás Akadémia in 2007 op en gaf de sleutels ervan aan de foundation van Mészáros. De burgemeester van Felcsút moest onder meer met het geld uit het bedrijfsleven een volwassen voetbalclub met dito voetbalschool opbouwen, in het dorp waar de premier en Mészáros opgroeiden. Dat lukte, want de blauwgelen kregen in april 2014 een gloednieuw stadion en promoveerden in het seizoen 2012/13 naar het hoogste niveau. Puskás degradeerde in 2015/16 weer, maar is sinds dit seizoen terug in de OTP Bank Liga en staat na negentien speelronden op een verdienstelijke achtste plaats. Het bleef niet bij het stadion, want Orbán liet twintig meter naast het stadion een vakantiewoning voor zichzelf bouwen: een namaakboerderij met onder meer een gastenverblijf met Finse sauna.

Orbáns familie bezit de grond rondom het stadion en ook echtgenote Anikó Lévai, zakenpartner János Flier en burgemeester Meszaros behoren tot de grootste pachters van de omgeving. Ze pachten duizenden hectaren landbouwgrond en iedere hectare is goed voor 300 euro EU-landbouwsubsidie. Indirect betaalt de EU dus wél mee aan de hobby van Orbán. De voetbaldroom van de 54-jarige Orbán zal overigens nooit helemáál uitkomen, want als jongetje droomde hij altijd van een succesvolle profcarrière. Hij speelde tot 1988 voor Medosz-Erdért en BEAC op het vierde niveau en in 1999 keerde hij na een periode van elf jaar terug als voetballer. Op 35-jarige leeftijd ging hij spelen bij FC Felcsút. In 2005/06 liet Orbán zich opnieuw inschrijven bij de voorloper van Puskás Akadémia. Hij was speelgerechtigd en kwam derhalve voor in Football Manager 2006, maar zou geen minuut meer maken.

Al na de verkiezingen van 2002 had Orbán besloten om ook na zijn ‘carrière’ actief te blijven in het voetbal. Hij sloot namens Puskás Akadémia een samenwerkingsverband met Videoton, een club op veertig kilometer rijden van Felcsút. Dat is de vereniging van zakenman István Garancsi, een oligarch die de 23e rijkste persoon van Hongarije is en zeer goed bevriend is met Orbán. De premier en Garancsi spraken met elkaar af om pro deo spelers uit te wisselen en zo groeide Puskás Akadémia meer en meer uit tot een satellietclub van het grotere Videoton. In totaal wisselden reeds 174 (!) spelers tussen de bevriende clubs, van Felcsút naar Videoton of omgekeerd. Sommige spelers van de Onder-18 van Puskás doen zelfs standaard mee met de reserves van Videoton. Omdat de clubs ‘officieel’ niets met elkaar te maken hebben, kan de bond niets doen, al is het onwaarschijnlijk dat de bond het zou wíllen opnemen tegen de club van Orbán.

voetbalzone

Kitchenette
Wie wél kritisch durft te zijn op Orbán en zijn club, is onder meer Demokratikus Koalíció (DK). Deze links-liberale partij begon in 2015 een rechtszaak vanwege de omstreden belastingregeling waarmee de voetbalvereniging miljoenen binnen harkte. Het Hooggerechtshof, ook wel de Curia genoemd, stelde DK in het gelijk en oordeelde onlangs dat de voetbalclub bekend moest maken door welke bedrijven men financieel wordt gesteund en waar dat geld zoal aan is uitgegeven. De foundation van de club, die dus in handen is van de burgemeester, ging overstag en maakte bekend te hebben geïnvesteerd in onder meer een slagerij, autoreparatiewerkplaatsen, sporthallen, een busdienst bij de voetbalclub, twee scholen, een hotel en diverse stations. Het opmerkelijkste van alles was echter een bedrag van 502.000 euro dat was uitgegeven voor de aanschaf van een kitchenette. Voor die som kunnen in Boedapest zeven of acht appartement gekocht worden.

Omdat tegenstanders van Orbán bang zijn dat de Brusselse kraan wordt dichtgedraaid wanneer de premier het geld gebruikt voor projecten zonder maatschappelijk nut, is het onwaarschijnlijk dat de kritiek verstomt en dat het laatste woord er dus al over gesproken is. Zo omschreef oppositielid Szarvas Koppány Bendegúz de Páncho Arená als ‘een monument van corruptie en megalomanie’ en werd het dorp Felcsút door Gordon Banjan, voormalig premier en huidig partijleider van het centrumlinkse Együtt 2014, een paar jaar geleden al betiteld als ‘de hoofdstad van Orbánistan’: “Het is een stadion voor 3.800 mensen. Daar past het hele dorp twee keer in. Ik beschouw het een beetje als Disneyland”, vertelde Banjan. “Als klein kind droom je ervan om naast Disneyland te wonen, zodat je er iedere dag naartoe kan.”

“Orbán droomde nooit van Disneyland, maar wel van voetbal. Hij heeft met Puskás Akadémia zijn eigen sprookje gecreëerd.” De premier lijkt echter weinig onder de indruk van alle kritiek. Toen een verslaggever in 2014 bijvoorbeeld vroeg of het niet onverstandig was om een stadion te bouwen waar het dorp van 1812 inwoners wel twee keer in past, reageerde de voormalig jurist gebelgd: “Het beleidsdenken in Hongarije heeft lange tijd last gehad van de nalatenschap van het communisme. Dat merk ik ook aan jouw vraagstelling… En nee, het stadion is niet met publiek geld gefinancierd. Ondernemers verdienen hun eigen geld en zij bepalen waar ze dat aan uitgeven. Wij willen gewoon een van de beste voetbalacademies van Europa worden en daar zitten we niet ver vandaan…”