Hoe het ‘zesde lid van Broederliefde’ de gezamenlijke droom wil waarmaken
Yaël Eisden pauzeert de Playstation voor het gesprek met Voetbalzone. De spelcomputer was in de eerste eenzame maanden in het weinig bruisende Jelgava de beste vriend van de 25-jarige middenvelder, maar inmiddels vormt hij met Jeremy Fernandes en Janyro Purperhart een kleine Nederlandse enclave in Letland. Het Baltische land moet een tussenstop vormen voor de volgende halte in zijn carrière: Rusland. Een gesprek over de last van drie zware knieblessures, omgaan met stugge Letten en opgroeien met Broederliefde.
Door Chris Meijer
Een klein jaar geleden kwam er bij Eisden een aanbieding binnen van Jelgava. Na een gesprek met trainer Marian Pahars, oud-spits van Southampton, hakte hij razendsnel de knoop door om het avontuur in Letland aan te gaan. “Ik wist niet waar Jelgava lag. Letland kende ik nog wel, van topografie. Ik had een beetje gegoogled, toen dacht ik: dit is wel oké, ik ga dit avontuur wel aan. Misschien ben ik ook wel een beetje een avonturier”, lacht Eisden. Het betekende voor hem zijn eerste avontuur in het buitenland, nadat hij in Nederland voor Sparta Rotterdam, Helmond Sport en RKC Waalwijk had gespeeld. De middenvelder doorliep de jeugdopleiding van de Spangenaren, maar brak door drie zware knieblessures nooit definitief door. In de eerste weken van seizoen 2015/16 had Eisden een basisplaats bij Sparta. Door een afgescheurde kruisband zag hij zijn club in die jaargang vanaf de tribune kampioen van de Eerste Divisie worden en promoveren naar de Eredivisie. Na de promotie werd het contract van Eisden niet verlengd, waardoor hij door de achterdeur vertrok bij Sparta. “Sparta zal voor altijd in mijn hart zitten, dus het is wel de grootste teleurstelling dat het daar niet is gelukt. Ik ben daar een man geworden, zowel buiten als binnen het veld.”
“In Nederland kreeg ik constant te horen: ‘Ja, je knie, we weten niet of alles goed zit’. Iedereen gaat dan elkaar napraten, waardoor ik geen kans kreeg. Het ging in mijn hoofd zitten, ik ging denken: is het echt zo met mijn knie? Misschien weten zij het beter. Ik voelde me altijd goed en twijfelde eigenlijk nooit aan mijn fitheid. Mensen deden alsof ze wisten wat ik voelde, dan denk ik: houd jullie mond. Soms had ik het gevoel dat ik hen wilde uitschelden, omdat ik het jammer vond dat er zo over mij gedacht werd”, antwoordt Eisden op de vraag waarom hij uiteindelijk voor een buitenlands avontuur koos. Ondanks dat hij betrekkelijk snel een besluit nam over een avontuur in Letland, was het wennen in de eerste maanden. “Riga is prima, dat is beetje te vergelijken met Antwerpen en Brussel. Maar Jelgava is echt rustig, daar is niet veel te beleven. Als je toch niets gaat doen, maakt het niet uit. Maar als je bijvoorbeeld even snel een broodje wil halen, heb je niet heel veel keuze.”
Wat was voor jou het moeilijkste in de eerste maanden?
“Ik was echt op mezelf aangewezen in het begin, ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik het niet lastig heb gehad. Een buitenlandse jongen in Nederland wordt doorgaans goed opgevangen, dan vragen we: ‘Wat ga je doen vandaag? Heb je zin om mee te gaan?’ Hier vroeg niemand me na de training ergens mee naartoe, iedereen ging naar huis. Ik had het idee dat ze me niet mochten of racistisch waren, want ik was de enige donkere speler in het team. Op gegeven moment werd ik wel een keertje meegevraagd, toen snapte ik hoe het zat. Ze doen gewoon niet zoveel, merkte ik. Het boeit mij verder ook niet als ze me niet mogen, dat is dan maar zo. Gelukkig had ik mijn Playstation, dat was mijn alles. Daardoor kon ik contact hebben met vrienden. Letten zijn sowieso een beetje stug. Wij zeggen altijd dat mensen hier worden geleefd, ze leven niet. Ze doen alles een beetje op de automatische piloot, er wordt weinig gelachen. Wij doen alles veel vrolijker, minder serieus.”
Merk je dat ook op het veld?
“Ja, het ging er in het begin heel serieus aan toe. Kijk, ik probeer ook plezier te maken op de training. Als je bijvoorbeeld een rondo speelt, probeer je af en toe iemand te poorten. Die jongens doen daar helemaal niet aan mee, maar als je met hen praat, vertellen dat ze het leuk vinden om iemand te poorten tijdens een rondo. Als je het blijft doen, veranderen ze er vanzelf in en dan gaan ze het ook doen. Niemand durft alleen de eerste stap te zetten, dus dat deed ik. Ik wil niet zeggen dat ik de pannakoning van Jelgava ben, maar het lukte aardig vaak. Nu wordt er door ons ook een beetje gelachen op de training, terwijl het voorheen allemaal heel serieus was.”
Met ‘ons’ doelt Eisden op de kleine Nederlandse enclave in Jelgava. Na een halfjaar kreeg hij in Letland gezelschap van Fernandes en Purperhart. “Ik ben blij dat zij kwamen, het is fijn om met hen gewoon Nederlands te kunnen praten en we trekken veel samen op. Dat biedt een beetje houvast”, zegt Eisden. Het Nederlandse drietal trekt zo nu en dan wat bekijks in Letland. “We zijn een van de weinige donkere mensen hier. Soms lopen we ergens, dan zie je mensen gewoon achterom kijken. Dat kan je irriteren als je erop gaat letten. Teamgenoten vertelden me dat er hier mensen zijn die nog nooit donkere mensen gezien hebben, dus wij zijn dan de eersten. Het levert nooit vijandelijkheden op, dat niet.”
“Het voetbal is me meegevallen. Ik ben eraan gewend geraakt, waardoor je je manier vindt om te voetballen. Je merkt dat wij in Nederland een betere voetbalschool hebben, zowel technisch als tactisch. In fysiek opzicht zijn ze hier verder, als het aankomt op hard werken en de duels. Na twee wedstrijden zat er al een grote bult onder mijn oog, had ik een elleboog gekregen. Dat doen ze niet bewust, het is niet zo dat ze zoiets hebben: ik ga je slaan. Het is gewoon wat harder, wat mannelijker.” Eisden ziet zijn dienstverband bij Jelgava, momenteel de nummer acht van Letse Virsliga, als ‘springplank’, bij voorkeur richting Rusland. “Dat verdient goed en het lijkt me tof. Ik krijg steeds meer over Moskou te horen, dus daardoor heb ik het gevoel gekregen dat ik dat wel zou willen. Ik ben nog steeds fit, heb geen problemen meer gehad met mijn knie en wat dat betreft heb ik wel het ongelijk van de mensen in Nederland bewezen. Ook voor mezelf was deze stap nodig, om nog meer met voetbal bezig te zijn. Ik ben hier constant met voetbal bezig, bijvoorbeeld op het gebied van voeding en hoe laat je naar bed gaat. Er is minder afleiding, in Nederland is dat er meer.”
Eisden groeide op in Hoogvliet onder de rook van Rotterdam (‘niet echt de getto, maar ook geen Barendrecht of iets’) en zette zijn eerste stappen op het voetbalveld bij Spartaan’20. Dat hij al op jonge leeftijd in de jeugdopleiding van Sparta Rotterdam terechtkwam, hield hem naar eigen zeggen op het juiste pad. “Ik hield van buiten zijn. Lang was het zo dat ik mijn tas thuis zette en direct weer naar buiten ging, maar dat is veranderd. Op gegeven moment ging ik liever thuis uitrusten, jongens spoorden me ook aan om dat te doen. Als ik vrij was, ging ik ook niet mee op stap. Dat is niet moeilijk geweest, omdat mijn vrienden erin meegingen. Ze wisten waar ik mee bezig was en zeiden op gegeven moment ook: ‘Nee joh, blijf maar thuis’. De druk werd weggenomen, door dat begrip”, legt hij uit. In die jaren ontstond een bijzondere band met Emms (Emerson Akachar), Jerr (Jerzy Rocha Livramento), Sjaf (Javiensley Dams), Edson (Edson Cesar) en Mella (Melvin Silberie), die tegenwoordig hiphopgroep Broederliefde vormen. Zij speelden in de jeugd van Sparta en FC Utrecht, maar haalden het profvoetbal niet en richtten zich daarna op de muziek. “Er was ontzettend veel talent binnen de groep.”
Jij bent eigenlijk de enige die het profvoetbal gehaald heeft.
“Zij wilden dat ik het zou halen, wat dat betreft heb ik altijd steun gevoeld. Nu werkt het twee kanten op. Als ik met hen meega naar een optreden, zeg ik altijd: ‘dit lijkt me echt gaaf om te doen, voor al die mensen een show geven’. Toen zij bij Sparta kwamen, zeiden ze: ‘Pff, ik zou echt graag een wedstrijd willen spelen in het stadion’. Het is maar goed dat ik het profvoetbal heb gehaald, want ik zou niet zo ver komen in de muziek. Ik had wel kunnen optreden, maar zou de fans dan wegjagen. Nu kan ik wel met Broederliefde optreden, want die paar honderd fans kunnen ze wel missen.”
Hoe belangrijk is die band voor jou?
“We spreken elkaar dagelijks in een groepsapp. Als ik in Nederland ben, word ik uitgenodigd in de studio om te luisteren naar muziek die nog moet uitkomen. Ik word op de hoogte gehouden en ik zie het als een familie. We hebben veel met elkaar meegemaakt. Niet eens de heftigste dingen, maar gewoon dingen uit je jeugd. Een klein voorbeeldje: dat je niet genoeg geld bij je hebt als je buiten bent. Er is een gedachte ontstaan van: als ik eet, eten jullie allemaal. Het is een bepaalde basis, in mentaliteit. Dat zit er nog steeds.”