‘Hij zei: ‘Die naam kennen we bij Ajax, dat is de Sir Alex Ferguson van Azië‘’
De naam van Robert Alberts (66) is in Nederland misschien relatief onbekend, maar in Zuidoost-Azië kan hij geen stap zetten voor hij wordt aangeklampt voor een foto. De oefenmeester kwam ooit enigszins noodgedwongen in Maleisië terecht, maar raakte verliefd op dat deel van de wereld en zou er nooit meer vertrekken. Dit is het tweede deel van het verhaal van de Nederlandse trainer die dankzij zijn werk in Maleisië, Singapore, Zuid-Korea, Thailand en Indonesië uitgroeide tot een absolute grootheid en tegenwoordig voor Persib Bandung werkt: hoe hij de meest gerespecteerde trainer van het Indonesische voetbal werd.
Door Chris Meijer
Als bevestiging stuurt Alberts via WhatsApp een zogenaamde sticker. Op het kleine fotootje steekt hij zijn duim omhoog. Hoeveel mensen kunnen een sticker met hun eigen hoofd sturen als iets bagusss, oftewel goed, is? Grootheden, waarschijnlijk. Alberts is onmiskenbaar een grootheid in Azië, als trainer van de Indonesische topclub Persib Bandung. Op Instagram (‘ik wil het eigenlijk niet, maar mijn zoon heeft het er opgezet’) is hij goed voor bijna 400.000 volgers. Of hij zomaar even een hapje kan eten buiten de deur? Alberts schudt met een glimlach het hoofd. “Nee, dat kan niet. De wereld kent me niet, maar hier ben ik het bekende gezicht. Je raakt eraan gewend. Als ik net een vork in mijn mond wil steken, komt er iemand met de vraag of ze een foto mogen nemen. Je kan niet onbeleefd zijn, al zegt mijn vrouw dan tegen ze dat we aan het eten zijn. Maar we passen ons er op aan, we gaan niet de deur uit als we weten dat het druk is. Alhoewel, ze kloppen hier ook aan op de deur, dat houd je niet tegen.”
Alberts weet inmiddels niet beter. Als hij doordeweeks op zijn fiets stapt om de bergen in de trekken, ontstaat er steevast een soort karavaan. Terwijl de grijzende Nederlander zich in het zweet werkt, rijden auto’s stapvoets naast hem om hem zo goed mogelijk op de gevoelige plaat vast te leggen. Alberts haalt de schouders op, want het is niet de meest benarde situatie waarin hij ooit gefotografeerd en aangeklampt werd door fans. “Ik moest afgelopen vrijdag naar het ziekenhuis voor een test voor mijn hart, want ik heb afgelopen jaar een hartaanval gehad. Met allerlei slangetjes aan mijn lichaam liep ik daar rond in het ziekenhuis, maar dan word je gewoon gestopt voor een foto. Ik werd geopereerd en dan word je die operatiezaal ingereden. Terwijl ik daar half verdoofd lag, wilden mensen nog steeds foto’s nemen. De dokter die me moest opereren, wilde voor de operatie eerst een foto met me nemen. Dan is het lastig, zo hoeft en hoort het niet.”
Ondanks dat Alberts al bijna dertig jaar in Azië werkt, kwam hij ‘pas’ tien jaar geleden in Indonesië terecht. Hij werkte eerst in Maleisië, Singapore, Zuid-Korea, Thailand en opnieuw Maleisië. Nadat hij door financiële problemen noodgedwongen moest vertrekken bij Sarawak FA, kreeg hij via een vriend een aanbieding vanuit Indonesië. In de veronderstelling dat hij zou gaan onderhandelen met Persija Jakarta vloog hij in 2009 naar de Indonesische hoofdstad.
“Maar toen ik daar aankwam, kreeg ik te horen dat we door zouden gaan naar Malang. Ik reageerde een beetje verbaasd: Malang? Wat is dat? Ik zou toch naar Persija gaan? Nee, Arema had een trainer nodig. Ik stond een beetje te kijken. Arema... Nou ja, het contract was hetzelfde en ze hadden me nodig, omdat ze geen trainer hadden en het elftal slecht draaide. Ik wist helemaal niks van de club, maar ik heb het aangenomen. Ik had in Maleisië tenslotte geen werk.
Ik had bij Ajax met Simon Tahamata gevoetbald en hij had me al een paar keer verhalen verteld over het voetbal in Indonesië. Mijn vader en grootvader hebben in Indonesië gewoond en we hadden in huis wat spullen die ze hadden meegenomen. Er zat in mijn bloed ergens een soort band met Indonesië. De beleving is enorm extreem, ik denk het meest extreme in de wereld. Toen ik hier aankwam, begreep ik dat ook nog niet. Ik dacht: jeetje, wat gebeurt er allemaal? Het was ook enorm interessant. Iedereen leeft hier voor het voetbal, voor de club uit de stad waar ze wonen. Het was een schok, maar tegelijkertijd ook interessant. Je gaat erin mee. En weet je wat het is? Ik kan me nog herinneren dat we met Ajax De Kuip binnen kwamen en dat mensen op ons spuugden. Omdat je van Ajax bent... Als we Den Haag binnen kwamen, werden we uitgemaakt voor ‘rotjood’. Waarom? Daar trek je je op een gegeven moment niks meer van aan.
Ik heb in het eerste jaar ook nog op de grond in de bus gelegen, toen we naar een uitwedstrijd tegen Persebaya Surabaya moesten. Zo erg werd de bus bekogeld. Sommige jongens waren aan het huilen. Je kan het niet beschrijven. Die wedstrijd verlies je al voordat je begint, terwijl ik er alles aan gedaan heb om niet te verliezen. Die jongens waren gewoon te bang. Zulke dingen gebeuren in Maleisië op sommige plekken ook wel. Met black magic, vodoo en dat soort dingen. Het aantal mensen dat erbij betrokken is, is in Indonesië zó groot. Dat zijn volksmassa’s.
Het was een zooitje bij Arema, werkelijk waar. Er werden geen salarissen betaald. Het bestuur was een beetje vreemd, zeg maar. Bij iedere thuiswedstrijd zat het stadion helemaal vol, maar er was volgens hen geen geld. Dat ging hun eigen zakken in. Dus we hebben op een gegeven moment gestaakt, niet getraind en ik ben met de kerst teruggegaan naar Maleisië. Toen ontstond er in de stad zo’n oproer, dat het management zei: ‘Je moet terugkomen, hier is je geld’. Het geld stond meteen klaar. Ik ben teruggegaan en je gelooft niet hoe dat ging. Ik werd opgehaald, niet eens van het vliegveld, maar op de grens tussen Malang en Surabaya. Door een konvooi van vijfduizend mensen. Op de gewone weg. Alleen maar omdat ik weer terugkwam naar de stad. Zoiets maak je nergens mee, dat is ongelofelijk. We werden uiteindelijk kampioen. Ik was de eerste buitenlandse trainer die in zijn eerste jaar kampioen werd, begreep ik. Dan word je een lokale held.
Daardoor kan ik nu ook nog zonder problemen naar Arema. Kijk, de supportersgroepen van Persija en Arema zijn vrienden. Maar Persija is weer de aartsrivaal van Persib. Dus wij moeten met tanks naar de uitwedstrijd tegen Arema. Vorig seizoen was dat echt heel heavy. We werden bekogeld in het hotel, er werd om drie uur ’s nachts afgestoken zodat we niet konden slapen, we konden niet met de bus naar het stadion en moesten een uur in zo’n barracuda zitten... Er gebeurde van alles, die wedstrijd werd twee keer op één dag afgelast. Vanwege de veiligheid. We waren al op de weg terug naar ons hotel in Surabaya, tot de bond besloot dat de wedstrijd wél gespeeld moest worden. Konden we weer terug. Maar het gekke is: ik kan zelf daar overal lopen, maar mijn ploeg kan dat niet. Heel vreemd. We wonnen van Arema en ontstond een enorme rel. Maar toen ik het stadion uitliep, werd er alleen maar geapplaudisseerd.
Na het kampioenschap wilde Arema dat ik bleef, alleen had ik mijn geld nog niet gehad. Dus ik wilde pas over een nieuw contract praten als ik mijn geld kreeg. Makassar had me al benaderd en ik heb daar op een gegeven moment een contract getekend. Toen kwam Arema toch over de brug met mijn geld. ‘Bedankt voor mijn geld, maar ik heb al bij Makassar getekend’, reageerde ik. Daardoor zeiden bepaalde mensen in de bond: ‘Geen speler van Arema mag naar Makassar, die krijgt geen vergunning’. Dat is echt maffia hier, zoiets maken zij gewoon uit. Makassar was een hele kleine ploeg, met een klein budget en we zouden tegen degradatie gaan strijden. Maar na een paar maanden stonden we bovenaan, samen met Persipura. We zouden thuis tegen hen spelen, maar toen besloot de bond die wedstrijd van Makassar naar Surabaya te verplaatsen vanwege veiligheidsredenen. Ja... Daar stemde de president niet mee in, hij wilde gewoon in Makassar spelen. Want als we die wedstrijd zouden winnen, sloten we de eerste seizoenshelft af als koploper.
Het lukte niet om die wedstrijd naar Makassar te krijgen. De president besloot uiteindelijk de competitie van de bond te verlaten voor een onofficiële competitie, die gestart was door mensen die niet meer wilden meedoen aan de corruptie. Ik wilde niet mee, want die competitie werd niet onder vlag van de FIFA georganiseerd. Als er wat zou gebeuren, kon ik niks doen. Ik werd opgevolgd door Wim Rijsbergen, hij nam het baantje aan in de onofficiële competitie. Ik ben teruggekeerd naar Maleisië om weer bij Sarawak te werken, die hadden een nieuw bestuur en daardoor weer geld. We werden in 2013 kampioen en het ging heel lang goed, tot de matchfixing weer de kop opstak. Bepaalde buitenlanders waren aan de gang daarmee. Het ging daardoor niet goed en het bestuur was bang dat we zouden degraderen. Dus ze hebben me on rest gezet. Geen probleem, dat begreep ik. Via een oude manager in Makassar kreeg ik de vraag of ik terug wilde komen, want ze hadden een nieuw bestuur.”
Door een schorsing van de FIFA wegens corruptie binnen de bond heeft de Indonesische competitie tussen 2014 en 2017 stilgelegen. Op het moment dat Alberts terugkeerde bij Makassar, waren de voorbereidingen om de competitie te hervatten in volle gang. Alberts voegde met Ronald Hikspoors en Wiljan Pluim twee Nederlanders aan zijn selectie toe, al zou eerstgenoemde door een slepende achillespeesblessure nooit spelen voor Makassar. Met Marc Klok kreeg Hikspoors een Nederlandse vervanger. De Indonesische competitie is de laatste jaren steeds meer in trek geraakt bij Nederlanders en telt momenteel met Klok, Pluim, Nick Kuipers, Melvin Platje, Geoffrey Castillion, Stefano Lilipaly, Irfan Bachdim, Ezra Walian en Diego Michiels negen spelers met Nederlandse roots. Kuipers en Castillion staan onder contract bij het Persib van Alberts, die eerder ook Kevin van Kippersluis onder zijn hoede had in Bandung.
“Bachdim was de eerste die hier kwam, hij heeft de deur geopend voor anderen met Indonesisch bloed die genaturaliseerd konden worden. Het werd langzaam bekend in Nederland, die jongens weten dat ze hier lekker kunnen voetballen voor vijftig- tot zestigduizend fans. Ze krijgen lekker betaald, want het is belastingvrij. Het geld is niet slecht, in vergelijking met wat de doorsneespeler in Nederland betaald krijgt.
Voor mij is het een toevalligheid. Ik heb een goede vriend in Nederland die mij spelers aanraadt. Hij heeft een aantal Nederlanders aangeraden, maar ook Brazilianen. Het is maar net wat beschikbaar is voor de manier hoe ik wil voetballen met deze ploeg. Het is niet zo dat ik per se Nederlanders wil aantrekken. We mogen maar vier buitenlandse spelers hebben, waarvan eentje uit Azië. Je moet echt weten wat je aantrekt. We hebben niet echt het geld om grote spelers te halen. Ja, Michel Essien is hier in Bandung geweest. Maar zijn contract werd deels door sponsors betaald, omdat hij ook reclame maakte.”
Tijdens zijn tweede termijn, die drie jaar duurde, werd Alberts in 2016 verkozen tot beste trainer van de Indonesische competitie. Hij veroverde geen prijzen met Makassar, al was dat misschien anders gelopen als hij niet noodgedwongen had moeten vertrekken. Nadat hij in januari 2019 vanwege een geconstateerde vorm van huidkanker terugkeerde naar Maleisië, werd Darije Kalezic zijn opvolger en hij kroonde zich in datzelfde jaar met Makassar tot bekerwinnaar van Indonesië.
“Ik had net een contract voor vier jaar getekend. Voor echt heel veel geld, dat kun je vergelijken met een topclub in Europa. Ze wilden me echt graag hebben. Alles ging goed, maar ik kreeg een wond op mijn huid en dat wilde niet genezen. Ik kwam in Maleisië bij een specialist terecht en die vertelde dat ik moest oppassen, omdat het huidkanker was. Daardoor moest ik stoppen bij Makassar, ik mocht niet in de zon en kon niet meer het veld op. In Makassar is het juist heel heet. Van de ene op de andere dag heb ik mijn spullen weggehaald, ik wilde gewoon weg. Ik wilde gezond worden, in Maleisië heb ik een kuur gedaan en dat ging goed. Na vier maanden kreeg ik het bericht dat ik kankervrij was.
Persib had al twee keer contact opgenomen, met het verzoek om te komen als ik vrij was. Toen ik gezond verklaard was, heb ik Persib opgebeld. Ze hadden op dat moment een trainer, maar het ging niet zo goed. Ondertussen kreeg ik aanbiedingen van andere clubs en ik ben naar Jakarta gevlogen om te onderhandelen. Toen ik daar was, belde Persib. Ze hadden een week voor de competitiestart hun trainer ontslagen. Of ik wilde komen. Nou, dat wilde ik wel. Ik ben er meteen naartoe gegaan.
Persib is een topclub, dat gevoel kreeg ik al tijdens de eerste gesprekken met de directeur (Teddy Tjahjono, red.) in Jakarta. Hij heeft een hele goede visie op het voetbal, de structuur is heel professioneel. Er is een persafdeling, een marketingafdeling, een geweldig stadion: het beviel me meteen. Het begon niet zo goed, maar dat veranderde toen ik mijn selectie op de helft van het seizoen kon aanpassen. We gingen van de dertiende naar de zesde plek. In 2020 begonnen we met drie overwinningen, maar de competitie is uiteindelijk beëindigd door de coronapandemie.”
Door de coronapandemie ligt het voetbal in Indonesië al maanden stil en het is niet duidelijk wanneer er weer gevoetbald kan worden. Sterker nog, momenteel mag er niet eens getraind worden. Alberts heeft van de break gebruik gemaakt door met een journalist uit Singapore aan zijn biografie te werken.
“Hij kent me al vanaf de tijd dat Singapore in de Maleisische competitie speelde. Hij zei: ‘Het is hoog tijd dat je eens een boek gaat schrijven, want heel veel mensen willen eens weten wat er nu eigenlijk gebeurd is’. Ik was er al aan begonnen met een journalist in Makassar. Maar toen ik bepaalde namen liet vallen, schrok hij en stopte hij ermee. Vanwege de maffia in het Indonesische voetbal deed hij niet meer mee. Want die maffia controleert ook een hoop andere dingen, die kunnen tegen die man zeggen: ‘Jij raakt je baan kwijt’.
David Endt heeft een heel mooi voorwoord geschreven. We leerden elkaar kennen in de A1 van Ajax en zijn in al die jaren vrienden gebleven. Ik had in Makassar een jongen uit Montenegro. Bij Ajax zat er destijds ook een jongen uit Servië of Montenegro. Dus hij vertelde aan zijn vriend bij Ajax dat hij bij Makassar een Nederlandse trainer had, die voor Ajax had gespeeld. ‘O ja, die naam kennen we hier. Want dat is de Sir Alex Ferguson van Azië’, reageerde hij. Toen ik dat hoorde, dacht ik: hoe kunnen die mensen dat toch weten? Bleek dat David Endt het bij Ajax heel veel over me had gehad.
Ik heb een nieuw contract aangeboden gekregen bij Persib, voor drie tot vijf jaar. Ik zie het wel zitten om hier met pensioen te gaan. We zijn bezig om op Bali een huis te bouwen en daar wil ik de laatste jaren van mijn leven doorbrengen. Op Bali nemen mensen ook foto’s met me, maar gelukkig zitten daar ook genoeg buitenlanders die niks van voetbal weten en komen om te surfen. Bali heeft zich ontwikkeld, ik vond het vroeger niet leuk vanwege de gangsters en de drugs. Nu is Bali een van de mooiste en fijnste plekken ter wereld: het strand, de zee, de bergen, een nationaal vliegveld.
Toen ik hier kwam, dacht ik: een paar jaartjes hier werken en dan ga ik weer terug naar Europa. Maar alles veranderde, ik leerde meer en meer over Azië, het werd me steeds meer bekend en het beviel me. Het eten, de mensen, het klimaat én het voetbal. In het hele jaar kan je in een kort broekje en een hemdje rondlopen. Daarom heb ik er bewust voor gekozen hier te blijven. Het is zo’n fijn gedeelte van de wereld. Het is heel makkelijk leven. Maar je moet je wel aanpassen aan de cultuur. Anders kun je hier niet blijven. Het ligt eraan hoe je kan aarden. Je moet niet denken: wat gaat er morgen gebeuren? Het gaat om vandaag en dan komt morgen wel.”