‘Hier lopen ook een Promes, een Wijnaldum en een Van Dijk rond’
De afgelopen twee weken sloeg de nationale ploeg van Suriname de tenten op in Nederland. De Natio bereidde zich in oefenwedstrijden tegen Almere City (2-0 nederlaag), Telstar (1-1) en hoofdklasser Leonidas (2-3 zege) voor op de Nations League van de CONCACAF, die vanaf september van start gaat. Voetbalzone volgde het spoor van de formatie van bondscoach Dean Gorré, die droomt van de Gold Cup, het WK en een elftal vol met fulltime profvoetballers.
Door Chris Meijer
Gorré slaat zijn hoofd neer, draait zich om en beent hoofdschuddend richting zijn stoel. Eavin Tjon A Loi is net weggegleden en heeft de bal verspeeld aan Jelle Goselink, die Thomas Verheydt een niet te missen kans geeft om Almere City op een 1-0 voorsprong te schieten tegen de nationale ploeg van Suriname. Voor het eerst in de oefenwedstrijd, die op dat moment ruim een halfuur aan de gang is, laat Gorré zich in zijn stoel zakken, klaarblijkelijk even van zijn stuk gebracht door de tegentreffer.
Tot dat moment maakt de bondscoach van Suriname een onverstoorde indruk. Hij geeft geen kik als beide ploegen voor het eerste fluitsignaal bijna tien minuten staan te wachten op het volkslied van Suriname, dat ten gehore moet worden gebracht door iemand met een saxofoon. Na minutenlang turen in de spelerstunnel van het Yanmar Stadion verschijnt plotseling de gestalte van Edgar Davids. De onder luid gejuich ontvangen oud-middenvelder is uitgenodigd om een zegje te doen, maar wordt in de steek gelaten door een defecte microfoon. Als Davids met de saxofonist onverrichter zake lijkt terug te keren richting de catacomben, begint de man halverwege toch te spelen. Langzaam begint het aanwezige publiek zachtjes mee te zingen. Na het volkslied volgt zo snel een minuut stilte voor de overleden Humphrey Mijnals, dat een dienstdoende verslaggever de eerste dertig seconden nog druk is met het oplezen van de opstelling van Suriname en er dan pas achterkomt dat er een eerbetoon aan de gang is.
De oefenwedstrijd tegen Almere City mag dan rommelig beginnen; Gorré zet zijn manschappen direct weer op scherp. Dat achter zijn dug-out een man met een Surinaamse vlag over de tribunes rent en constant Suri! Natio! roept, leidt hem niet af. “Tijdens de wedstrijd zit ik in een soort cocon, ik ben constant aan het kijken hoe de spelers zich manifesteren. Ik heb genoten van de entourage, ook al heb ik er niet veel van meegekregen”, legt Gorré na afloop uit. Suriname verliest uiteindelijk met 2-0 van Almere City, doordat Damon Mirani een kwartier voor tijd een afgeslagen hoekschop tegen de touwen werkt. De nederlaag lijkt het publiek weinig te deren, want voor de internationals van Suriname wacht na afloop een haast oneindige rij voor knuffels en high fives. “Dat is toch mooi om te zien? De jongens hebben weer heel veel ervaring opgedaan, dat nemen ze ook weer mee naar huis. Het is zuur dat je door zo'n moment de openingstreffer weggeeft, dat is gewoon zonde. Daardoor loop je toch achter de feiten aan. Maar ik moet zeggen: vorig jaar waren we na zeventig minuten al moe en nu hebben we het negentig minuten volgehouden. We hebben bij vlagen de overhand gehad en kansen gecreëerd, dat stemt me zeer tevreden.”
Twee dagen eerder stapt Gorré met een kleine zucht de kantine van amateurclub Pancratius binnen. De weersomstandigheden op het sportcomplex in Badhoevedorp, dat zo dicht langs de start- en landingsbanen van Schiphol ligt dat de geur van kerosine doet vermoeden dat er ieder moment een vliegtuig over de velden kan scheren, zijn typisch Hollands: de regen komt met bakken uit de hemel. “De wedstrijd tegen Almere komt eigenlijk te vroeg, we hebben nog een of twee trainingen extra nodig om alles te finetunen”, zegt Gorré terwijl hij zijn voetbalschoenen uittrekt. Voor het tweede jaar op rij heeft Natio, zoals de nationale ploeg van Suriname in de volksmond wordt genoemd, zijn tenten opgeslagen in Nederland voor een trainingskamp. Een jaar geleden oefende de ploeg van Gorré ook tegen Almere City (4-2 nederlaag), evenals tegen FC Den Bosch (4-0 nederlaag) en Sparta Rotterdam (5-2 nederlaag). In aanloop naar het oefenduel in het Yanmar Stadion is Gorré vooral benieuwd, want er zijn bij Suriname de nodige stappen gezet in de afgelopen twaalf maanden.
Iets langer dan een jaar geleden keerde Gorré terug als bondscoach van Suriname. Zijn eerste termijn als keuzeheer van de Natio bleef beperkt tot elf maanden. In 2015 kreeg Gorré de taak om Suriname naar het WK van 2018 in Rusland te loodsen. Na twee wedstrijden kon die missie alweer de prullenbak in, door een dubbele nederlaag tegen Nicaragua (1-3 en 1-0). Drie jaar later ziet Gorré voldoende perspectief om de missie nieuw leven in te blazen. Dat heeft vooral te maken met de introductie van de Nations League door de CONCACAF, de voetbalbond voor landen uit Noord-Amerika, Centraal-Amerika en het Caribisch gebied. In het najaar van 2018 werd de samenstelling van de nieuwe competitie bepaald op basis van drie wedstrijden. Suriname speelde gelijk tegen Dominica (0-0), won van de Britse Maagdeneilanden (5-0) en verloor van Jamaica (2-1). “Als we tegen Dominica hadden gewonnen, hadden we ons geplaatst voor de Gold Cup. We hadden negen opgelegde kansen, speelden op gegeven moment tegen tien man en raakten de paal en de lat. Dat was een unieke prestatie geweest”, mijmert Gorré. Met de twaalfde plaats in de kwalificatiecyclus plaatste Suriname zich voor de zogenaamde League B, waarin ten koste van Nicaragua, Dominica en Saint Vincent en de Grenadines promotie naar het hoogste niveau van de Nations League moet worden afgedwongen. “Het is als bondscoach heel saai om in een jaar twee wedstrijden te spelen. En als je die verliest, is het ook nog eens klaar. Nu heb je gewoon een competitie, we spelen alleen in de komende maanden al zes officiële wedstrijden.”
De introductie heeft voor de relatief arme voetballanden in het CONCACAF-gebied nog een ander, zeer belangrijk voordeel opgeleverd: de FIFA neemt de kosten voor het reis, verblijf en de voeding voor zijn rekening. “Dat is fantastisch, want geld is het grootste probleem. Toen ik begon, was het altijd de vraag: hoe gaan we het geld bij elkaar krijgen om die jongens richting het buitenland te kunnen krijgen? De bondsvoorzitter zei nog net niet: ‘Ik hoop dat ze niet doorgaan’. Want dan moesten er weer tickets naar Haïti of Panama gekocht worden, dat konden ze amper betalen. Daarbij kwamen ook nog eens de trips van de dames- of de jeugdteams.” Voor Gorré bestaat er nog een wezenlijk verschil in vergelijking met zijn eerste termijn als bondscoach van Suriname, want hij heeft zich een jaar geleden definitief in zijn geboorteland gevestigd. In 2015 vloog Gorré een keer per maand vanuit Manchester, waar hij na zijn actieve carrière bleef wonen en zijn gezin nu is achtergebleven, naar Suriname. “Je bouwt iets op in een week en als je drie weken later terugkomt, kan je weer opnieuw beginnen. Eigenlijk is dat voor niets geweest. Of nou ja, voor niets wil ik niet zeggen. Ik heb ervaring opgedaan en de spelers leren kennen, van wie er een aantal nu nog altijd bij zijn. De situatie waarin ik in 2018 begon, was eigenlijk hetzelfde als drie jaar eerder.”
Gorré benadrukt dat de nationale ploeg van Suriname momenteel in de ‘opbouwfase’ zit. In principe is dat nog zacht uitgedrukt, want de oud-aanvaller van onder meer Feyenoord, FC Groningen, Ajax en Huddersfield Town kan louter een beroep doen op spelers die alleen een Surinaams paspoort hebben. De wet in Suriname schrijft voor dat spelers met een dubbele nationaliteit niet mogen uitkomen voor het nationale elftal, dus om voor de Natio te spelen moet je je Nederlandse paspoort laten vallen. Dat levert dusdanig veel nadelen op dat nog geen enkele ‘Nederlandse’ speler heeft besloten om dit te doen. Een oplossing zou een zogenaamd sportpaspoort zijn, dat spelers speelgerechtigd zou kunnen krijgen. “Ik kijk wel met een beetje jaloezie richting Curaçao. Mijn zoon speelt voor Curaçao, omdat mijn vrouw van Antilliaanse komaf is. Hij zei: ‘Papa, ik ga niet op Suriname wachten’. Je hebt gelijk, zei ik. Hij heeft een fantastische ervaring gehad”, wijst Gorré richting Curaçao. Met zoon Kenji in de gelederen reikte het eiland deze zomer tot de kwartfinale van de Gold Cup, waarin de Verenigde Staten nipt met 1-0 te sterk was. “Ik weet dat als we de Nederlandse jongens kunnen gebruiken, we niet alleen gaan meedoen op de Gold Cup. Dan ga je voor de winst. Ik denk dat Suriname nóg meer potentie dan Curaçao heeft. Je slaat dan een groot aantal stappen over. De jongens die hier goed zijn, de toppers, worden dan meegezogen. Voor de Nederlandse jongens, die net niet in aanmerking komen voor Oranje, zou het ook geweldig zijn, want het vormt voor hen een mogelijkheid op een mooie interlandcarrière.”
Tot het zover is, moet Gorré zijn selectie vullen met voornamelijk spelers uit de Surinaamse competitie. Bij de topclubs, Inter Moengotapoe, Robinhood, Transvaal en Leo Victor, wordt er hooguit drie keer per week getraind. Van een gestructureerde voetbalopleiding is in Suriname geen sprake, om nog maar te zwijgen over de gortdroge steppes die moeten doorgaan voor voetbalvelden. Om een deel van de opleiding in te halen, traint Gorré dagelijks met een groot deel van zijn selectie. “Puur op techniek, aannames en passes. De jongens die het doen, zijn echt enorm vooruit gegaan”, legt hij uit. De ochtendtraining moet echter ook weer op tijd afgelopen zijn, omdat praktisch alle internationals nog een normale baan naast het voetbal hebben. Eén van de spelers die het voetbal nog moet combineren met zijn werk, is Gilberto Cronie. “Het is hier echt leuk. Je hebt te maken met andere velden, een ander klimaat”, zegt de 22-jarige vleugelaanvaller van Leo Victor, die in het dagelijks leven werkzaam is in een magazijn, terwijl hij met een grote glimlach om zich heen kijkt in de kantine van Pancratius. Cronie is voor het eerst in Nederland en bekent dat het ‘best wel koud’ is. “Ik droom ervan om ooit in Nederland als profvoetballer terecht te komen, bij Ajax. Vanuit Suriname is het een hele lange weg naar het profvoetbal. Er zitten niet echt veel scouts op de tribune. Hier is de kans weer iets groter om je in de kijker te spelen.”
Roscello Vlijter is tijdens het trainingskamp in Nederland de enige international die momenteel wél onderdak heeft in Europa. De negentienjarige vleugelaanvaller verruilde Robinhood drie jaar geleden voor de jeugdopleiding van Feyenoord. Eerder deze zomer liet hij de Rotterdammers achter zich voor een contract op amateurbasis bij Telstar. “Voor een Surinaamse speler is het heel moeilijk om in Nederland aan de slag te gaan. Als speler van buiten de Europese Unie moet je minimaal twee ton verdienen. Niemand gaat dat neerleggen, dus ja. Of je moet naar een land als Slowakije”, wijst Vlijter naar Ivenzo Comvalius, die deze zomer een driejarig contract verdiende bij AS Trencín en niet van de partij is tijdens het trainingskamp in Nederland. Vlijters neef Gleofilo beproefde tevens reeds zijn geluk in Europa en zit na periodes bij het Israëlische Hapoel Ironi Kiryat Shmona en het Georgische Torpedo Kutaisi momenteel zonder club. Ook Donnegy Fer (op Jamaica bij Portsmore United) en Dimitrie Apai (op Trinidad en Tobago bij W Connection) zijn momenteel buiten Suriname actief. “Toen ik weg moest bij Feyenoord, wilde ik eigenlijk naar het buitenland. Ik dacht dat ik niet goed genoeg voor Nederland was. Maar ik heb met mijn zaakwaarnemer gesproken en hij zei dat ik het best nog een of twee jaartjes hier kon blijven, om op het niveau van Europa te komen. Ik hoop via Telstar hogerop te gaan. Misschien kom ik wel bij een club als Bayern München terecht. Er wordt anders tegen mij aangekeken omdat ik een van de weinige Surinaamse spelers in het buitenland ben. Ze denken dat je al beter dan de rest bent, ondanks dat ik nog in de jeugd bij Feyenoord speelde. Maar dan heb je het nog niet gehaald, dat kan ik pas zeggen als ik in een eerste elftal speel.”
“Het is zonde dat die jongens niet fulltime voetballen. Weet je waarom het zonde is? Omdat ze zó goed zijn. Je kent de Surinaamse jongens in Nederland, die kent iedereen. We hebben een aantal spelers van Surinaamse afkomst in Oranje: Virgil van Dijk, Georginio Wijnaldum, Quincy Promes, dat soort jongens. Hier loopt ook een Promes, een Wijnaldum en een Van Dijk rond. Het enige verschil is: zij hebben een goede opleiding gehad en deze jongens niet. Daardoor hebben ze een achterstand. Maar door hun talent kunnen ze nog steeds heel ver komen. Er is nog nooit een speler vanuit Suriname op het hoogste niveau in Europa terechtgekomen. Er zijn er honderden die het hoogste niveau hebben gehaald vanuit Nederland, jongens met Surinaamse roots”, haakt Gorré in. De bondscoach stelt vast dat ‘zijn jongens’ in het afgelopen jaar al reuzenstappen gemaakt hebben. Niet alleen qua voetbalkwaliteiten, maar ook als het aankomt op de professionele mentaliteit.
“Toen ik in eerste instantie met de spelers een tijd afsprak, waren er steevast een aantal te laat. Dan denk ik: hoe kan dat? Als ze uitleggen waarom, is het omdat ze hun tante moesten wegbrengen, hun moeder moesten ophalen of hun broertje naar school moesten brengen. Ik vroeg een keer: je was er gister niet op de training, waar was je? ‘Ja, ik had een verjaardag’, kreeg ik als antwoord. Zou je niet even bellen dan, zei ik terug. Nu hadden we er ook een die vroeg: ‘Mijn oom is jarig, kan ik even langsgaan?’ We zijn op trainingskamp. Ik vind het lullig, maar je gaat niet uit het trainingskamp voor de verjaardag van je oom. Zo wordt er nu eenmaal gedacht, want ze zijn dat nu eenmaal gewend. Ze denken anders dan wij, ze zien geen probleem. Het is heel moeilijk om dat te veranderen, want ze stappen in een hele andere wereld. Maar het mooie is: die jongens willen heel graag. Dus ze willen ook graag de effort leveren om het goed te doen”, zegt Gorré met een bulderende lach. Het trainingskamp in Nederland draagt volgens hem bij aan de bewustwording onder de internationals. Daarnaast werkt het als een katalysator, want de verhalen gaan rond onder de spelers in Suriname. Het vormt voor de Surinaamse talenten tevens een buitenkans om zich in de kijker te spelen bij de Europese scouts.
“Er zijn weinig scouts die naar een wedstrijd tussen Suriname en Dominica gaan kijken. Door de Nations League wordt het wel iets interessanter, maar in Nederland komen mensen gericht naar jongens kijken. Dat er nu spelers in Europa zitten, was niet mogelijk geweest zonder dit trainingskamp. De spelers zijn al jaren op het niveau waar ze nu zijn, jongens krijgen niet zo snel een kans. Wij proberen ze een kans te geven met dit soort momenten”, gaat de bondscoach van Suriname verder. Het is volgens hem een kwestie van tijd voordat verschillende internationals in een Europese competitie actief zijn. “Ik ben met een missie gestart. Het is mijn missie. The Mission, noemen ze het. Impossible. Als ik stop, wil ik tien spelers vanuit het nationale elftal in het buitenland hebben. Alle jongens die hier rondlopen, hebben de potentie om in het profvoetbal te spelen. Dan heb ik het niet over de absolute top, maar over een profcompetitie. Twee spelers kunnen de top halen.” Er ontstaat een brede glimlach op het gezicht van Gorré als de onvermijdelijke vraag volgt wie dat zijn. “Ik ga geen namen noemen. Elk land heeft zijn toppers, ik weet zeker dat deze jongens zich in Europa verder kunt ontwikkelen. Er lopen potentiële toppers rond voor weinig geld.”
In meerdere opzichten is het trainingskamp in Nederland uitermate belangrijk. Er is Gorré dan ook veel aan gelegen om de opgerichte traditie in stand te houden, ook al moet er altijd inventief worden omgegaan met het budget. Het trainingskamp kan maar gedeeltelijk worden vergoed vanuit de zogenaamde travelfunds van de FIFA, waardoor men afhankelijk is van sponsors. Naast grote bedrijven als Corendon en Windmill Cruises, hebben ook spelers als Georginio Wijnaldum, Quincy Promes en Jeremain Lens bijgedragen aan de trip van Suriname naar Nederland. De spelers van Suriname lopen tevens rond op voetbalschoenen die cadeau gedaan zijn door onder meer Wijnaldum, Sergiño Dest en Ryan Gravenberch, die na de oefenwedstrijd tegen Almere City met een brede glimlach aan de rand van het veld knuffels uitdeelt aan de internationals. “Hopelijk gaan we volgend jaar weer en kunnen we dan tegen een Eredivisie-club spelen. Je wil steeds een stapje verder. Uiteindelijk moet het standaard worden dat we tegen goede clubs en landen kunnen spelen.”
“We zijn helemaal onderaan begonnen”, vervolgt Gorré, terwijl zijn hand richting de grond gaat. “Ik heb al zoveel dingen meegemaakt. Vorig jaar konden we bijvoorbeeld op Dominica niet voetballen, omdat het stadion was verwoest door een orkaan. Moesten we uitwijken naar Guadeloupe, een eiland dat daar tegenover ligt. Het is een hele ervaring. Uiteindelijk ga je steeds hoger, naar de mooie velden en de mooie stadions. Curaçao speelde tegen de VS in een vol stadion, voor zeventigduizend man. Of het dan uiteindelijk een doel is om tijdens dit trainingskamp tegen Ajax in de Johan Cruijff ArenA of tegen Feyenoord in De Kuip te spelen? Nee, nee. Tegen het Nederlands elftal in de ArenA. Een klein toernooi met Oranje, Curaçao, Turkije, Marokko en Kaapverdië, de grote etnische groepen in Nederland. Dát zou ik geweldig vinden. Ik denk dat het een goed idee is, zullen we het opzetten?”
Misschien zijn het voorlopig nog dromen, maar in het afgelopen jaar heeft het wel een meer realistische vorm aangenomen. Na even over het lege veld van het Yanmar Stadion te hebben getuurd, balt Ronald Esajas, tijdens het trainingskamp in Nederland de perschef van de Surinaamse ploeg, de vuisten. Om hem heen stuiteren de internationals heen en weer tussen de catacomben en de zijlijn, waar nog altijd veel publiek staat dat alles van hen wil weten. “Dit is ge-wel-dig. We kruipen, terwijl we kort geleden nog op onze rug lagen. Andere landen sprinten, maar voor ons is kruipen al fantastisch”, zo gebruikt hij een metafoor om de groei van Suriname te bewoorden. In de huidige plannen is het de bedoeling dat de Natio in 2026 voor het eerst op een WK aanwezig moet zijn. De mondhoeken van Gorré schieten direct omhoog als het mondiale eindtoernooi ter sprake komt. “Weet je wat WK-kwalificatie betekent voor Suriname? Dat is geweldig. Normaal tijdens het WK is het hele land geel, dan is iedereen voor Brazilië. Het is mijn droom dat het land voor onze ploeg kan juichen tijdens een WK. Niet alleen als bondscoach, maar ook als mens is het mijn droom om Suriname ooit op een WK te zien.”