voetbalzone

Het vergeten Tricot

Peter van S.16 dec 2010, 21:05
Laatst bijgewerkt: 16 dec 2010, 21:05
Advertentie

Terwijl ik het Palazzo Madame overstak had ik het gevoel dat ik niet alleen was. De sneeuwjacht was wat verminderd maar nog altijd vielen de witte vlokken gestaag uit de hemel. In een zijstraat gebruikte ik de beschutting van de muur voor het ontbranden van mijn sigaret. De schaduw op de muur die opdoemde in het licht van de lucifer deed mij met een ruk omdraaien, een gedaante kwam snel dichterbij en ik maakte mij klaar voor de confrontatie. Een meter voor mij bleef het staan en vanachter de omslagdoek klonk het: "Kom mee, ik moet je wat laten zien."

"Marina", ik klonk hoorbaar opgelucht door het horen van de stem van mijn oude vriendin, "wil jij het wel laten mij ooit nog eens zó de stuipen op het lijf te jagen, ik dacht dat de duivel zelf mij kwam halen." Ondeugend spotte ze met mijn angst: "Mi dispiace jongen, je weet maar nooit", en soepel draaide ze zich om en gebaarde mij haar te volgen.

Had dit te maken met Paolo? Hij was die middag scherp geweest in zijn bestraffing. Wie is de meest elegante Oranje-aanvaller ooit, had hij gevraagd. Ik had de namen opgerateld: Cruijff, van Basten, Bergkamp, Kluivert, misschien Gullit? Paolo had geërgerd zijn hoofd geschud maar toch triomfantelijk de naam genoemd: il Tulipano. Toen ik hem nog steeds vragend aankeek was het even stil en vervolgens kafferde Paolo in rap Italiaans mijn onwetendheid uit. De strekking kon ik wel enigszins volgen. "Het is toch niet te geloven met de jeugd van tegenwoordig, hoe kan het nu dat ik als Italiaan dit weet en hij als Hollander niet, wat is er gebeurd in dat land, hebben ze geen trots meer? De jeugd is daar net als hier!" Ondertussen gebaarde Marina naar mij: trek het je niet aan. Maar toch was het afscheid koeltjes geweest en wat deed zijn vrouw nu hier?

"Waar slaat dit op Marina", ik moest doorlopen om haar haastige passen te kunnen volgen, "je denkt toch zeker niet dat ik naar Turijn ben gekomen om een slechte detective na te spelen."

"Als je nu wat minder praat en wat harder loopt zijn we er eerder, stuk ongeduld", haar woorden waren even vinnig als haar passen. Zoekend naar een scherpe reactie verwenste ik haar in stilte en vervolgens ook mijzelf omdat ik mij altijd liet aftroeven door de mondige Italiaanse. Het café zag er van buiten duister uit verlaten uit, we gingen naar binnen en liepen direct door naar de achterkamer. Er zaten zeven mannen in de ruimte die vol hing met Torino-attributen en ik zag Paolo naast de donkere tafel staan. De kaarsverlichting, de kille stenen en het doorleefde hout maakten de kamer sfeervol, maar toch twijfelde ik of ik het sinister of gezellig vond. Het dieprode Torino-tricot lag voor hem op tafel. Paolo begroette mij en wees naar het oude tenue: het tenue van il Tulipano, de man die jij vergat. Dromerig verhaalde hij over Servaas 'Faas' Wilkes, de eerste Nederlandse voetballegende die schitterde bij buitenlandse topclubs.

"Hij was jullie eerste echte ster, vier jaar heeft hij geschitterd op de Italiaanse velden. In 1949 kwam hij van Xerxes naar Internazionale. Hij was zó sierlijk, zó elegant, zó goed, zó een rasvoetballer, ja absoluut een van de beste dribbelaars ooit. Zijn stijl was puur gebaseerd op schoonheid maar was toch effectief. Alom bekend was zijn briljante uitspraak op de kritiek van mede-international Abe Lenstra, Abe vond dat dribbelaar Faas de bal vaker moest afspelen en zei tegen hem dat voetbal toch echt een spel van elf tegen elf was. Faas antwoordde: 'Abe, als ik er vier voorbij ben is het nog maar zeven tegen elf.' Of over zijn haat tegen koppen: 'Een hoofd is om mee te denken, niet om te voetballen', zei hij dan."

Mijmerend schudde Paolo het hoofd. "Wat ik mij het best herinner zijn de magische solo´s over het hele veld met zijn fabelachtige techniek en zijn tweebenigheid, hij was de beste speler in Italië van zijn tijd. Ook naast het veld was hij ongrijpbaar door zijn laconieke houding en Rotterdamse bravoure. Na drie jaar Inter nam Torino hem over. Natuurlijk moest hij uitgerekend bij Torino een knieblessure oplopen waardoor hij maar weinig kon spelen en hij na een jaar al weer aan Valencia werd verkocht waar hij weer ongekend populair werd, beroemd is de foto dat hij letterlijk op de handen van de fans door de stad ging. Hij was met Ladislao Kubala van Barcelona en Alfredo di Stéfano van Real Madrid de beste speler van Spanje. Zelfs in het vijandelijke Estadio Branabéu werd hij toegezongen. Als international speelde hij 38 interlands , wat vele malen meer had geweest als hij niet acht jaar was geschorst door de KNVB die niet toestond dat hij profvoetballer was, hij scoorde 35 keer. Begrijp je dat ik boos was dat jij deze grootheid vergat te noemen", Paolo keek ernstig, "het was zo’n mooie speler."

Met een gewichtig gebaar wenkte Paolo mij naar de tafel waar het kaarslicht op het oude tenue van Torino viel. "Het tricot van Faas Wilkes", glimlachte Paolo, van hemzelf gehad, en met zijn hand streelde hij zacht over de gave stof. Ik weet niet wat het was maar op de een of andere manier móest ik het ook aanraken. Terwijl mijn hand over de stof ging voelde ik mij warm worden van trots vanwege mijn hier zo geliefde landgenoot. Ik ben niet bijgelovig maar ik zou zweren dat de stof mijn huid liet gloeien. In gedachten zag ik de jonge Faas over de velden dansen in dit prachtige wijnrode tricot, il Tulipano, wat een naam. Ik bedenk mij dat ik hem vaak ben vergeten te noemen: Sorry Faas, ik heb je onderschat. Voortaan begint mijn rij legendarische Oranje-aanvallers zo: Faas Wilkes, Johan Cruijff, Marco van Basten, Dennis Bergkamp en Patrick Kluivert. Sorry dat ik ben vergeten jou tricot daar altijd tussen te hangen, maar hier in Turijn heb ik het terug gevonden.