‘Het is hier echt een gekkenhuis, dat heb ik eerder alleen bij Ajax meegemaakt’
Nederlandse profvoetballers zijn in alle uithoeken van de wereld te vinden, van de spotlights van de grote Europese competities tot de meer avontuurlijke dienstverbanden op andere continenten. In de rubriek Over de Grens spreekt Voetbalzone wekelijks met een speler die buiten de landsgrenzen actief is. Met deze keer aandacht voor Geoffrey Castillion, die na dienstverbanden in de Verenigde Staten, Roemenië, Hongarije en IJsland inmiddels is neergestreken bij de Indonesische topclub Persib Bandung.
Door Robin Bruggeman
“Ajax is de mooiste club natuurlijk. Van jongs af aan ben ik al fan van Ajax en dat ik daar heb mogen spelen, is gewoon een droom geweest die uit is gekomen.” Castillion heeft in de afgelopen jaren op veel plekken gevoetbald, maar voor de geboren Amsterdammer zijn er verder geen twijfels over welke club hij de warmste herinneringen aan koestert. De 28-jarige spits is sinds februari actief bij Persib en begon in maart aan het seizoen met het idee om landskampioen te worden. De coronacrisis heeft voorlopig een rem op deze ambitie gezet, al hoopt Castillion zo snel mogelijk weer aan de slag te kunnen. “Op 21 maart ben ik teruggegaan naar Nederland. Ik was er wel blij mee dat ik nog een vlucht kon regelen van Indonesië naar Nederland. Ze zouden daar ook in lockdown gaan en ik kon nog net weg.”
“Ik heb volgens mij in totaal vier oefenwedstrijden en drie competitiewedstrijden gespeeld. De laatste was op 15 maart en toen werd alles stilgelegd. Eigenlijk zijn we nog best wel lang doorgegaan, want in Europa waren ze al gestopt. Wij hebben op 15 maart nog met publiek gespeeld. Toen werd het in Indonesië erger en werd het daar ook gestopt.” Voor Castillion resulteerde de onduidelijkheid rondom het al dan niet doorgaan van de Liga 1 in flink wat heen en weer gereis, aangezien hij tijdens een interlandonderbreking vlak voor de stopzetting van de competitie ook al naar Nederland was gekomen: “De club belde mij dat ik vervroegd terug moest komen, ik zou eigenlijk vijf dagen blijven, maar na drie dagen moest ik alweer terug omdat ze dachten dat het land in lockdown zou gaan en ik niet meer terug zou kunnen komen. Ik ben dus snel teruggegaan en toen ik daar was, werd bekend dat de league zou stoppen. Na twee dagen in Indonesië ben ik weer teruggegaan. Als ze iets langer hadden gewacht had ik gewoon in Nederland kunnen blijven.”
‘Ze betaalden gewoon niet’
Persib is de twaalfde club op Castillions cv. De voormalig Nederlands jeugdinternational begon zijn loopbaan bij Ajax, waar hij al op jonge leeftijd instroomde in de jeugdopleiding: “Ik was veertien toen ik in de jeugd kwam, heb nog een paar keer mee mogen doen met het eerste. Ik heb met Ajax in de Eredivisie gevoetbald. Omdat ik er zo lang heb mogen spelen, is dat wel een hele mooie tijd geweest”, blikt hij terug. Na uitgeleend te zijn geweest aan RKC Waalwijk, Heracles Almelo en NEC begon Castillion in de zomer van 2014 bij het Amerikaanse New England Revolution aan zijn eerste buitenlandse avontuur: “De MLS vond ik heel tof. Het was alleen jammer dat ik daar niet zoveel speelde, daarom ben ik daar ook weggegaan. Maar qua levensstijl en alles, hoe groot alles daar allemaal is. Voetbal is er natuurlijk niet zo groot als basketbal, American Football of ijshockey, maar er is toch redelijk veel media-aandacht. En ik was daar in 2014, ik denk dat het in de afgelopen jaren alleen maar groter is geworden.”
Bij het Roemeense Universitatea Cluj, dat met technisch directeur Alfons Groenendijk en trainer George Ogararu een aantal bekenden in de gelederen had, volgde voor Castillion vervolgens een terugkeer op de Europese velden en in de jaren erop zou hij in buurland Hongarije ook actief zijn bij Debrecen en Puskás Akadémia. Hier kijkt hij echter met gemengde gevoelens op terug: “Groenendijk had echt een mooi verhaal en aan het begin was het ook echt mooi, een groot stadion in de Roemeense eerste league. Er waren daar echter veel problemen met geld, ze betaalden gewoon niet. Als je drie maanden geen salaris krijgt kun je gratis de deur uitlopen. Ik heb het nog vijf maanden uitgehouden en toen ben ik weggegaan. Hongarije is wel totaal anders, daar heb ik alles gekregen, al m’n geld.” Bij Debrecen verliep het sportief echter anders dan gehoopt: “Het eerste jaar in Hongarije ging goed. De eigenaar besloot daarna echter om me te verhuren aan een competitiegenoot (Puskás Akadémia, red.) om me klaar te stomen voor het volgende seizoen. Dat wilde ik eigenlijk niet, ik zei: ‘Ik wil hier blijven en vechten voor mijn kans.’ Maar hij zei: ‘Je hebt geen keus.’ Na dat jaar kwam ik terug en speelde ik alles in de voorbereiding. Na drie of vier wedstrijden werd de trainer echter ontslagen. Toen kwam er een Portugees en kwam ik op de bank terecht. Hij begon allemaal andere spelers te halen en hij zei dat ik mocht gaan omdat ik niet meer zou spelen. Ik ben zo iemand dat als ik niet meer in de plannen voorkom, het voor mij ook geen zin meer heeft om te blijven.”
‘Het gevoel om in een vol stadion te spelen was ik wel even kwijt’
Met IJsland kende de loopbaan van Castillion vervolgens na een aantal veelbewogen jaren een verrassende nieuwe halte. De spits streek in eerste instantie neer bij Víkingur Reykjavik en zou daarna nog voor FH en Fylkir spelen. In de IJslandse Úrvalsdeild kon hij zijn voeten weer laten spreken en met 28 doelpunten in 43 wedstrijden kijkt hij terug op een sportief succesvolle periode: “Ik had ook nooit gedacht dat ik op IJsland zou voetballen. Ik zat in Hongarije echter een beetje op een dood spoor en mijn toenmalige zaakwaarnemer had contacten met de trainer van Víkingur. Hij vroeg aan mij of ik gewoon weer een jaartje wilde voetballen en toen dacht ik: ‘Ja, ik wil gewoon het plezier weer terugvinden en weer voetballen.’ Vandaar dat ik eigenlijk voor die stap heb gekozen.” De IJslandse competitie was wel wat anders dan wat Castillion tot dan toe gewend was: “Je moet het zo zien: bijna alle clubs komen uit Reykjavik. In de hoogste divisie zaten maar een of twee teams die niet uit die regio kwamen, dat je echt ver moest reizen. Verder zit het allemaal heel dicht bij elkaar. De meeste teams daar hebben twee tribunes en er zit misschien twee- of drieduizend man voor een wedstrijd. Het gevoel om in een vol stadion te spelen was ik dan ook even kwijt.”
Met een aflopend contract op zak ging Castillion begin dit jaar op zoek naar een nieuwe werkgever en in Bandung ervaart hij weer hoe het is om in kolkende stadions te spelen. Het Jalak Harupat Stadium van Persib zit met een kleine dertigduizend man elke wedstrijd stampvol en ook buiten het veld gaat het er behoorlijk anders aan toe dan bij zijn IJslandse werkgevers: “Het zit altijd vol, maakt niet uit of je uit of thuis speelt. Het is echt een gekkenhuis daar. Daar heb je wel veel meer het gevoel dat je profvoetballer bent. Op straat is het ook een gekkenhuis, je kan wel over straat maar je wordt wel de hele tijd gevraagd om foto’s en handtekeningen. Je wordt veel aangestaard. Omdat het nu ook zo goed gaat met het team zijn we ook heel populair. Dat is wel apart, maar ook heel leuk om mee te maken. Voor elke wedstrijd als we bij de bus moeten verzamelen staat het altijd vol met supporters. Dat heb ik eerder alleen bij Ajax meegemaakt, dat er bij trainingskampen of open trainingen met het eerste zoveel supporters kwamen.” Het duurde dan ook even voordat de aanvaller de overgang van het rustige IJsland naar de Indonesische miljoenenstad had verwerkt: “In Reykjavik heb ik ook wel prettig gewoond hoor, maar dit zijn natuurlijk wel twee uitersten. In IJsland wonen driehonderdduizend mensen in het hele land en in Bandung wonen er 2,3 miljoen. In Indonesië is het natuurlijk ook heel warm en in Reykjavik viel het in de zomer wel mee met zestien graden. In de wintermaanden was het ook wel echt koud. Dat is wel een verschil, ik had het er in het begin op de trainingen ook wel moeite mee dat het zo warm was.”
‘Ze doen hier alles echt voor de volle honderd procent’
In zijn eerste weken op Indonesische bodem moest hij er bovendien voor zorgen dat hij trainer Robert Alberts wist te overtuigen van zijn kwaliteiten. Castillion kwam via-via bij Persib terecht en werkte voordat hij een contract kreeg aangeboden al een aantal trainingen af: “De trainer had daarvoor wat beelden van mij bekeken en hij was wel gecharmeerd. Een jaar eerder had hij echter ook al een speler aangetrokken op basis van beelden en dat bleek een beetje tegen te vallen. Daarom heeft hij mij gevraagd of ik langs wilde komen om mee te trainen en een paar wedstrijden te spelen. Dat was voor mij geen probleem. Toen kwam ik daar eind januari om mee te trainen en te kijken of ik het zelf ook wat vond, ik was hiervoor nog nooit in Azië geweest. Na die trainingen zei hij wel van ‘ja, ik heb wel genoeg gezien, we moeten er nu alleen nog uitkomen’. Toen heb ik ook nog een wedstrijd gespeeld omdat de fans me ook wilden zien, dat ging wel goed, ik heb gelijk twee keer gescoord. Daarna ging het allemaal redelijk snel.”
Met drie overwinningen in de eerste drie wedstrijden is Persib uitstekend aan het nieuwe seizoen begonnen en Castillion heeft hier met twee doelpunten ook zijn steentje aan bijgedragen: “Ons doel is om kampioen te worden. Het is hier tactisch niet heel sterk, het is vooral heel snel. Ze doen hier alles echt voor de volle honderd procent. Waar ze in Nederland bijvoorbeeld een stapje naar rechts gaan om de bal te onderscheppen en goed te staan, gaan ze hier echt elke keer voluit om de bal te pakken. Daar kan je wel gebruik van maken, als je die man eenmaal voorbij bent heb je wel echt alle ruimte. Het is niet zo dat tactisch alles goed staat. Tot nu toe heb ik twee keer gescoord in drie wedstrijden, dat ging wel goed. Ze hebben ook een limiet voor buitenlanders, er mogen vier buitenlanders in een selectie zitten. Dus je ziet dat de spitsen bij bijna elk team uit het buitenland komen. Verder heb je vaak een centrale verdediger uit het buitenland en een middenvelder, de rest zijn gewoon locals.”
Door de coronacrisis blijft de teller voor Castillion voorlopig op die twee doelpunten staan en hij weet nog niet wanneer de competitie zal worden hervat. Het seizoen in Indonesië loopt normaal gesproken van maart tot november, waardoor er wel wat spelingsruimte is: “De bond heeft het er al over gehad, maar het gaat er ook om hoe het in Indonesië gaat met het virus en daar heb ik niet echt zicht op. Ik weet wel dat het in Nederland beter gaat, maar ik heb geen idee hoe het daar gaat. Ik spreek hier wel over met de trainer, hij zit nu in Maleisië. Hij zegt dat ze ergens in mei weer gaan praten over de rest van het seizoen. Toen we uit Indonesië weggingen was de planning dat we in juni terug zouden moeten komen en dat we dan met een maand voorbereiding in juli weer zouden starten. Ik denk dat ik deze maand zal horen of ik dan terug moet komen. Ze hopen het seizoen dan eind december af te kunnen maken, dan zullen we wel veel wedstrijden doordeweeks moeten spelen.”