voetbalzone

Guus Til geniet van uitblinker: ‘Die heeft een magneet in zijn kop’

Jordi Tomasowa05 mei 2022, 23:55
Laatst bijgewerkt: 05 mei 2022, 23:55
Advertentie

Guus Til is trots op het feit dat Feyenoord erin is geslaagd om de finale van de Conference League te bereiken. De 0-0 in de return was na de 3-2 zege in De Kuip van vorige week genoeg voor de Rotterdammers om zich ten koste van Olympique Marseille te plaatsen voor de finale. Volgens Til was Gernot Trauner donderdagavond een van de uitblinkers in de ploeg van trainer Arne Slot tijdens het doelpuntloze gelijkspel in Frankrijk.

Til is blij met de prestatie die Feyenoord heeft neergezet. “Ik denk dat we ontzettend goed hebben verdedigd”, vertelt hij voor de camera van ESPN. “Ons centrale duo heeft ontzettend veel ballen weggekopt. Ik denk dat we niet eens echt een hele grote kans hebben weggeven. Die Trauner heeft een magneet in zijn kop, alles valt op zijn hoofd. Verdedigend, want aanvallend kopt hij altijd over”, zegt de middenvelder lachend.

Til laat heeft daarnaast ook genoten van de sfeer in het Stade Vélodrome “Bizar, het stadion was fantastisch. De Marseille-fans zijn echt gruwelijk, onze fans waren ook fantastisch. Twee clubs met zo’n aanhang dat is echt ongelooflijk. Volgens mij hebben we nog een steen tegen de ruit van onze bus gehad. Toen wist ik meteen: oh, dit gaat zo’n potje worden”, zegt Til, die vervolgens de vraag krijgt of hij weleens eerder zulke pittige wedstrijd heeft gespeeld. “De thuiswedstrijd was misschien nog wel ‘heter’. 2-0 voor en werd het weer 2-2. Dit (de return, redelijk) was echt een halve finale. Eigenlijk helemaal niet leuk, maar omdat het zo spannend is, is het wel leuk.”

“Ik heb me eigenlijk helemaal niet bezig gehouden hoe we gespeeld hebben”, vervolgt Til. De laatste vijf minuten was nog billenknijpen. Ik zag Lutsharel Geertruida nog naar voren rennen en dacht: oh….Gelukkig floot de scheidsrechter af op het moment dat Olympique Marseille een corner wilde nemen, want ik dacht: straks mogen ze die nog nemen en knikken ze ‘m binnen. Jezus, wat een wedstrijd.”