Groninger gaat voor Surinaamse titel: ‘En daarna afstuderen…’
PARAMARIBO - Frederik Specken stapte in september op het vliegtuig voor een tien maanden durende stage in Suriname. De 24-jarige Groninger zit in het derde jaar van de bacheloropleiding Social Work aan de Hanzehogeschool Groningen en in het kader van zijn stage probeert hij nu om ontspoorde jongeren op het rechte pad te krijgen. “Ik kon stagelopen in Nederland, maar mocht ook naar het buitenland. Ik koos voor het laatste.” Het betekende wel dat Specken niet meer kon voetballen bij zaterdageersteklasser Oranje Nassau. Hij was echter niet van plan om stil te zitten, nam zijn kicksen mee in de koffer en voetbalt nu voor een topclub in de Surinaamse eredivisie.
Door Gijs Freriks
Specken kwam terecht bij SV Walking Boyz Company (WBC), drievoudig kampioen van de zogeheten Telesur-competitie en de nummer drie van het vorige seizoen. Het team van trainer Eugène Verwey staat ten tijde van het schrijven van dit interview na zeven speelronden met vijftien punten op de eerste plaats en doet dus serieus mee om de eerste titel sinds 2009. “De club wil kampioen worden, dat is het doel”, zegt Specken in een interview met Voetbalzone. De controlerende middenvelder deed tot dusver drie keer mee bij WBC; zo kwam hij eind november nog na 69 minuten binnen de lijnen in de met 2-0 gewonnen topper tegen Inter Moengotapoe, de club van oud-commando Ronnie Brunswijk.
“Bij Inter is er nog niet gewisseld, dacht ik zo, terwijl ‘Jan’ Specken zich klaarmaakt om in de wedstrijd te komen (…) Miguel Slagveer zal dus plaats moeten maken voor Jan Specken met rugnummer 8”, zo kondigt de commentator van dienst de wissel aan. In de twintig minuten waarin ‘Jan’ meedoet, helpt hij WBC de voorsprong te verdedigen. Middels vlotte passes en kaatsen zoekt de controleur een paar keer de combinatie met ploeggenoten en hij doet ook nog een doelpoging. Een kwartier voor tijd kan hij de bal na een indraaiende vrije trap, onder druk van een verdediger, echter niet richting doel krijgen. “Specken! Probeert met een acrobatische tour te scoren, maar houdt er een corner aan over”, zo luidt het commentaar.
‘Jan’ is dus gewoon ‘Frederik’. Hij wordt in Suriname echter met zijn tweede naam aangesproken omdat zijn eerste naam op de spelerspas om onduidelijke redenen was weggelaten. “Voor de eerste wedstrijd vroeg ik aan de manager welk rugnummer ik had, maar hij kon mijn naam op het wedstrijdformulier niet vinden. ‘Dat is raar’, dacht ik. Bleek op dat formulier dus Jan Specken te staan in plaats van Frederik Specken. Omdat het al verkeerd op de spelerspas stond, kon het ook niet meer veranderd worden.” Specken maalt er niet om: hij heeft het goed naar zijn zin in Paramaribo, kan zijn stage goed combineren met de drie trainingen en één wedstrijd per week bij WBC en heeft de indruk dat hij dicht tegen een basisplaats aanzit.
“Ik merk op de trainingen dat ik steeds meer mijn draai begin te vinden. Ik raak meer gewend aan de hoge temperaturen, de hoge luchtvochtigheid en aan de speelstijl. Als middenvelder is het hier lastig omdat je veel meters moet maken en ik het toch gewend ben dat het tactisch wat beter georganiseerd is. Het is hier allemaal wat opportunistischer. Ze willen dat je constant naar voren gaat en de bal gaat veel heen en weer. Het lijkt soms net op flipperkastvoetbal. Maar ik kan inmiddels veel beter met alle omstandigheden omgaan en die basisplaats zit er absoluut in”, aldus de ex-speler van Be Quick 1887 en de gezamenlijke jeugdopleiding van FC Groningen en SC Cambuur.
Hoe beoordeel je het niveau als je dat afzet tegenover het Nederlandse?
“Het niveau ligt sowieso lager dan de Eredivisie en het niveauverschil binnen de competitie en tussen spelers is ook groot. Er zijn jongens die echt wel op een goed niveau meekunnen, maar er lopen ook voetballers bij die in Nederland niet bij de topamateurs zouden zitten. Het is heel wisselvallig. De vergelijking is daarom ook heel lastig te maken. Het is hier opportunistischer en individualistischer. Met Oranje Nassau speelden we vorig seizoen bijvoorbeeld in de Hoofdklasse. Daarin begint het met een goede verdediging en daar borduur je op verder. Dat is over het algemeen het tactische spelletje in Nederland. Je hebt in Nederland ook meer vaste taken bij een positie dan hier. Hier komt het wat meer op de speler zelf aan.”
“Toch is het niveau in Surinamer hoger dan ik had verwacht. Ik had al wat beelden gezien op internet en had er enkele voorstellingen van gemaakt, maar in het echt valt het niveau mee. Er zitten gewoon behoorlijke voetballers tussen, sterke en snelle spelers. De duels zijn ook heel fel, dus dat valt alleszins mee.”
Ik zag dat een lange zijde van het stadion bij de wedstrijd tegen Inter Moengotapoe leeg was. Hoe is de ambiance over het algemeen?
“De tribunes waar je op uitkijkt zijn leeg, want iedereen zit ‘achter’ de cameraman. De opkomst verschilt per wedstrijd. Tegen een laagvlieger komen er weinig mensen, maar tegen ploegen als SV Notch en Inter komen er wel een paar honderd man en bij uitwedstrijden zitten daar tweeduizend man op de tribune. De fans die er zijn, zijn behoorlijk fanatiek. Ik heb ook begrepen dat er steeds meer mensen komen kijken naarmate de competitie vordert. Het is ook bijzonder dat ik hier op straat word aangesproken en herkend. De mensen volgen het allemaal en vinden het bijzonder dat ik voor WBC speel. Het zijn enorme liefhebbers. Tegelijkertijd is het eigenlijk gewoon amateurvoetbal, want de voetballers hebben ernaast gewoon werk.”
Dat laatste geldt dus ook voor Specken zelf, want hij loopt vier dagen in de week stage. Met de stichting RUMAS (Reik Uit Naar Mas/Meer) zet hij zich in voor risicojongeren, mensen die vroegtijdig hun school verlaten; de zogeheten drop-outs. Dit zijn jongeren die veelal op het criminele pad zijn beland of thuis niet de aandacht krijgen die zij nodig hebben. “Ik wilde graag iets doen voor een resocialisatieproject waarin ook sport een belangrijke rol speelt”, legt Specken uit. “Zo wordt er voor de jongeren bijvoorbeeld een bosbivak georganiseerd op het trainingsterrein van het leger en daar worden dan weer allerlei activiteiten gehouden. Het bevalt me goed en het is goed te combineren met het voetballen. De werkdagen zijn vroeg afgelopen en ik vind het ook wel lekker om ’s avonds te trainen.”
Hoe ben je precies bij WBC terechtgekomen?
“Ik wilde blijven spelen, dus heb ik mijn spullen meegenomen; mijn voetbalschoenen, mijn scheenbeschermers. Ik ben op zoek gegaan naar een club, samen met twee andere Nederlanders (Sander Mens en Jordy Harleman, red.) die hier al waren. Zij hebben mailtjes gestuurd naar alle clubs in de competitie en WBC reageerde. We zijn mee gaan trainen en de trainer was direct enthousiast. Hij wilde gelijk dat we alle drie bij de selectie kwamen en mee zouden doen aan de competitie. Toen hebben we besloten om ons over te laten schrijven. Ik had niet verwacht dat iedereen zó toegankelijk zou zijn, heel leuk om mee te maken. We zijn de eerste Nederlanders bij deze club en zijn er met open armen ontvangen.”
Toch zullen er volgend seizoen waarschijnlijk geen Nederlanders meer te bewonderen zijn in het André Kamperveenstadion van WBC. Verdediger Sander Mens keert deze week terug naar Utrecht en de Apeldoorner Jordy Harleman stapt in januari op het vliegtuig. Voor Specken zelf komt er in september een einde aan zijn avontuur in Zuid-Amerika. Langer blijven is geen optie: “Ik zal toch moeten afstuderen… Ze wilden mij en de andere twee jongens langer behouden, maar dat zit er niet in.” Specken hoopt dat hij volgend jaar zomer afscheid kan nemen met de titel: “Er zijn een stuk of vier ploegen die kans maken op het kampioenschap en wij zijn er daar één van. Als we kampioen worden, gaat Walking Boyz Company trouwens volgend jaar op trainingskamp naar Nederland.”
De carrière van Specken had er overigens heel anders uit kunnen zien als hij was doorgebroken in de gezamenlijke jeugdopleiding van FC Groningen en Cambuur. Hij sloot zich als eerstejaars E-pupil aan bij De Trots van het Noorden en vertrok als eerstejaars A-junior. “Ze wilden wel met mij door, maar ik had zelf al besloten om te stoppen. Ik kampte met veel knieproblemen en speelde daardoor te weinig. Ik dacht: als profvoetballer worden niet meer gaat lukken, dan kan ik beter nu zelf de keuze maken dan dat dat later voor míj gedaan wordt. Ik dacht simpelweg dat het er niet inzat en het was natuurlijk ook geen beslissing van een half jaar, want ik had er al jaren gedachten over.”
“Ik heb er zeker in het begin weleens van gebaald dat ik ben gestopt bij FC Groningen. Ik was er toch van kleins af aan mee bezig. Maar achteraf ben ik er tevreden over en anders had ik dit avontuur in Suriname natuurlijk ook nooit mee kunnen maken”, aldus Specken. Waar zijn sportieve toekomst nu ligt, dat weet de derdejaars hbo'er nog niet: “Ik heb er nog niet echt over nagedacht. Tegen de tijd dat ik een nieuwe club moet zoeken, ergens volgend jaar, ga ik erover nadenken. Of het vaststaat dat ik terugkeer bij Oranje Nassau? Nee, dat niet, hoewel ik warme gevoelens voor die club heb. Maar ik weet het nog niet zo goed…”