Gedartel tussen de rouwdouwers
Het was een schitterende zomerdag in 2004 toen ik mijn eerste stappen zette in Kingston-upon-Hull, East Yorkshire, beter bekend als Hull. Ik zou er een maand of twee komen te werken in een callcenter. Vlak na aankomst nam mijn supervisor me mee naar de pub en vroeg ze wat ik wilde drinken. Het was twee uur ’s middags. ‘Koffie’, zei ik, naïeve Hollander. Dat werd weggehoond en luttele seconden later stond er een gigantische pint voor mijn neus. Noordoost Engeland, zo gaat dat dus. Zonder halve liter bier geen lunch.
Noem de stad en iedere willekeurige Engelsman kijkt je met een vies gezicht aan. Hull heeft er een waardeloze reputatie, een miserabele stad met onverstaanbare lieden en tienerzwangerschappen. Ik vond het er schitterend. Gekscherend zei ik dat ik mij als Eindhovenaar prima thuisvoelde in een lelijke stad. Goed, elegantie was er niet te vinden. Onverstaanbaar waren ze zeker. Maar je voelde het: eerlijke, oprechte mensen. Ik heb me zelden zo welkom gevoeld.
Dat gezegd hebbende, het blijven Noord-Engelsen. Als voetbalfanaat was ik direct geïnteresseerd in de lokale verrassing: Hull City. Maar in Hull hebben ze niet zoveel met voetbal. Rugby, dat kijken ze. En dan niet eens rugby union, waarvan we bij de NOS nog wel eens een verdwaald WK langs zien komen: nee, rugby league, het bikkelharde broertje. In Hull vinden ze zelfs standaard rugby een mietjessport. Dat soort mensen. Het is geen wonder dat Hull City pas begon te groeien nadat een prachtig nieuw stadion werd betrokken, dat werd gedeeld met de lokale rugbyclub.
Even de geschiedenis in: in 2002 nog was Hull City een lelijk eendje dat rondzwalkte in de krochten van League Two (het vierde niveau van Engeland). Toen ik door mijn verblijf in de stad verstrikt raakte in deze club, was juist een immense opmars ingezet. Na twee opeenvolgende promoties kwam het Championship, een monster van een divisie waar het voor een kleine club keihard zwoegen is. Ik genoot er intens van een club in de marge van het Europese voetbal te volgen. Het hypermoderne KC Stadium sloot niet helemaal aan bij de statuur van de stad en de club, maar je voelde de krachten door de jaren heen groeien. Op een gegeven moment tekende Jay-Jay Okocha, de Afrikaanse tovenaar. Bij Hull, potverdorie! Ik kon nauwelijks op mijn buik slapen, en ik voelde: het gaat gebeuren... Het gebeurde ook: op 24 mei 2008 schoot local boy Dean Windass (geblokt, onbehouwen en een hartje van goud: meer Hull dan Dean Windass kun je niet zijn) Hull City op Wembley naar de Premier League.
Deze clubexpert is te kort om de achtbaan van emoties die ik sinds dat moment heb doorgemaakt te beschrijven. Er volgden Premier League, degradatie, een waanzinnig spannende promotie en vorig seizoen zelfs een weergaloos FA Cup-avontuur. Wat ik wel kan zeggen is hoe bizar het is om te constateren waar de club nu staat.
Want zelfs met de volstrekt onzekere tijden die staan te wachten staan kan ik volmondig zeggen: Hull City beleeft de hoogtijdagen van zijn geschiedenis. Ik maak grapjes over rugby, maar de fans zijn talrijk en trouw en het optimisme raast door de catacomben. Goed, de eigenaar wil de clubnaam veranderen. Goed, dat is mislukt en de club staat te koop. (Deze man, Assem Allam, is geen verkeerde vent overigens. Het is weliswaar een Egyptenaar, maar geen rare buitenlander van ver met toevallig een paar centen. Hij is een lokale ondernemer met een hart voor de stad, die de club van de ondergang gered heeft bovendien. Maar ja: wél een ondernemer.) Enfin, onzekerheid genoeg, dat is allemaal waar. Maar er staat een prachtige ploeg, met een kern van Britse spelers, bereid zich wekelijks leeg te knokken. Er was zowaar eventjes Europees voetbal. Er is de bezielende leiding van Steve Bruce (zo beleefd en bedeesd als hij zich voordoet, zo vastberaden spelen zijn teams). En sinds kort kopen we verdorie spitsen weg uit de Serie A, en, klap op de vuurpijl, wait-for-it, tadadadaaa:
Hatem. Ben. Arfa.
Zie je het voor je? Engelsen uit het Noorden, zich op werkdagen nog vóór de middag bezattend met grote pints of beer, dikke buiken stoere koppen, bij voorkeur juichend om zich in de modder kapotvechtende kleerkasten op een rugbyveld... die straks zingen voor Hatem Ben Arfa! Hatem Ben frickin’ Arfa, die als het even kan door verdedigingen danst en dan de bal het doel in dartelt. Van Dean Windass naar Hatem Ben Arfa, een groter verschil op een voetbalveld kan ik me nauwelijks voorstellen.
En ik weet ook wel, als ik heel eerlijk ben: het gaat hem vast niet worden. Hatem Ben Arfa in Hull, het klopt niet, het strookt niet. Het is Ronaldinho bij Cambuur Leeuwarden. Okocha trapte er ook geen deuk in een pakje boter. Maar wat zou het. Dromen mag. Zelfs Jan Mulder ziet ons de Champions League winnen. Ik ga er niet omheen draaien: ik kan wéér niet op mijn buik slapen. Het is magnifiek om te zien wat er in deze, ja je leest het goed, prachtige (!) stad gebeurt en ik kan niet wachten op wat de toekomst brengt. Come on you Tigers, City till we die.