‘Er wilden zoveel mensen naar binnen, dat er zes doden zijn gevallen’
NOOTDORP - “Tsja, dat kun je je gewoon niet voorstellen.” Bob Kootwijk schudt lachend het hoofd en kijkt al roerend in zijn koffie naar buiten. De Haagse oefenmeester is voor even terug in Nederland en vertelt tegenover Voetbalzone over zijn belevenissen op Madagaskar, waar hij inmiddels al tweeënhalf jaar werkzaam is bij Fosa Juniors. Wat in het najaar van 2016 begon als avontuur, is voor Kootwijk inmiddels een project geworden.
Door Chris Meijer
Dat Kootwijk eind november twee weekjes naar Nederland kon afreizen, heeft te maken met perikelen bij de voetbalbond van Madagaskar (FMF). Er waren plannen om het competitievoetbal op het eiland op de schop te gooien, maar moeizaam verlopen presidentsverkiezingen steken daar voorlopig een stokje voor. “Er moesten veertig mensen op een conferentie opdagen om te stemmen. 20 tot 25 mensen zijn niet boven water gekomen, omdat ze ergens werden vastgehouden zodat ze niet konden stemmen. Dan hopen ze dat er in iemands voordeel gestemd wordt”, vertelt Kootwijk. De Afrikaanse voetbalbond (CAF) kreeg lucht van de chaos en heeft de FIFA ingeschakeld. De wereldvoetbalbond stelde een zogenaamde ‘normalisatiecommissie’ samen, wat inhoudt dat de zittende bestuurders werden weggestuurd en vier mensen zijn aangesteld om een interim-bestuur te vormen. “Het is gewoon bizar hoe dat eraan toegaat, dat er twintig mensen niet komen opdagen. Die worden dan ergens vastgehouden door een politie-agent, waardoor ze hun vlucht of trein niet kunnen halen.”
Avontuur
Voor de gemiddelde Nederlander is dit misschien bizar, maar Kootwijk is inmiddels wel gewend aan de gang van zaken op het Afrikaanse eiland. De Hagenaar, die in Nederland onder meer als assistent-trainer bij Vitesse en ADO Den Haag werkte, kwam in het najaar van 2016 op Madagaskar terecht. Arno Philip Steenkist, de Nederlandse eigenaar van Fosa Juniors, had via de Coaches Betaald Voetbal (CBV) een oproep gedaan om Nederlandse trainers naar Madagaskar te trekken. Het oog van Kootwijk viel op de oproep, die tevens de aandacht had getrokken van André Wetzel. Kootwijk en Wetzel, die samenwerkten bij ADO Den Haag, troffen elkaar op het Haagse strand en raakten aan de praat over een avontuur op Madagaskar. “De eigenaar had een selectie gemaakt en zei: Kom maar kijken. André is toen in eerste instantie alleen gaan kijken en kwam met positieve verhalen terug. Er is een tijd overheen gegaan en uiteindelijk zijn we in oktober 2016 er naartoe gegaan.”
“Madagaskar is een arm land. De eerste keer dat je daar komt, zijn de prikkels en indrukken best wel heftig. Mensen leven op straat. De ene loopt op blote voeten en de ander is westers gekleed, de contrasten zijn super groot. Daar was ik van onder de indruk. Iedereen leeft daar op straat. Vijf uur ’s ochtends wordt het licht en dan lijkt het wel alsof iedereen uit zijn hol komt, iedereen gaat de straat op. Het is hartstikke druk, je kan om zes uur ’s ochtends in de file komen te staan. Je ziet kraampjes met fruit en vlees, waar de vliegen omheen zitten. Vuilnisplaatsen op straat, waar mensen nog dingen uitzoeken. Die prikkels zijn in het begin zo intens geweest.” Kootwijk en Wetzel werden door de clubleiding in eerste instantie ondergebracht in een hotel en waren onder de indruk van de faciliteiten en voorwaarden van Fosa Juniors. “Het was een avontuur, maar we dachten: we zien wel. We wilden de eerste drie maanden gebruiken om te kijken wat we ervan zouden vinden. Een soort lange trip. Als het niks was, konden we er weer mee stoppen.”
“Voor je het weet, sta je in je trainingspak op het veld. Maar het is daar zo warm, je hebt helemaal geen trainingspak nodig. De volgende dag ging ik gewoon in mijn korte broek weg en ben je aan het werk. Aan het observeren, kijken, praten. Die coaches hebben dan zoiets van: kom er gewoon bij. We hebben wat clinics en trainingen gegeven, om te laten zien hoe het anders kan”, vertelt Kootwijk. Na een tijdje besloot Wetzel eruit te stappen en terug te keren naar Nederland. Kootwijk bleef op Madagaskar en was inmiddels hoofdcoach van het eerste elftal van Fosa Juniors geworden, omdat zijn voorganger problemen kreeg met de spelersgroep. “Ik zag direct dat ik aan de slag moest. Afrikaanse voetballers zijn heel individueel ingesteld, hebben zoiets van: kijk eens wat ik kan. Ze begrijpen wel dat je een team bent, maar je moet verbanden in een elftal uitleggen. Er moesten wat zaken overwonnen worden, in disciplinair opzicht. Als in: op tijd komen, dingen samen doen, zoals de warming-up. Het zit iets anders in elkaar dan hier.”
In hoeverre was er sprake van professionaliteit bij de club?
“Qua professionaliteit was het nul. Nu komen de jongens iedere dag een half uur voor aanvang van de training op de club, dan is er tijd voor medische verzorging. Het ging vrij vlot om dat erin te krijgen. Die jongens zijn niet zo veeleisend. We gingen ze een vergoeding geven, waardoor het voetbal een soort job werd. CNaPS Sport, de grootste club van het land, boden hun spelers een baan in het bedrijf, die moesten er nog bij werken. Wij boden die jongens een salaris, waardoor ze zich volledig moesten richten op het voetbal. Ik heb de werkwijze opgepakt die ik bij ADO gebruikte. De jongens zijn daarin vrij professioneel geworden. De chauffeurs, de koks, de medische staf: ze dachten allemaal dat ze naar huis konden als het klaar was. Maar dan is het nog niet klaar. Sommige mensen moeten er eerder zijn, omdat er voor de training nog dingen moeten gebeuren. Na de training moeten bijvoorbeeld materialen worden opgeruimd. Dat doen nu mensen die je erbij betrekt en een vergoeding daar voor krijgen, ze zijn enorm blij dat ze wat kunnen doen. In eerste instantie werkten zij in de fabriek van de eigenaar, maar we hebben getoetst wie er affiniteit met voetbal hadden. Er waren heel wat mensen die daar op gereageerd hebben, waardoor ik nu een prima staf heb. Zij weten dat voetbal geen hobby meer is, maar een job. Als je uitlegt hoe het bij grote clubs als Barcelona, Real Madrid, Ajax en PSV eraan toegaat, dan is er eerst verbazing. Maar nu begrijpen ze het wel.”
“In de omgang met Afrikanen, moet je veel geduld betrachten. Zij denken vaak: ah joh, dat komt morgen wel. Maar dat kan soms niet. Er gebeuren weleens dingen. Laatst was er op zondag een grote festiviteit geweest in het stadion, waardoor er de nodige rommel lag. Ze hadden het podium opgeruimd en de hekken weggehaald, maar de rommel laten liggen. Dus wij kwamen daar maandagochtend, toen lag het veld nog helemaal vol met papier. Dan zeggen ze: Je kan vandaag niet trainen. Nee, dat begrijp ik. Dat betekent dus dat je van tevoren moet vragen wanneer er de volgende keer weer dat soort dingen zijn. Daar moet je mee leren dealen.”
Afrika Cup
Sinds het aantreden van Kootwijk op Madagaskar, is het niveau behoorlijk omhoog gegaan. Dit zorgde er mede voor dat het land zich onlangs voor de eerste keer in de geschiedenis wist te kwalificeren voor de Afrika Cup. “Daar liepen drie spelers van mij tussen, dat maakt me trots”, zegt Kootwijk. Dit heeft echter ook nadelen, want sterspeler Andriamirado Andrianarimanana, voetbalnaam Dax, werd weggekocht door het Zuid-Afrikaanse Kaizer Chiefs. Het voetbal zorgt op Madagaskar voor gekte, zo bleek wel tijdens het duel met Senegal (2-2). “Normaal gesproken gaan er 40.000 mensen in het nationale stadion. Maar omdat de wedstrijd tegen Senegal zo belangrijk was, dachten ze: we laten mensen op de sintelbaan staan. Er wilden zoveel mensen naar binnen, dat er zes doden zijn gevallen. Een soort Heizel-idee. Het was zo verschrikkelijk vol. Ze hebben een straf ervoor gekregen, mogen twee wedstrijden niet op die plaats spelen. Dan zie je de gekte, iedereen wil erbij zijn.”
“Ik vond het mooi dat het zo vol was, maar je ziet direct dat het niet goed is. Het is niet prettig, het is te vol. Het gebeurt daar gewoon, want de federatie denkt: ah, geld. Ze denken niet aan de gevolgen, want nu hebben ze een boete gekregen. Per saldo zijn er zes mensen dood, dat moeten ze ook allemaal nog regelen. Ze denken in korte termijnen daar.” Kootwijk noemt het avontuur in Afrika een verrijking voor zijn trainersloopbaan. “Als je ergens alleen bent, doe je een groot beroep op jezelf. In West-Europa komt er veel meer bij kijken dan het werkgedeelte, de druk van de buitenwereld is veel groter. In Afrika is de sportieve uitdaging ook weer behoorlijk groot. Dat je als jonge club meedoet om de titel, is uniek. Je schopt gigantisch hard tegen de gevestigde orde aan. Twee of drie ploegen kijken tegen ons op, grote spelers vragen of ze bij ons kunnen komen spelen.”
Dat Kootwijk zijn zaakjes bij het in 2015 opgerichte Fosa Juniors uitstekend op orde heeft, bleek wel toen de club in de zomer van 2017 een trainingskamp in Nederland belegde. Zijn ploeg wist alle oefenwedstrijden, tegen HVV, HBS, Westlandia en Jong ADO Den Haag, te winnen. “Het loopt daar tactisch een beetje achter. Technisch en fysiek is het allemaal wel in orde, maar het was lastig om het voetbal dat ze daar spelen om te buigen. In Nederland maakte we een enorme stap in dat opzicht, het verschil met de andere ploegen was ineens heel groot.” Het leven op Madagaskar bevalt de oefenmeester uitstekend. “De mensen leren mij kennen, dus als ik een restaurant binnenkom, is het: Hé coach, hoe is het? Je krijgt wat extra faciliteiten van hen, ze houden weleens wat lekkers voor je vast. Ik werd heel positief door het enthousiasme van die jongens. Ze nemen meer van je aan, omdat ze weten dat het voetbal verder is in Europa. De bereidheid is heel groot. Het is nooit zo dat ze geen zin hebben. Hagenezen zijn vrij direct, dus dat was wel een ding. In het voetbal is het zo: het is goed of het is niet goed. Je kan ook niet meteen van alles eisen, dus je wordt er wat milder in. Ik heb gemerkt dat ik milder werd in een aantal zaken dan in Nederland.”
Fosa Juniors heeft zich gevestigd in Mahajanga, in het noordwesten van Madagaskar. De club, spelend in een oranje tenue, heeft tevens een licentie in de hoofdstad Antananarivo. Daar moet het stadion, waarin getraind wordt, gedeeld worden met andere clubs. “Je moet met de mensen die daar verantwoordelijk zijn voor het terrein afspraken maken, dat je dagelijks gaat trainen van acht tot tien. Daar moet je aan vasthouden, want het kan zomaar zo zijn dat je op een dag aankomt en dat er een andere ploeg op het veld staat. Dan hebben ze zoiets van: kan toch wel? Dan kom je terug in je westerse structuur en heb je zoiets van: als we dat afspreken, traint Fosa Juniors daar iedere dag en niet een andere club. Nu is iedereen eraan gewend dat het zo werkt, ze nemen contact met ons op of we er zijn en of we gaan trainen. Dat is in Afrika al een hele stap”, aldus Kootwijk. Met Fosa Juniors boekte hij razendsnel vooruitgang. In 2017 legde de club beslag op de beker en in september was men een haar verwijderd van de landstitel. “Toen we nog twee wedstrijden moesten spelen, ben ik heel hard geconfronteerd met wat corruptie is. Dat heb je heel sterk daar.”
Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
“We moesten in de laatste wedstrijd tegen CNaPS Sport minimaal een punt halen om kampioen te worden. We werden van tevoren in alles gedwarsboomd waarin dat mogelijk was. We hadden ineens een hele kleine kleedkamer, naast een openbaar toilet. Alle mensen liepen daar in die gangen, iedereen liep in en uit. Hoop herrie, pff. Er waren geen banken of een massagetafel in de kleedkamer, jongens moesten op de grond zitten. In de kleedkamer die we normaal hadden, waren de douches zogenaamd kapot. Supporters kregen geen deel van de tribune, maar moesten aan de zijkant staan. Het is allemaal niet onoverkomelijk, maar je krijgt er wel mee te maken.”
“De scheidsrechter besloot een uur voor de wedstrijd dat hij niet ging fluiten en vierde man werd. Hij schoof iemand anders naar voren, van wie bleek dat de tegenstander het een en ander in het werk had gesteld om de wedstrijd naar zich toe te trekken. Maar goed, we zijn gewoon gaan spelen en dat ging lang vrij goed. We hadden het redelijk goed onder controle, ik had gezegd: blijf ver van je zestien. Pak geen onnodige kaarten. Dat ging allemaal vrij goed. Het bleef 0-0 tot de blessuretijd. Die had hoogstens vijf minuten kunnen duren, na een aantal blessurebehandelingen. Er kwamen acht minuten bij. In de 96e minuut schoot een bal door, de keeper kwam uit en kwam in botsing met een speler. Nou, dan weet je het wel. Strafschop. De keeper kreeg een tweede gele kaart, want hij had al geel gehad voor tijdrekken. De spelers flipten al omdat hij een strafschop gaf, maar dat werd alleen maar erger doordat de keeper eraf moest. Zo erg dat de wedstrijd niet is uitgespeeld.”
De spelers zijn van het veld gestapt?
“Ja, wij wisten ook wel dat hij direct zou affluiten als die strafschop werd benut. Het is uiteindelijk een reglementaire 3-0 nederlaag geworden. Alle pers was tegen hen na de wedstrijd, tegen de gang van zaken. We hadden een behoorlijke straf verwacht, maar door de publieke opinie en onze houding hebben ze het afgedaan met een kleine geldboete. Ze wilden eerst het team uit de competitie halen, dus toen zei de president dat hij al zijn geld uit het voetbal zou halen. Dat wilden ze niet. De aanvoerder straffen ging ook niet, omdat hij in het nationale team speelt en ze zich nog moesten plaatsen voor de Afrika Cup. Vervolgens hadden ze het plan om mij te straffen, maar dat kwam op hetzelfde neer als de president straffen. Dus ze hebben het maar geseponeerd.”
Wat doet zoiets met de motivatie als trainer?
“Het is triest, want het was geweldig geweest als we in het tweede seizoen kampioen waren geworden. Ik moest even slikken, het was een klap in mijn gezicht. Aan de andere kant moest ik mijn team oplappen, die jongens waren enorm teleurgesteld. Ik moest het managen, om door te gaan. Dan moet je die jongens uitleggen dat falen niet het tegenovergestelde is van succes. Maar een onderdeel van succes, want je moet weten wat falen is om succesvol te zijn. Wij moeten straks zo sterk zijn, dat dit soort zaken niet meer kunnen gebeuren.”
Is dat het meest bizarre dat u afgelopen jaren heeft meegemaakt?
“Nee, niet eens. In de Afrikaanse Confederations Cup speelden we in Ghana tegen Aduana Stars. Wat ik daar heb meegemaakt, is uniek. Ik heb het ook aan collega’s in Nederland gevraagd: heb je dat weleens meegemaakt? Volle bezetting, goede tegenstander, mooie ambiance met veel toeschouwers. Ze hadden de beste scheidsrechter van Afrika (Bakary Papa Gassama, red.) erop gezet, die ook naar het WK in Rusland zou gaan. Die zou met veel bombarie de wedstrijd gaan fluiten. Hij gaf in die wedstrijd drie strafschoppen achter elkaar aan de tegenstander, uiteindelijk verloren we met 6-1. Die scheidsrechter werd nog geen drie maanden later naar het WK gestuurd, maar vlak voordat hij ging kwam er een omkoopschandaal boven water. Hij zat erbij, hij heeft een boete en een schorsing gekregen. Alleen hebben ze voor hem die schorsing pas in laten gaan na het WK. Wij zaten met die jongens naar het WK te kijken en de eerste de beste wedstrijd die we zagen, stond die man op het veld. Die gasten zaten te vloeken en te tieren. Het was ook opmerkelijk dat we daar geen videobeelden mochten maken, terwijl we dat normaal altijd doen bij wedstrijden. Is dat toeval? Er schieten me een hoop dingen te binnen. Het is allemaal zo doorzichtig.”
“Dat zijn twee ervaringen waarvan je zegt: dat overkomt je allemaal. Het is soms zo duidelijk, daar hoef je niet voor gestudeerd te hebben. Dat was echt gênant, heel gênant. Als trainer moet je toch verder met je ploeg, dus je moet je kop erbij houden. Natuurlijk ben je pissig. Als je de rust blijft uitstralen, nemen die jongens dat wel over. Ze vroegen: Coach, hoe kun jij zo rustig blijven? Ik was rustig, maar kookte van binnen. Ik zei: omdat ik wat ouder ben, kan ik dat wat beter kanaliseren. Ik reageer als coach, niet als speler. Dat is anders.” Kootwijk leidde Fosa Juniors vorig seizoen naar de laatste voorronde van de Afrikaanse Confederations Cup, een historische prestatie voor een Malagassisch team. Het bleef niet onopgemerkt in Afrika, want vanuit Kenia kwam een aanbieding binnen voor de Nederlandse oefenmeester. Kootwijk bedankte echter vriendelijk. “Het project is nog niet klaar. De missie van onze president is in een oranje shirt, omdat we toch Nederlands zijn, en met een Nederlandse coach kampioen van Madagaskar te worden. Het is mijn missie om hem dat te brengen. Daar geniet ik zelf intens van, die jongens ook. Voor hen vind ik het prachtig. De president zei: Als we dan kampioen van Magadaskar zijn, gaan we voor de Champions League van Afrika. Dat is een utopie, maar je moet ook een beetje de kolder in je kop hebben om zo'n avontuur te starten.”