‘Er komen mensen naar me toe die zeggen: ‘Een wonder dat je nog prof bent’’
Nederlandse profvoetballers zijn in alle uithoeken van de wereld te vinden, van de spotlights van de grote Europese competities tot de meer avontuurlijke dienstverbanden op andere continenten. In de rubriek Over de Grens spreekt Voetbalzone wekelijks met een speler die buiten de landsgrenzen actief is. Met deze keer aandacht voor Guy Smit, die na jaren van rampspoed op IJsland bij Leiknir Reykjavik zijn carrière opnieuw lanceert.
Door Chris Meijer
Guy Smit is waarschijnlijk een van de weinige Nederlanders die deze maand weinig moeite heeft met het winterse weer. Als de 25-jarige doelman begin februari weer uit het vliegtuig stapt op IJsland, zal hij het nog steeds met vrieskou en sneeuw moeten stellen. Sterker nog, het kwik zakt in Reykjavik momenteel nog iets verder. “Min vier of min vijf, ja. Er staat een hele koude wind, die komt vanaf Groenland. En er ligt een meter sneeuw”, lacht Smit. Hij is vanaf november voor even terug in Nederland en slaat daarmee de meest deprimerende maanden in het IJslandse leven over. “In november, december en januari is hooguit vier uurtjes per dag licht. Daarna is het klaar. Vrolijk is anders. Het gebeurt best vaak dat mensen daar depressief van worden. IJslanders gaan vaak weg in die maanden.”
Als Voetbalzone Smit aan de lijn krijgt, heeft hij net zijn contract bij Leiknir officieel verlengd tot het einde van dit kalenderjaar. “Dus ik moet zo natuurlijk nog wat posten op de social media”, voegt hij toe na het vertellen van het nieuws. Nog minimaal een jaar bij Leiknir, dus. “Op zijn IJslands spreek je het uit als legnir, met een g”, verduidelijkt Smit na het noemen van de naam van zijn werkgever. Hij promoveerde vorig seizoen met Leiknir naar het hoogste niveau en werd uitgeroepen tot de beste doelman van Lengjudeild, zoals het tweede niveau heet. “Ze wilden verlengen. Nou, oké. Ik wil hier nog een jaar blijven en daarna de stap maken naar een groter voetballand, als dat kan. Er was al lichte interesse, maar dan kom je in de minder bekende voetballanden terecht en dat wil ik niet. Ik heb een clausule in mijn contract, waardoor ik in de zomer voor een bepaald bedrag weg kan.”
Het avontuur op IJsland is onderdeel van de tweede fase van de carrière van Smit. Het eerste deel eindigde op 19 juli 2017, kort voor negen uur ’s avonds. Het tweede seizoen van Smit in het betaald voetbal bij FC Eindhoven stond op het punt van beginnen, nadat hij in de jeugd van Vitesse en in Jong NEC Nijmegen had gespeeld. Op het veld van Uno Animo in het Brabantse Loon op Zand sloeg het noodlot toe tijdens een oefenwedstrijd tegen Willem II. En niet bepaald zachtjes. Na een botsing met Emrah Bostanci moest Smit door een ambulance worden afgevoerd naar het ziekenhuis. Daar werd een dubbele beenbreuk geconstateerd en een dag later ging hij al onder het mes. “Dat was echt even een hel. Het ging juist heel goed bij FC Eindhoven en in een oefenwedstrijd schopt iemand je frontaal neer. Ik koester geen wrok, hoor. Een botsing kan gebeuren in het voetbal. Maar het was mentaal een klap, ja.”
Toen Smit na een jaar revalideren terugkeerde op het veld, was er het een en ander veranderd bij FC Eindhoven. “Iedereen was vervangen. De trainer, de keeperstrainer, de voorzitter, de technisch directeur”, somt hij op. “Dus ik kreeg het idee dat er een gevoel bestond van: o ja, we hebben hem ook nog. Je moet in zo’n situatie een omgeving hebben waar je steun en vertrouwen voelt. Dat was er niet. Ik zat op dat moment ook een beetje met mezelf in de knoop. Ik moest dit, ik moest dat. Maar dat was fysiek niet helemaal mogelijk.” Wat Smit ook niet bepaald hielp, was het feit dat hij juist in zijn laatste contractjaar weer terugkeerde van zijn zware blessure. Ondanks dat hij nog zijn debuut in het betaald voetbal maakte en drie wedstrijden keepte, besloot FC Eindhoven zijn aflopende contract niet te verlengen.
Dus bevond Smit zich in de zomer van 2019 in een benarde situatie. Clubloos, in de jaren ervoor amper minuten gemaakt. Toen tegen het einde van transferwindow een overstap naar de Engelse League Two op het laatste moment afketste, moest hij zichzelf even oprichten. Jefta Bresser, hoofd jeugdopleidingen bij De Graafschap, had de in Doetinchem geboren en getogen Smit op dat moment al gebeld met de boodschap dat hij mocht komen meetrainen. “Uiteindelijk heb ik De Graafschap teruggebeld: ‘Hebben jullie dat plekje nog? Dan gaan we aan de bak’. Ik heb er nooit aan gedacht om te stoppen. Nooit.” Smit hield een jaar lang zijn conditie op peil bij De Graafschap, door mee te trainen bij het eerste elftal en de beloften. “Het was wel lastig, je begint aan jezelf te twijfelen. Van: is het klaar? Ik heb de knop omgezet. Zo’n jaar kan je één keer hebben en daarna moet het omhoog gaan.”
“Na het jaar bij De Graafschap dacht ik wel: oké, het is nu twee voor twaalf. Je wil iets bereiken, die blessure heeft anderhalf tot twee jaar roet in het eten gegooid. Ik moest een stap omhoog vinden”, vervolgt hij. Er lagen een halfjaar geleden twee concrete opties op tafel: van de Cypriotische promovendus Ermis Aradippou en Leiknir Reykjavik. “Dat aanbod vanuit Cyprus zag er op papier heel goed uit. Maar ja, die club staat er niet om bekend dat alles helemaal legaal gaat. Toen een zaakwaarnemer kwam met een club op het tweede niveau van IJsland, had ik zoiets van: oké, dat is wel even een stapje terug vanuit de Keuken Kampioen Divisie. Ik moest een stap terug zetten om er later weer twee vooruit te doen. Ik zat ook niet in de positie om te wachten. Het enige dat ik nodig had, waren speelminuten. Door corona speelden we 22 wedstrijden in 4 maanden, dus dat was ideaal.”
Je hoeft je in IJsland in ieder geval ook geen zorgen te maken over de randvoorwaarden, lijkt me.
“Dat speelde natuurlijk wel mee in de keuze. Er is bijna geen criminaliteit, de politie draagt alleen een wapenstok. Dit is een van de veiligste landen ter wereld, er gebeurt helemaal niks. Dat neem je wel mee. Alles is goed geregeld, de contactuele randvoorwaarden zijn goed. Ik moest laatst nog iets ondertekenen van de IJslandse voetbalbond, of ik nog geld tegoed had van de club. Ze letten er heel erg op. Er stond gelijk iemand te wachten op het vliegveld. De hele koelkast in mijn appartement zat vol toen ik aankwam. Als er iets met mijn auto was of ik kon bepaalde producten niet lezen in de supermarkt, kon ik direct bij ze terecht. Toen ik voor het eerst op de club kwam, lag de kleding netjes klaar. Ik had het niet per se nodig, want ik ben een volwassen man en kan op mezelf staan. Maar als ik vastliep, stonden ze voor me klaar en dat geeft ook een gevoel dat ze me waarderen en belangrijk vinden.”
Heeft dat het makkelijker gemaakt om je plek te vinden?
“Ik heb altijd op mezelf gewoond en ik pas me gewoon aan. In de kleedkamer ben ik ook wel een sociale jongen, ik ben niet van het afwachten. Ik woonde samen met mijn Nederlandse ploeggenoot Dylan Chiazor, maar ik ging ook heel veel met die IJslandse gasten om. Naar de sportschool, uit eten, op tour. Haaien- en walvisvlees, schapenkoppen: dat is wel een dingetje op IJsland. Dat heb ik niet met die gasten gegeten, die IJslanders zeggen zelf ook: ‘Dat moet je niet eten, het is verschrikkelijk smerig. Dat eten wij ook niet’. Alleen de hele ouderwetse mensen doen dat nog. Schapenkoppen liggen wel in de schappen. Nee, buiten het veld heb ik geen problemen gehad om mijn plek te vinden. Op het veld eigenlijk ook niet, behalve dat het wennen was om in het Engels te coachen.”
Je spreekt dus nog geen IJslands?
“Een paar leuke zinnen spreek ik al wel. Tellen, links of rechts en vooruit of achteruit lukt ook, maar verder... Het is een lastige taal om te leren. Ze hebben een eigen alfabet, er zijn nul aanknopingspunten met het Nederlands en je hebt allerlei verschillende klemtonen. In de kleedkamer pik je natuurlijk wel wat dingen op. Als we er wordt verloren, maakt de trainer meteen op een goede toon duidelijk wie er wat fout heeft gedaan. Je hoeft niet eens IJslands te spreken om te begrijpen waar dat over gaat.”
Schrok je ervan toen je voor het eerst na een nederlaag in de kleedkamer zat?
“Schrikken is een groot woord. Maar de uitersten zijn op IJsland een stuk groter. Als we wonnen van de nummer laatst, ging er een muziekje aan en werd er gezongen en gedaan. Alsof we van de nummer twee hadden gewonnen, dat is best gek. Het wordt altijd gevierd. Hoe belangrijk winnen is, is een groot verschil. Als er een aantal jongens bij lopen die 90 tot 95 procent geven en niet alle duels winnen, wordt dat direct gezegd. Er wordt niks minder geëist dan honderd procent. Op trainingen gaat iedereen honderd procent, uit hunzelf. In de wedstrijden vliegen ze erin, zoals je dat ook in Engeland of Schotland ziet. Dan denk je: hoe kun je nog twee benen hebben? De vijfmeterregel bij hoekschoppen wordt hier minder streng nageleefd. Ze kleunen er gewoon in bij mij. Je kan zeggen: ‘Het is kut’. Maar je kan je ook aanpassen en er net zo hard inkleunen. Voetbaltechnisch is het niveau niet hoger dan in de Keuken Kampioen Divisie, maar mentaal en fysiek weer wel.”
Als Smit in februari terugkeert naar IJsland, zijn er twee wezenlijke verschillen ten opzichte van zijn eerste halfjaar. Niet alleen is Leiknir actief op het hoogste niveau, maar hij zal in de eerste maanden van het seizoen tevens kennismaken met indoor voetballen. De groepsfase van het bekertoernooi wordt vanwege de strenge winter op overdekte velden afgewerkt. “Het dak is hoog. Maar als je de bal tegen het dak aan schiet, is het een scheidsrechtersbal. Het heeft ook voordelen. Vorig jaar hebben we twee wedstrijden gespeeld in noodweer, met regen en wind. Als je dan een bal moet trappen, komt die niet ver. Die komt letterlijk bijna terug en blijft na twintig meter gewoon hangen”, lacht hij. Het enige dat de komende maanden buiten gebeurt, zijn loopoefeningen. Mét gewichten. “Ja, het is echt Scandinavisch. Daarna moet je buiten nog even in het dompelbad, waar het water drie tot vier graden is.”
Het scheelt misschien dat de temperatuur hetzelfde is als buiten het bad.
“Als je er dan weer uit komt, kun je eigenlijk wel even rondlopen in je onderbroek. Want kouder kan niet. Je wordt daar wel een Viking, hoor. Het is standaard dat je na een training of een wedstrijd vijf minuten in zo’n dompelbad gaat zitten. Heel goed voor je lichaam, maar de eerste keer dat ik dat deed, kreeg ik bijna een hartverzakking. Ik moest mee van die gasten, ze wilden me even uittesten. Ik wist wel hoe laat het was, dus ik ging in dat water zitten tot mijn kin. Na drie minuten zat ik te trillen en te klappertanden, maar ik moest het volhouden. Ik ging er niet eerder uit, echt niet.”
Als je zegt dat Leiknir vorig jaar al over een dompelbad beschikte, klinkt het alsof de zaken aardig op orde zijn voor een club op het tweede niveau van het IJslandse voetbal?
“Leiknir heeft geen gym, maar er zat een gloednieuwe sportschool met sauna’s en koude dompelbaden naast. Daar hadden ze een overeenstemming mee, dus ik kon letterlijk vanuit de club de gym binnenvallen. De grotere clubs hebben alles zelf, ook indoorvelden. Ze hebben het goed voor elkaar, hoor. Wij hadden een perfect grasveld, zowel in het stadion als waar we trainden. Maar op het hoogste niveau spelen wel meer clubs op kunstgras. Van dat oude, korte kunstgras. Dat vinden ze helemaal geweldig. Dan zie je dat wij in Nederland qua kunstgras ver voorop lopen.”
Heeft de stap naar IJsland uiteindelijk uitgepakt zoals je verwacht of gehoopt had?
“Ik ging er zonder verwachtingen heen, ondanks dat ik al een redelijk beeld had van het voetbal. Maar de trainingen en wedstrijden? Geen idee. Ik dacht dat ik in een koud en kil land terechtkwam, waar niks te doen is. Nou, niets is minder waar. Hartje zomer is het twintig graden, een blauwe lucht. Dat viel hartstikke mee.”
Je hebt je buiten het veld dus ook wel kunnen vermaken?
“We hebben twee keer een coronabreak van twee weken gehad, dat was een mooi moment om even door te pakken. Golden circle, die toeristische route en attracties bekijken. Het is ook een heel ruig land, een beetje Amerikaans of Canadees. Je hebt van alles wat. Voor uitwedstrijden hebben we ook over het midden van IJsland gevlogen, daar is helemaal niks. Oude zwart-grijze lavagrond, waar helemaal niets groeit. Je kan in de buurt van Reykjavik heel goed hiken, maar dan pak je een extremere vorm van hardlopen. Dan ga je de heuvels en de bergen in. Ik heb het een keertje gedaan, dat was wel top. Maar je gaat snel kapot. Je moet drie of vier lagen aan, in deze tijden vooral. Ik raad het zeker om hier een week naartoe te gaan in de zomermaanden. Tenzij je van kou en skiën houdt, dan moet je lekker in de wintermaanden gaan. Maar dan heb je mij niet gezien.”
Het zal de eerste maanden van dit jaar dan even afzien worden voor Smit. “Nog even, dan gaan we weer richting het stoere vikingland. Ik ben benieuwd hoe het weer is. De winterkettingen liggen op de auto’s.” Het belooft voor hem een spannend seizoen te worden. In zijn eerste jaar op het hoogste niveau hoopt Smit een volgende stap te kunnen verdienen. “Die clausule geeft me het gevoel dat ik het meteen moet laten zien. Ik ambieer om in Engeland, Duitsland, Frankrijk, Italië of Spanje terecht te komen, dat zal niet op het hoogste niveau zijn. Maar de League One, League Two of 3.Liga lijkt me verschrikkelijk mooi als volgende stap. Er komen veel mensen naar me toe die zeggen: ‘Het is een wonder dat je nog prof bent, eigenlijk’. Maar ja, daar denk je niet aan. Je wil stappen maken, ik ben ambitieus en wil het hoogst haalbare bereiken. Ik ben 25, dus ik heb nog 15 hele mooie jaren. Ik doe er alles aan om zo fit mogelijk te blijven.”