Een principieel, maar 21e-eeuws bolwerk
Baskenland. Het door de Pyreneeën verdeelde gebied ligt in het westen van zuid-Frankrijk en noord-Spanje, is door zijn geïsoleerde ligging in een ruig landschap duizenden jaren lang moeilijk toegankelijk geweest voor buitenstaanders. Niet zonder reden is het Baskisch de enige Europese taal die geen enkele overeenkomst heeft met bestaande idiomen. De traditioneel sterke economie is de laatste bouwsteen voor het robuuste karakter dat de Bask kenmerkt. Zij zijn afstandelijker dan de doorsnee Spanjaard maar de meest loyale vrienden als ze je eenmaal in de armen hebben gesloten.
Een bijzondere voetbalvereniging onderstreept het Baskische karakter; Athletic Club de Bilbao heeft acht landstitels, 23 nationale bekers en één UEFA Cup-finale (1977 tegen Juventus) op de palmares. Samen met Barça en Real Madrid degradeerde zij nog nooit uit de Primera Division (opgericht in 1929). Op zich is dit alles niet zo heel bijzonder, maar Leo Messi, Cristiano Ronaldo, Juan Mata of Andres Iniesta zullen nooit het rood/witte shirt mogen dragen. Zij zijn namelijk geen Bask.
Engelsen havenarbeiders en Basken die in Engeland hadden gestudeerd begonnen de club rond 1890, al is 1898 het officiële oprichtingsjaar. Over de afkomst van het rood witte shirt bestaat, conform de lokale tradities, evenmin duidelijkheid (de oorspronkelijk kleuren waren blauw en wit). Atlético Madrid werd door Baskische studenten in 1903 opgericht als officiële dependance van Athletic. Vandaar dat beide clubs in dezelfde tenues spelen en de logo’s op elkaar lijken.
In 1913 werd Estadio San Mamés geopend. Rafael Moreno Aranzadi maakte daar het inaugurale doelpunt. Bijgenaamd Pichichi was hij de eerste grote vedette van de club en medeverantwoordelijk voor het winnen van de eerste prijzen. Hij stierf op 29-jarige leeftijd (aan tyfus in 1922) en is nog steeds legendarisch. Zijn buste in het stadion geeft een extra dimensie aan Athletic: elke club die voor het eerst in San Mamés speelt legt er als eerbetoon een bos bloemen neer. De Trofeo Pichichi voor de topscorer van La Liga is naar hem vernoemd.
Tijdens de Franco dictatuur (1936-1975) werd elke niet-Spaanse uiting hardhandig bestraft. Athletic moest zijn naam wijzigen in Atlético en het Baskisch werd verboden. Wie het op straat sprak liep het risico van een gevangenisstraf of erger. Ook mocht de club het officiële ‘alleen Basken’ beleid niet meer voortzetten; iets wat overigens werd genegeerd, uiteindelijk waren Basken ook destijds Spanjaarden.
In de jaren veertig brak de legendarische Telmo Zara door. Zijn record van 38 competitiegoals sneuvelde pas vorig seizoen. In de jaren zestig en zeventig was doelman Iribar de grote vedette van de ploeg. Opleidingscentrum Lezama zag in 1970 het levenslicht. Andoni Zubizarreta, Aitor Karanka en Fernando Llorente zijn slechts enkele aansprekende voorbeelden van die succesvolle jeugdopleiding.
Sinds mensenheugenis heeft Athletic sympathisanten in heel Spanje vanwege het karakter en de opvallende prestaties van Athletic, dat uit slechts drie miljoen inwoners ruim een eeuw lang een sterk elftal selecteert. Daarnaast is Athletic is een van de weinige Spaanse clubs met een positief banksaldo; niet onbelangrijk in een land met ruim twintig procent werkloosheid. Athletic neemt genoegen met een rol in de schaduw van de Grote Twee, die op geen enkele manier zijn in te halen. De laatste prijzen dateren van midden jaren trachtig.
In 1989 contracteerde aartsrivaal Real Sociedad zijn eerste niet-Baskische speler, spits John Aldridge. Daarmee kwam een einde aan de felle rivaliteit tussen beide clubs. Sociedad had zijn nationale ziel aan een onbereikbaar doel verkocht en hoorde er niet meer bij. Athletic is letterlijk de allerlaatste originele BVO die zich weet te handhaven in de top van het Spaanse en daarmee Europese clubvoetbal. Pas sinds 2008 heeft de club een shirtsponsor, Petronor, een Baskische oliemaatschappij.
Het eerste decennium van deze eeuw vocht Athletic meermaals tegen degradatie. De club schudde op zijn fundamenten, maar over één ding waren de trotse socio’s het eens: buitenstaanders waren nog steeds niet welkom. Sinds 1912 is Bixente Lizerazu uit Frans Baskenland de enige niet-Spaanse Bask die voor de club uitkwam. Hij speelde er één jaar (seizoen 1996/97) om vervolgens bij Bayern München furore te maken. Venezolaans international Fernando Amorebieta werd geboren uit twee Baskische ouders. Alleen voor coaches geldt, sinds de oprichting van de club, een uitzondering.
Tegenwoordig zijn de regels enigszins aangepast. Na discussies waarbij de situatie binnen Ajax een theekransje is, bereikte men overeenstemming. Als één van je ouders Baskisch is en je geboren bent in Baskenland mag je de clubkleuren dragen. Dit is een direct gevolg van de aanwezigheid van een supertalent, jeugdspeler Jonás Ramalho. Hij is in Bilbao geboren en getogen uit een Angolese vader en een Baskische moeder en speelt vanaf zijn tiende in de jeugd van Athletic. De polemiek had niets met zijn huidskleur te maken, ook blanke ‘halve Basken’ waren niet welkom.
Het zijn de sporen van een oude cultuur en verbittering uit het recente verleden, waarin een dictator hun identiteit letterlijk wilde uitwissen. Met de tijd meegaan vergt nu eenmaal een mentaliteitsverandering en die gaan nimmer snel. Ook waren er voor 1990 weinig immigranten in Baskenland zodat dergelijke gevallen niet voorkwamen.
In 2009 verloor Athletic de bekerfinale van Barcelona. 25,000(!) fans onthaalden de ploeg op het vliegveld. Het was zowel clubliefde als een statement: Athletic leeft nog en is op de weg naar nieuwe prijzen. Zowel in La Liga als de Europa League presteert de ploeg dit seizoen naar behoren. Nog steeds met eigen jongens, maar wel in de context van de 21e eeuw.
¡Aupa Athletic, beti zurekin! (leve Athletic, voor altijd met jou)