Een na rijkste clubeigenaar van Europa ruilt klompen in voor stoute schoenen
RENNES - Buiten Frankrijk kreeg de transfer weinig aandacht, maar een kleine maand geleden deed Stade Rennes de duurste clubaankoop in acht jaar. De achttienjarige Faitout Maouassa koos ervoor om degradant AS Nancy in te ruilen voor les Rouges et Noirs. Stade Rennes troefde onder meer Olympique Marseille af met de komst van de veelzijdige Maouassa, die wordt gezien als een van de grootste defensieve talenten van Frankrijk. Behalve Maouassa tekenden ook Hamari Traoré, Benjamin Bourigeaud en Jordan Tell vorige maand bij Stade Rennes. De Ligue 1-club is nog lang niet klaar op de transfermarkt en dat mag een verrassing heten.
Door Dominic Mostert
Van de vier zomeraanwinsten, die gezamenlijk zo'n vijftien miljoen euro hebben gekost, springt Maouassa het meest in het oog. De felbegeerde linksback onttrok zich de afgelopen maanden aan de malaise bij Nancy. Vanaf januari stond Maouassa doorgaans in de basis en met zijn rushes aan de linkerflank bezorgde hij menig tegenstander hoofdbrekens. Zijn rappe ontwikkeling leverde Maouassa een plek op in de WK-selectie van Frankrijk Onder-20; in de laatste twee wedstrijden had hij een basisplaats. Twee weken na de uitschakeling van Frankrijk signeerde Maouassa een vierjarig contract in Rennes. Naast Olympique Marseille hengelden ook Sevilla, Hamburger SV en Lille naar de krabbel van de jeugdinternational. Nancy kon de vraagprijs daardoor opschroeven en heeft circa zeven miljoen euro ontvangen van Stade Rennes.
Het maakt Maouassa verreweg de duurste achttienjarige ooit in de Ligue 1. Dat juist Stade Rennes dat record vestigt, en niet een club als Paris Saint-Germain, is opvallend. In de gehele clubgeschiedenis kwamen slechts drie spelers voor meer geld naar Stade Rennes: Asamoah Gyan (8 miljoen in 2008), Ismaël Bangoura (11 miljoen in 2009) en Lucas Severino (21,3 miljoen in 2000). De club pronkt al decennia met de eigen jeugdopleiding, die door de jaren heen spelers voortbracht als Sylvain Wiltord, Yoann Gourcuff, Yann M'Vila, Moussa Sow, Yacine Brahimi, Jimmy Briand en het meest recent Ousmane Dembélé. Tussen 2006 en 2011 werd de jeugdopleiding uitgeroepen tot beste van Frankrijk. Jonge spelers worden in Rennes liever opgeleid dan gekocht. Dat heeft overigens niet te maken met een gebrek aan geld, want de eigenaars van Stade Rennes behoren tot de meest vermogende ter wereld.
Stade Rennes is sinds 1998 in handen van retailmagnaat en kunstverzamelaar François Pinault, de man achter de holding Groupe Artémis. Het dagelijks bestuur van dat bedrijf laat de inmiddels tachtigjarige Pinault over aan zijn zoon François-Henri. Ze hebben samen een geschat vermogen van 18,7 miljard euro; alleen Manchester City heeft in Europa een rijkere eigenaar. Sinds het terugtreden van zijn vader is François-Henri namens de familie Pinault het meest betrokken bij Stade Rennes, al treden beide miljardairs zelden op de voorgrond. Toch toonde Pinault senior in het verleden aan hart voor de club te hebben. Hij hechtte grote waarde aan de jeugdopleiding en liet een nieuw trainingscomplex bouwen, dat in 2000 de deuren opende. Pinault trok bovendien ruim 37 miljoen euro uit voor de renovatie van Roazhon Park.
Pinault senior dacht echter ook aan de korte termijn. In de zomer van 2000 maakten Lucas Severino, Luís Fabiano en Mario Turdó voor grote sommen geld de overstap naar Rennes. Ze waren afkomstig van respectievelijk Atlético Paranaense, Ponte Preta en Celta de Vigo; ze kostten 21,3 miljoen, 7 miljoen en 5,7 miljoen. Alle drie faalden ze hopeloos. In de ogen van Pinault stond het drietal symbool voor een geldverkwistende en inefficiënte transferpolitiek. Hij leerde van zijn fouten en werd een stuk voorzichtiger op de transfermarkt. Toch boekte de club in het eerste decennium van de 21ste eeuw goede resultaten. Tussen 2000 en 2010 ging Stade Rennes vijfmaal Europa in. In 2005 en 2007 eindigde de Bretonse club als vierde en dat is nog altijd de beste eindklassering ooit.
Tegelijkertijd werd Stade Rennes een springplank voor spelers als Petr Cech, Kim Källström, Alexander Frei en Asamoah Gyan, die bij grotere clubs terechtkwamen. Het afgelopen seizoen bleek Stade Rennes nog steeds niet in staat om belangrijke spelers binnenboord te houden. Het vertrek van Dembélé naar Borussia Dortmund was onvermijdelijk, maar ook Pedro Henrique, Ola Toivonen en Philipp Hosiner vertrokken in de zomer van 2016. In januari 2017 volgden Paul-Georges Ntep en Kamil Grosicki in hun kielzog. Trainer Christian Gourcuff kreeg er tegelijkertijd minder voor terug. Met een negende plek in de Ligue 1 werd zijn debuutseizoen geen groot succes. Een van de dieptepunten was een 7-0 nederlaag tegen AS Monaco in de achtste finale van de Coupe de la Ligue.
Vanwege het grote verloop bleek het voor Gourcuff moeilijk om aan een team te bouwen. Wel kon hij rekenen op zijn zoon Yoan Gourcuff. Een andere speler uit de selectie is Kermit Erasmus, al werd de ex-aanvaller van Excelsior en Feyenoord in januari verhuurd aan Lens. Sportjournalist en -columnist Pierre Ménès is in ieder geval niet onder de indruk van de spelersgroep, zo liet hij eind april doorschemeren in een interview met Ouest-France. "Gourcuff is een zeer goede trainer. Maar als je hem laat werken met middelmatige spelers, dan blijft het een middelmatig team", stipte hij aan. "In een periode van tien jaar moet deze club zich zes of zeven keer plaatsen voor Europees voetbal. Dát is het potentieel van deze club. En wanneer de Qatarezen weg zijn bij PSG, moeten ze af en toe weer een beker winnen."
Het verschil in de bereidheid om geld te spenderen is volgens Ménès een van de belangrijkste redenen waarom Stade Rennes de afgelopen seizoenen steevast in de middenmoot bivakkeerde. De afgelopen vijf jaar eindigde Stade Rennes als dertiende, twaalfde, negende, achtste en negende. "Deze club heeft geen Frank McCourt (eigenaar van Olympique Marseille, red.) nodig die 200 miljoen euro in de club steekt. Dat gezegd hebbende: als François Pinault de strijd zou aangaan met McCourt, zou hij hem kunnen begraven. Maar ik zie nu niet in waarom deze man eigenaar is van deze club. Ik zie de lol er niet van in, ik begrijp het niet. Ik krijg totaal niet de indruk dat hij wil investeren in deze club."
Pinault weet dat hij het imago van een vrek heeft gekregen, zo bleek. "Ik heb hem ooit de hand geschud", memoreerde Ménès in het interview. "Hij zei tegen me: 'Ja, ik ben president krentenkakker.' Ik reageerde: 'Ik zeg niet dat je gierig bent, maar je hebt een balletdanseres geregeld en haar vervolgens met klompen opgezadeld.' Ik ben ervan overtuigd: de dag dat ze ballerina's krijgt, gaat ze beter dansen dan de anderen. In ieder geval beter dan vijftien van de twintig in het corps de ballet", hintte Ménès dat een plek in de top vijf mogelijk is voor Stade Rennes. Zijn analyse dat de club de afgelopen jaren weinig heeft uitgegeven, klopt. De laatste keer dat Stade Rennes meer uitgaf dan binnenhaalde aan transfers, was in 2011.
Trainer Gourcuff suggereerde onlangs dat niet Stade Rennes, maar Guingamp inmiddels de grootste club van Bretagne is. De streekgenoot kan volgens de oefenmeester salarissen bieden die tweemaal zo hoog zijn als die van de grootverdieners bij zijn eigen club. Maar als de Franse kranten het bij het rechte eind hebben, is Pinault er veel aan gelegen om de verhoudingen deze zomer in het voordeel van Stade Rennes om te buigen. Karl Toko Ekambi van Angers en Vincent Aboubakar van FC Porto staan op de verlanglijst van de club en naar verwachting kosten zij allebei meer dan tien miljoen euro.
Bovendien worden André-Pierre Gignac (Tigres UANL), Vedad Ibisevic (Hertha BSC) en Ismaïla Sarr (FC Metz) aan Stade Rennes gelinkt. Ze zullen niet allemaal overkomen, maar de geruchten zijn op z'n minst een signaal dat Stade Rennes zich substantieel probeert te versterken. Ze zorgen bovendien voor optimisme bij de supporters van Stade Rennes. Behoort 'het drama van Lucas' dan eindelijk tot het verleden en trekt de familie Pinault de stoute schoenen aan? Daar lijkt het wel op, maar wie verwacht dat de clubeigenaars het voorbeeld zullen volgen van de Qatarezen bij PSG of Dmitry Rybolovlev bij AS Monaco, zal bedrogen uitkomen. De Pinaults hebben er nooit waarde aan gehecht om te pronken met hun vermogen. Waar ze wel waarde aan hechten, is stabiliteit en zwarte cijfers.
Ze hebben bovendien geen voetbalclub nodig om relevant te blijven. Pinault senior is bovenal een kunstverzamelaar; voetbal is slechts een hobby. Interviews geven de Pinaults zelden, al deed François-Henri het in 2012 wel tijdens een boekpresentatie. Hij reageerde op de kritiek op het magere aankoopbeleid in verhouding tot de ongekende rijkdom van de clubeigenaars. "Onze aanpak is niet hetzelfde als die van Roman Abramovich bij Chelsea. We hebben Stade Rennes niet gekocht om er de beste club van te maken, maar om Bretagne iets terug te geven. Het is een kwestie van passie, het is bijna patronage. We hebben de club niet gekocht om ons over vijf of tien jaar weer terug te trekken. Zo werkt het niet. We bouwen aan Stade Rennes", legde Pinault junior uit. "Een kampioenschap is niet binnen het bereik van deze club. Andere clubs werken met een veel groter budget. Wel willen we met regelmaat een bekertoernooi winnen."
Als Stade Rennes deze zomer de portemonnee blijft trekken, dan is het om de balans recht te trekken. De club presteert al jaren onder zijn kunnen, doordat sterspelers vertrokken en hun vervangers minder goed waren. Stagnatie moet geen regressie worden. "Deze club hoort vijfde te worden", zei Gourcuff onlangs, waarmee hij de woorden van journalist Ménès echode. Met de nodige investeringen van de Pinaults is dat een haalbare kaart. Hoge ogen gooien in een bekertoernooi is eveneens mogelijk, maar voorlopig doen de supporters er goed aan om te waken voor al te hoge verwachtingen.