Dijkshoorn: ‘Iedereen in de voetbalwereld praat nu als een 15-jarige Marokkaan'
In het tweede seizoen van Kopstukken interviewt Justus Dingemanse bekende gezichten uit de vaderlandse voetbaljournalistiek in Restaurant & Bar NOLA te Utrecht. Aan de hand van interessante anekdotes geven ze een kijkje in de mediawereld vol perskamers, zenderbazen en strakke deadlines. In deze aflevering neemt columnist Nico Dijkshoorn plaats in de stoel naast Justus, om zijn ongezouten mening eens over zijn eigen werk te strooien. Hij vertelt onder meer over de mensen die hij op de hak nam, de relatie met zijn vader en hoe mensen op Twitter hem soms woedend maken.
“Ik kan schaamteloos hard lachen om mijn eigen stukken”, de columnist vertelt dat hij zijn columns meestal in drie kwartier uit zijn mouw schudt. “Ik schrijf in een soort roes. Dan lees ik het terug en denk ik: dit is zó gek!” Toch is zijn vak allesbehalve makkelijk. “De essentie van columns schrijven is dat je om kan gaan met het aantal woorden. Als het 250 woorden of minder zijn, kan ik niet doen wat ik graag doe. Het is of een scheet, of je bent net een Boeddhist. Zo van: ik zal jullie in 120 woorden vertellen hoe het leven in elkaar zit!"
Wanneer Dijkshoorn spreekt, waarschuwt hij regelmatig dat hij niet te pretentieus of alwetend wil klinken. Kenmerken die hem nog wel eens toegeschreven werden toen hij de huisdichter van De Wereld Draait Door was. “Na die gedichten had ik altijd een bepaalde blik. Dan dachten mensen: oh, wat is hij weer tevreden met zichzelf. Alsof ik de statenbijbel had geschreven. Maar ik had juist precies het tegenovergestelde!” De schrijver vertelt hoe hij net voordat hij moest voorlezen nog druk aan het krassen en strepen was.
“Ik kon vaak geen woord lezen van wat ik had opgeschreven”, vervolgt hij. “Iedere keer dat ik klaar was dacht ik: ongelooflijk dat het me weer gelukt is om deze shit voor te lezen! Een soort ontwaking uit een roes van concentratie.” Dijkshoorn is dus voorzichtig met zijn imago, wat nog wel eens lastig kan zijn in een tijd van sociale media. De woordensmid kan goed met kritiek omgaan, maar wel van mensen die ertoe doen.
Ongezouten mening
“Ik zat voor de lol op Twitter. Als iemand dan reageert: ‘Hé, volgende keer wat grappiger’, dan word ik woedend. Ben ik godverdomme bij je in dienst of zo?” Dijkshoorn heeft vooral niets met mensen die hun identiteit niet onthullen op internet. “Dan antwoord ik altijd met ‘Aldus RickySlingeraapje45683’. Die kan dan niet openbaar zijn omdat hij kinderen en een baan heeft. Dus is je mening volkomen irrelevant, want er staat niets op het spel voor je. Je kunt iedereen binnen twee minuten kapot maken op Twitter.”
Dat terwijl de controversiële columnist zelf jarenlang met mensen de draak stak, in alle openheid. Een beroepskeuze die hem wel eens ruzie opleverde, zoals met Patty Brard. “Ik had haar net bij een programma in een vergiet zien schijten. Letterlijk! Toen publiceerde ze haar boek als ‘een onthullend boek’. Ik dacht: what the fuck moet er dan nog in dat boek staan?” Dijkshoorn schreef een ongefilterde column, waardoor Brard woedend verhaal kwam halen. De schrijver van toen had echter geen enkele spijt van zijn stuk.
Tegenwoordig kijkt hij anders terug op bepaalde conflicten. Bijvoorbeeld op zijn column over Lee Towers. Dijkshoorn schreef dat de zanger een concurrent van een hijskraan had geduwd. “Die man kon alleen nog zijn ogen bewegen, toen wilde Lee Towers You’ll never walk alone voor hem zingen.” De schrijver noemt het zijn ‘sociale tekortkoming’. “Dat ging zo ver. Bij Patty Brard en bij Lee Towers, had ik helemaal niet in de gaten hoe hard dat bij die mensen binnenkwam.”
Voetballiefhebber
Bij de voetballiefhebber zal Dijkshoorn vooral te boek staan als de columnist van Voetbal International. Jarenlang schreef hij talloze verhalen over de voetbalwereld: “De insteek is altijd: ‘Stomverbaasde man kijkt naar nihilistische wereld.’” Hij licht graag details uit die wereld uit om die in woorden uit te vergroten. Zo keek hij ook naar de documentaire van Feyenoord, uitgezonden op Disney+. “Ze hadden toen net tegen Dirk Kuijt verteld dat hij toch niet de nieuwe trainer zou worden. En je ziet Kuijt dus gaan stoken bij John de Wolf. Zo van: ‘Heb jij al iets gehoord John? Toch belachelijk?’ Iedereen van die microfoontjes in. En John heeft zoiets van: als ik nu mijn bek opendoe ben ik de lul... opgelazerd, Kuijt!”
Daarnaast verbaast de VI-columnist zich over het voetbalfenomeen clubliefde. “Ik ging altijd naar Ajax omdat ik daarnaast woonde. Maar ik vind het totaal krankzinnig dat je voor een club bent. Dat je van voetbal houdt en dan heel hard juicht als een andere club in de laatste seconde door een onterechte strafschop verliest. Nooit begrepen.” Anderen hebben hem wel proberen te overtuigen van de schoonheid van clubliefde, zoals Hugo Borst, maar het mocht niet baten. “Moest ik mee naar Het Kasteel en dan 400 keer zeggen: ‘Jezus, wat ik heb ik lopen te genieten’. Heerlijk man, allemaal oude zakken die een of ander lied uit 1902 staan te zingen.”
De kritische blik die hij zelf met regelmaat op de voetbalwereld werpt, mist Dijkshoorn grotendeels bij de interne kringen van de sport. Al noemt hij ook de uitzonderingen: “Kenneth Pérez vind ik sensationeel goed. Goudeerlijk en verfrissend. ‘We hebben een heerlijke wedstrijd gekeken!' en dat hij dan reageert met: 'Vind je?’ Ja, dan heb je mij al. Deskundig, maar niet zo dat oude wereldje beschermen." Ook Ibrahim Afellay kan de columnist bekoren. “Iedereen in de voetbalwereld praat nu als een vijftienjarige Marokkaan. Dat is een soort algemene voetbaltaal. Dan zit Afellay daar, die gebruikt woorden als ‘weeromstuit’. En ‘niettegenstaande het feit, dat die en die een heerlijke wedstrijd speelde, ben ik toch van mening...’ Die gebruikt enorm mooie zinnen. En hij zegt eerlijk wat er bij PSV aan de hand is. Die mensen zijn bijna niet te vinden.”
Toch is Dijkshoorn vooral een liefhebber van de sport en schreef hij ook bewonderende stukken. Zoals toen hij met Willem van Hanegem naar de Kuip ging. Hij licht zijn beroemde zin over de gevulde koek uit: “Ik ging met hem naar de perskamer, daar zat ik heel ongemakkelijk aan mijn jas te frutselen. Willem kwam naar me toe en zei: ‘Wat zit je toch steeds aan die jas, kom eens hier.’ Dus hij doet mijn jas goed, alsof ik drie jaar was”, lacht de gast. Vervolgens vroeg Van Hanegem of hij even een gevulde koek moest halen. “Heel kort voelde ik die middag hoe groot die man is, en hoe bescheiden hij daar altijd onder gebleven is.”
Desondanks kan Dijkshoorn zich ook niet door de voetbalwereld manoeuvreren zonder een conflict hier en daar. Zo noemde Hans Kraay jr. hem eens een ‘afschuwelijk mens’ bij VI Oranje. “Na de uitzending heb ik nog een uur met ‘m staan bieren, maar de volgende ochtend zat hij bij Giel Beelen en die vroeg hoe dat ging. ‘Niks wil ik met Nico Dijkshoorn te maken hebben!’, zei hij. Ik dacht: hé, we hebben nog zo gezellig staan drinken!”
Vaderfiguur
“Dat is een hele aardige gozer, maar hij doet raar op televisie. Hij denkt altijd dat er reuring moet zijn.” Dijkshoorn denkt dat dat te maken heeft met de relatie die Kraay met zijn vader had. “Dat is een man die, net zoals ik, gewoon geruïneerd is door zijn vader. Tegelijk houdt hij van ‘m, en hij haat ‘m.” De columnist vertelt hoe hij zelf opgroeide met honkbal, de sport waar vader van hield. Dijkshoorn moest dan ook regelmatig mee naar wedstrijden van zijn ouweheer.
“Dat was de hel. Achteraf ervaar ik dat echt als kindermishandeling. Die hele gretigheid van ouders…” De jonge Dijkshoorn was een honkbaltalent, maar vond het zelf nooit echt leuk. “Maar mijn vader heeft waarschijnlijk acht jaar lang met een erectie rondgelopen.” Hij vindt dat ouders hun sportieve dromen niet moeten opdringen aan een kind, al geeft hij toe daar zelf ook schuldig aan te zijn geweest. “Mijn zoon heeft een tijdje bij AZ gevoetbald, dat waren gewoon verloren jaren. Het is niet zo dat mijn zoon daarvan droomde. Hij kende alleen Ajax. Hij kijken: waar de fuck is dat dan? Helemaal in Alkmaar?”
Dijkshoorn stelt dat clubs niets geven om de ontwikkeling van het kind, slechts van de voetballer. “Ik en mijn ex-vrouw vroegen of het wel wat ging worden. Absoluut, ze hadden nog nooit zoiets gezien! Dat is gewoon tegen 130 jongens gezegd.” Mede door het intensieve programma bij de Alkmaarse club kreeg zoon Bob een sociale achterstand. “Hij verloor al zijn vrienden. Ik ken nu niemand die meer waarde hecht aan vriendschap. Het is gewoon niet goed om een kind van elf of twaalf in handen te geven van een Eredivisievereniging.”