De stormachtige ontwikkeling van Curaçao: ‘Qatar 2022, daar gaan we voor’
Curaçao begint in de nacht van maandag op dinsdag met een wedstrijd tegen El Salvador aan het toernooi om de Gold Cup. Het is de tweede keer op rij dat het eiland van de partij is op het kampioenschap voor landen uit Noord-Amerika, Centraal-Amerika en het Caribisch gebied en er kan voorzichtig worden gesteld dat de formatie van bondscoach Remko Bicentini op het toernooi tot de underdogs behoort. Dit is het resultaat van de imposante groei die de nationale ploeg van Curaçao, zes jaar geleden nog de nummer 178 van de FIFA wereldranglijst, heeft doorgemaakt.
Door Chris Meijer
Toen bondscoach Bicentini twaalf jaar geleden als assistent van Leen Looyen aan de slag ging op Curaçao, stonden de zaken er behoorlijk anders voor dan nu. Het Nederlands-Antilliaans elftal vormde vanaf 1926 het gezamenlijke team van Curaçao, Sint Maarten, Saba, Sint Eustatius en Bonaire. In zijn bestaan kende het nationale team van de Nederlandse Antillen weinig hoogtepunten: vier deelnames aan het kampioenschap van de CONCACAF (1963, 1965, 1969 en 1973) en twee optredens op de Caribbean Cup (1989 en 1998). Door de staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden in 2010 kreeg Curaçao een zogenaamde ‘status aparte’, waardoor het eiland zich als zelfstandig voetballand kon aansluiten bij de FIFA. Op 29 oktober 2010 speelde Curaçao zijn eerste vriendschappelijke interland, die met 3-0 gewonnen werd van Aruba. Een jaar later nam het eiland in zijn huidige vorm voor de eerste keer deel aan de WK-kwalificatie. Bicentini, wiens vader Moises bij NEC de eerste Antilliaanse speler in Nederland was, was in de laatste twee jaar interim-bondscoach van de Nederlandse Antillen en bleef vervolgens als assistent aan bij Curaçao.
Kluivert
De eerste jaren van Curaçao als zelfstandig voetballand, waarin Bicentini Manuel Bilches, Ludwig Alberto, Etienne Siliee en Patrick Kluivert assisteerde, waren ook nog niet bijster succesvol. Tot 2016 bivakkeerde Curaçao op de FIFA wereldranglijst tussen landen als Macau, Liechtenstein, Bermuda, Cambodja, Vanuatu en Nepal. “We stonden een aantal jaar geleden rond de 180ste plaats en nu zijn we de nummer 80 van de wereld. Daar ben ik heel trots op, maar het is mijn doel om rond plaats 50 terecht te komen. Daarvoor moet je veel winnen, op grote toernooien spelen en als we zo doorgaan, zit dat er wel in”, zegt Bicentini in gesprek met Voetbalzone. In 2015 werd Kluivert op Curaçao aangesteld, in eerste instantie als technisch adviseur en later als bondscoach, en sindsdien zit het nationale team behoorlijk in de lift. Onder het bewind van de oud-spits kozen steeds meer ‘Nederlandse’ spelers voor een interlandcarrière in de Caraïben.
“Na de komst van Kluivert wilden er meer spelers komen. Hij weet hoe onze cultuur is en zei ook: ‘Het is heel gezellig allemaal, maar het moet ook professioneel. Toch moeten we erin houden hoe we zijn.’ Mensen hebben heel veel respect voor hem, dus je zag dat het anders werd. Iedereen is gelijk scherp als hij voor de groep staat”, vertelt Quenten Martinus. De aanvaller van het Japanse Urawa Red Diamonds maakte in 2014 zijn debuut voor de nationale ploeg van Curaçao, vlak voordat Kluivert zijn intrede deed. “Ik was al een keer eerder benaderd, toen ik wat jonger was. In eerste instantie twijfelde ik nog, maar uiteindelijk ben ik heel blij dat ik voor Curaçao heb gekozen. Het maakt me heel trots dat ik voor Curaçao heb mogen uitkomen. Toen ik erbij kwam, speelden we voornamelijk met jongens van het eiland zelf. Dat is een niveautje lager, met alle respect. Er moesten op dat moment nog wel stappen gezet worden, maar het is sindsdien een stuk professioneler geworden.”
Eerste eremetaal
Bicentini nam in 2016 het stokje van Kluivert over en onder zijn bewind veroverde Curaçao in 2017 het eerste eremetaal. Voor de eerste keer in de geschiedenis werd het eiland winnaar van de Caribbean Cup. “Ik had misschien niet direct verwacht dat dit al zo snel zou resulteren in een prijs als het Caribisch kampioenschap, maar het was natuurlijk wel de doelstelling. Je wilt ergens naartoe en dan moet je ook vastigheden creëren. Dat heb ik geprobeerd door die jongens zoveel mogelijk bij elkaar te houden”, stelt Bicentini, die al sinds zijn aanstelling met een redelijk vaste selectie werkt. De deelnemers aan de Caribbean Cup van 2017 waren automatisch geplaatst voor de Gold Cup in hetzelfde jaar, waardoor Curaçao twee jaar geleden voor het eerst als zelfstandig voetballand van de partij was op het toernooi van de CONCACAF. In een groep met Mexico, Jamaica en El Salvador werd drie keer verloren en eindigde Curaçao als laatste. “We hebben destijds ons visitekaartje afgegeven en goed gespeeld, maar verzuimden de kansen af te maken. In die wedstrijden, ook tegen Mexico, hebben we de kansen gehad om doelpunten te maken. Bij gelouterde ploegen ligt de bal na één, twee of drie kansen in het netje.”
Curaçao bewees na de qua resultaten weinig succesvolle Gold Cup van 2017 dat het succes geen incident is geweest. In de kwalificatie voor de Nations League van de CONCACAF liet de ploeg van Bicentini een uitstekende indruk achter. Op basis van vier wedstrijden, tegen Grenada (10-0 zege), de Amerikaanse Maagdeneilanden (0-5 zege), Guadeloupe (6-0 zege) en Antigua en Barbuda (2-1 nederlaag), plaatste Curaçao zich als vierde van de 34 CONCACAF-landen voor de hoogste divisie van de Nations League én de Gold Cup van deze zomer. “We moeten ook reëel zijn, want het is al een hele prestatie dat we voor de tweede keer op rij op de Gold Cup mogen verschijnen. Aan de andere kant: we weten waartoe we in staat zijn en hopen daarmee zover mogelijk te kunnen komen”, geeft de bondscoach van Curaçao te kennen. “We maken de laatste tweeënhalf jaar prima stappen. Deze stap hoort daarbij. De volgende stap moet zijn dat we proberen om naar de kwartfinale van de Gold Cup te gaan. Voorlopig hebben we nog nooit een wedstrijd op de Gold Cup gewonnen, dus dat is het eerste doel. Maar de doelstelling is sowieso om de groepsfase te overleven, dat is zeker haalbaar. Dat durf ik te zeggen naar aanleiding van wat we doen, maar ook op basis van wat we de vorige keer op de Gold Cup hebben laten zien.”
In de groepsfase van de Gold Cup neemt Curaçao het op tegen El Salvador, Jamaica en Honduras. “Er komt meer bij kijken om een toernooi te spelen. Het is routine, jongens raken gewend om op een bepaald niveau te spelen. Want op de Gold Cup is alles groot, hè. Als je een kop koffie wil, krijg je een hele kan. Grote stadions, dus ja”, lacht Bicentini. Zijn ploeg speelde in de voorbereiding op de Gold Cup de King’s Cup, een jaarlijks vriendschappelijk toernooi in Thailand. Curaçao legde beslag op de King’s Cup door achtereenvolgens India en Vietnam te verslaan en veroverde daarmee de tweede tastbare prijs in zijn geschiedenis. “Dit waren vriendschappelijke duels met een andere dimensie. Je speelt die wedstrijden in een land waar het echt een hype is, waar de koning bij wijze van spreken het toernooi organiseert. We hebben hier de nodige vlieguren voor moeten maken, maar dat zijn wij wel gewend tijdens interlandperiodes. Als we straks in de Nations League spelen, moeten we ook naar Haïti en Costa Rica. Het zorgde voor een andere omgeving en een andere focus, dat is ontzettend goed bevallen. Als je het toernooi wint, doe je ook nog eens aan een goede teambuilding.”
WK
“Zo’n prijs zorgt toch voor euforie, dat zag je ook aan de ontlading bij de spelers. Ik kan me nog heugen dat het twee jaar geleden een groot feest was na het winnen van het Caraïbisch kampioenschap en deze prijs maakte hetzelfde gevoel los. Als je tegen landen speelt met 150 miljoen inwoners en je bent zelf een eilandje met 160.000 inwoners, kun je je voorstellen wat het doet”, vervolgt de keuzeheer. Zijn contract op Curaçao werd onlangs opengebroken en verlengd tot medio 2022. Het doel is duidelijk: na de Gold Cup moet Curaçao zich voor het eerst in zijn bestaan kwalificeren voor het WK, dat over drie jaar in Qatar wordt gespeeld. Bicentini beaamt dat dit geen gemakkelijke klus wordt, daar er slechts drie of vier WK-tickets zijn voor veertig CONCACAF-landen. “Natuurlijk is het moeilijk, maar wat is reëel? Toen wij de Carribean Cup speelden, dacht ook niemand dat we dat zouden winnen. Het was een utopie dat we naar de Gold Cup zouden gaan, maar we gaan er nu voor de tweede keer naartoe. De kwalificatiereeks is lang en moeilijk, maar we gaan volle bak voor een plaatsje op het WK.”
In eerste instantie ging het op Curaçao over het WK van 2026, waarop voor het eerst 48 landen aanwezig zijn. “Maar wat is een plan? Het eerste WK is 2022 en daar gaan we voor. In 2026 kunnen er meer landen meedoen, dus dan wordt de kans groter. Het WK is een persoonlijk doel, honderd procent. Ik heb tijd om te bouwen, daarom ben ik ook al twee jaar bezig met het in kaart brengen van jong talent. Ik probeer hen te benaderen, want zij moeten over een aantal jaar de huidige spelers gaan vervangen.” Waar het in de eerste jaren misschien nog lastig was om spelers over te halen om voor Curaçao te kiezen, maken de recente successen het steeds gemakkelijker voor bondscoach Bicentini. Cuco Martina was een van de eersten die voor een interlandcarrière in de Caraïben koos, waarna onder meer Eloy Room, Leandro Bacuna, Brandley Kuwas en Gervane Kastaneer in de afgelopen jaren volgden. Bicentini hoopt in de toekomst meer ‘Nederlandse’ spelers binnen te halen en haalt Giovanni Troupée, Sherel Floranus en Jürgen Locadia aan als voorbeelden.
“Dit zijn jongens die welwillend zijn, maar nog een beetje tussen wal en schip vallen. Sommigen hebben het gevoel dat ze nog bij Oranje in aanmerking kunnen komen. Of ze zitten nog op een leeftijd waarop ze deze keuze nog niet durven te maken. Voor jonge jongens van zeventien, achttien of negentien jaar, die voor vertegenwoordigende teams van Oranje spelen, is de keuze moeilijk. Ik draai het ook om. We tellen mee als Curaçao, kijk maar de toernooien en interlands die we spelen. We hebben ook een uitnodiging gehad voor de Copa América van deze zomer, die we nu niet spelen omdat we naar de Gold Cup gaan. Dan speel je ook tegen landen als Argentinië, Brazilië en Colombia. Dat is voor spelers enorm interessant. Ik vind dat je graag voor Curaçao moet willen spelen. Als dat niet het geval is, kom je bij mij niet in aanmerking om geselecteerd te worden”, legt Bicentini uit. Hij combineert zijn werkzaamheden als bondscoach op Curaçao met het hoofdtrainerschap bij hoofdklasser Juliana’31 uit Malden. De oefenmeester merkt dat de werkzaamheden als keuzeheer, wat zijn ‘hoofdjob’ is, steeds omvattender worden.
“Het is heel veel werk en dat doe ik met heel veel plezier. Je bent de hele week bezig met clubs, gaat spelers bekijken en de tegenstanders analyseren. Aan 24 uur per dag heb je eigenlijk te weinig. Het is een enorm verschil met een aantal jaar geleden, dat komt doordat je iedere keer op een hoger niveau komt te spelen. Landen houden nu rekening met je, dat was een aantal jaar geleden nog niet zo. Dat voel je, Curaçao telt nu echt mee”, concludeert Bicentini. Hoe groot Curaçao als voetballand ook zal worden, één ding zal nooit veranderen: de karakteristieke en kleurrijke open spelersbus, die al vanaf 2008 door het toenmalig nationale team van de Nederlandse Antillen gebruikt werd. “Vanaf dag één hebben we in die bus gezeten”, zegt Martinus, die inmiddels een punt achter zijn interlandloopbaan heeft gezet en dus niet van de partij is op de Gold Cup, met een glimlach. “Onder Kluivert hadden we een keer een andere bus en hij begon te klagen. Hij zei: ‘Waar is die bus? Dat kan toch niet? Dat zijn wij, hoe we zijn. Ik wil die bus terug’. Met die bus naar Qatar, ja, dat zou mooi zijn.”