De Spaanse volksclub die eigenhandig een fan haar schulden afbetaalde
In de schaduw van voetbaltempels, miljardenballen en megalomane overnames leven er clubs in de marge. Waar de liefhebber nog het hof gemaakt wordt met historie, karakter en oprechte romantiek. Voor de rubriek Cultclubs leest Voetbalzone voor uit de sprookjesboeken van de voetbalbibliotheek. In deze editie: Rayo Vallecano, de derde club uit Madrid die in één adem genoemd wordt met oppercultclub FC St. Pauli.
Door Kevin van Buuren
De Madrileense wijk Vallecas wordt eind maart verblijd door goed nieuws. Sterspeler Isi Palazón, tot nog toe goed voor zes goals en vijf assists, ziet zichzelf ‘niet bij een andere club dan Rayo Vallecano’. Dat vertelt hij aan Mundo Deportivo. De buitenspeler staat onder meer in de belangstelling van landgenoot Unai Emery, manager van Aston Villa. Vallecano is intussen in de strijd om de beste positie ooit in LaLiga– een achtste plaats in 2012/13 – te evenaren, of zelfs verbeteren. Dat Palazón daarin een sleutelrol speelt, mag een verrassing heten. Tot zijn 25e was hij actief in de lagere regionen van het Spaanse voetbal, totdat hij in 2020 bij de derde club van Madrid tekende. Daarmee promoveerde hij uiteindelijk in 2021, waarna eindelijk zijn eerste minuten in LaLigavolgden. Inmiddels heeft de onmisbare nummer zeven een cultstatus verkregen.
Desondanks hoeft Vallecano niet bang te zijn dat het zonder cultheld geen hoge ogen kan gooien. In juli 2011 haalt de club ook een relatief onbekende, 25-jarige aanvaller. Van Celta de Vigo komt Miguel Pérez Cuesta over. Na liefst acht seizoenen afwezigheid op het hoogste niveau, waarvan zelfs vier in de derde divisie van Spanje, moet de spits Vallecano helpen handhaven. Michu, zoals zijn koosnaam luidt, maakt vijftien goals in 37 competitiewedstrijden. Los Franjirrojos, de roodgeranden, behalen de vijftiende plek. Michu gaat vervolgens naar Swansea City. Mede dankzij 22 goals in zijn eerste jaar in Engeland winnen the Swans de EFL Cup, waarna zij voor het eerst sinds 1991/92 meedoen aan de Europa League. Michu, altijd celebrerend met het zwaaiende handje langs zijn rechteroor, krijgt in Engeland de ultieme cultstatus (#nicetomichu). Maar, pas na zijn vertrek verdient Vallecano de hoogste positionering ooit: een achtste plek in LaLiga.
Een Argentijnse connectie
Palazón en Michu zijn spelers die horen bij een club als Rayo Vallecano. Alhoewel de Madrilenen veelal gedwongen worden om hun populairste spelers te verkopen, reikt de status van de club nog veel verder dan de namen op de shirts. Vallecano wordt in 1924 opgericht. Nog puur en onaangetast speelt het passend in volledig wit. Vierentwintig jaar later is de club op papier volwassen; het gaat spelen op een hoger niveau. Echter zijn de nodige middelen daarvoor niet aanwezig. Na onderhandelingen met stadsgenoot Atlético Madrid worden er spelers van Atletí uitgeleend aan Rayo. Op één voorwaarde: het maagdelijke wit, te veel lijkend op dat van Real Madrid, moet bevlekt worden. Een diagonale rode streep wordt aan het shirt toegevoegd voor het seizoen 1948/49.
De overeenkomst blijft een jaar geldig, dus ook de Madrileense verplichting omtrent het tenue. Toch blijft de streep. Gekozen op basis van de toenmalige populariteit van het Argentijnse River Plate en in ere daarvan gehouden. De twee clubs ontmoeten elkaar uiteindelijk in 1952, zo beschrijft auteur Juan Jiménez Mancha in zijn boek Los Orígenes del Rayo Vallecano. Wanneer River Plate toert in Madrid, besluit de clubleiding van Vallecano om foto’s te laten zien van hun tenues: “Kijk, wij kleden ons net als jullie.” Als dank voor het eerbetoon laat de Argentijnse directie een doos met authentieke tenues achter in Madrid. Daardoor zullen de clubs altijd verbonden blijven.
Een grote, kleine club
In de komende jaren verwerft Vallecano zelf ook enige status in de voetbalwereld. Als middenmoter en derde club van Madrid niet zozeer op sportieve basis – éénmalig rijzende sterren daargelaten – maar des te meer als culturele outsider. Waar de koning en de prins van het Madrileense voetbal veel rechtse ultra’s kennen, staan de fanatiekelingen bij Rayo Vallecano bekend om hun linkse gedachtegoed. Los Bukaneros de zeerovers, worden daardoor vaak vergeleken met de fans van FC St. Pauli in Duitsland. Ook het logo van Vallecano wordt vaak gekruist met de piraten-doodskop. Op de tribunes prijken duidelijke standpunten tegen racisme, seksisme en naweeën van generaal Francisco Franco’s fascisme. De dictator regeerde van 1939 tot 1975 over Spanje en legde het volk onder meer het nationaalkatholicisme op.
In het stadion wappert dan ook vaak het revolutionaire gezicht van Ché Guevara, aangevuld door zijn lijfspreuk: “Hasta la victoria siempre”. Zoals de volksclub zich afkeert van de gevestigde orde van de monarchie, uiten zij zich ook tegen de gevestigde orde van het voetbal. Stadsgenoten Real en Atlético Madrid worden zonder toenaam aangesproken met het spandoek: “Odiamos el futbol Moderno”, wij haten het moderne voetbal. Rayo Vallecano staat bekend om zijn ‘driezijdige’ stadion. Dat staat zo dicht tussen de woningen van de arbeiderswijk dat achter één van de doelen geen tribune staat. De club wordt beschouwd als eigendom van het publiek, waar solidariteit en verbondenheid centraal staat.
Thuisvoordeel
De club creëert een thuis voor de aanhang. In het stadion, en in de samenleving en stad eromheen. Oud-voorzitter Jose Ramon Sandoval noemde Rayo tegenover ESPN ‘de laaste van de buurtclubs’. Door een samenwerkingsverband met de voedselbank van Madrid helpt Vallecano om arme mensen voldoende voedsel te bieden. En in 2014 haalt de club het nieuws nadat het de 85-jarige Carmen Martinez Ayudo redt van dakloosheid. Op een dag komt Martinez Ayudo voor een dichte deur te staan. Haar sloten verwisseld; het huis afgesloten. De vrouw had een lening afgesloten, die haar zoon niet meer kon afbetalen. De 40.000 geleende euro’s liepen op tot 70.000, waarna het huis als onderpand werd ingenomen. Als trainer Paco Jémez hiervan verneemt, vindt hij met zijn spelers een nieuwe flat voor Martinez Ayudo, waarvan zij eigenhandig de huur betalen. “Het ergste wat je kan worden is dakloos”, verklaarde de trainer de ‘logische’ tegemoetkoming.
Ook het ‘dak’ boven het hoofd van Vallecano is eens punt van discussie geweest. De club kwam in 1957 terecht in het Campo de fútbol de Vallecas, een voormalig stadion van Atlético Madrid en van het in 1932 opgeheven Racing de Madrid. Vanaf 1972 werd er gebouwd aan het nieuwe, eigen stadion. De club verhuisde in deze periode tijdelijk naar Campo de Vallehermoso. In 1976 werd het officieel het Nuevo Estadio de Vallecas geopend. Al werd die naam in de volksmond direct hersteld naar het klassieke Campo. In 2004 dreigde de naamgeving opnieuw te veranderen. Voorzitter María Teresa Rivero, die na het overlijden van haar man in 1994 plots de grootste aandeelhouder was, veranderde in dat jaar de naam van het stadion naar Estadio Teresa Rivero. Daarmee maakte de voorzitter, die voor het aannemen van die functie al aangaf niks van de voetbalwereld af te weten, zich echter niet populair bij het publiek. In mei 2011 droeg zij de aandelen over, waarna ze in 2018 werd veroordeeld tot zeven jaar celstraf voor belastingfraude.