De god van het voetbal wil iets zeggen
Aan de Spaanse kust, een vijftigtal kilometers ten noorden van Valencia, ligt een klein stadje, genaamd Villarreal. Het is een kustplaats met zo’n 50.000 inwoners en zo ongeveer de halve beroepsbevolking houdt zich bezig met het maken van badkamertegeltjes. De keramieke tegeltjes zijn hét handelsmerk van de stad, maar tegeltjes vervaardigen is al lang niet meer het enige wat ze in Villarreal goed kunnen.
Aan de rand van dit stadje staat namelijk een voetbalstadion, en laten we eerlijk zijn, het is een spuuglelijk voetbalstadion. Net als het stadion van Fortuna Sittard lijkt het bij El Madrigal er op, dat met het bouwen is gestopt toen men halverwege was. De waarheid is dat dit stadion niet met een goed opgezet plan is gebouwd, maar meermalen hals-over-kop is verbouwd om net zo snel te kunnen groeien als de voetbalclub die er wekelijks in speelt.
Villarreal CF was het merendeel van haar bestaan eigenlijk een nietszeggend provincieclubje. Daar kwam begin jaren negentig een einde aan, toen de club twee maal op rij promoveerde en opeens in de op-één-na hoogste divisie van Spanje mocht uitkomen. Na in 1998 voor de duur van één seizoen aan de Primera División te hebben gesnuffeld, is de club sinds 2000 definitief doorgebroken in de hoogste Spaanse voetbaldivisie.
Het sprookje van Villarreal begon echter pas goed gestalte te krijgen toen topcoach Manuel Pellegrini werd aangetrokken in 2004. De club met de felgele shirts had tot die tijd op haar tenen kunnen lopen door een half dozijn Argentijnen aan te trekken. Pellegrini slaagde er wonderwel in om de mix van Zuid-Amerikanen en Spanjaarden tot een hechte eenheid te smeden en aan de hand van Riquelme behaalde het nietige Villarreal in het seizoen 2004/2005 een derde plek in la Liga.
De club die tot 2004 een soort Volendam van Spanje was, maakte nu kennis met het echte werk in de Champions League. Villarreal bleef imponeren en wist in haar eerste seizoen in de Champions League door te stoten tot de halve finales tegen Arsenal. Het succesverhaal van Villarreal had veel weg van een filmscript. En dat filmscript kwam dan ook met passende dramatiek ten einde. In de return-leg tegen Arsenal, mocht Riquelme in de 90e minuut bij een stand van 0-0 een penalty nemen. De Argentijn faalde van elf meter en Villarreal liep de finale van de Champions League mis.
Velen hadden verwacht dat Villarreal na deze ongekend succesvolle periode weer terug zou zakken, maar dat gebeurde niet. Toen Riquelme en de zijnen vertrokken, werd er gewoon weer een nieuw blik goedkope Zuid-Amerikanen opengetrokken. Zuid-Amerikaanse rasvoetballers als Diego Forlán, Matias Fernandez en Diego Godin kwamen en gingen. De technisch-begaafde voetbalgeniëen die Villarreal voor een prikkie kocht, hoefden voor niemand onder te doen.
Ik begreep er zelf eigenlijk ook niets meer van toen drie seizoenen na het Champions League debuut, Villarreal nog steeds met de wereldtop mee kon. De nieuwe generatie favela-voetballers tikten opnieuw de multimiljonairs van Manchester United in Old Trafford bij tijd en wijlen van de mat. Alsof de god van het voetbal iets wilde duidelijk maken...
Ik hoor wel eens voetbalfans zeggen dat in Engeland het voetbal gespeeld wordt zoals het hoort te zijn. Dat daar de beste clubs zitten, die ook de meeste supporters hebben en dat Engeland het land is waar een echte voetbalsfeer hangt rond de wedstrijden. Anderen zeggen dat ze alleen in Italië weten hoe je fatsoenlijk moet verdedigen en je team tactisch goed moet neerzetten. Of dat de Spaanse competitie niet veel meer is dan Barcelona en Real Madrid. En als er dan weer zo’n lijstje verschijnt met rijkste clubs, dan zien fans daarin het bewijs dat hun club tot de allergrootste behoort. Of ze verwijzen naar de historie: naar hoe vaak hun club al niet landskampioen is geweest.
Villarreal bewijst dat het er niet toe doet hoeveel supporters je hebt. De steile tribunes zijn meestal maar half gevuld en sfeervol kun je het moeilijk noemen. Het budget is veel kleiner dan dat van andere Europese topclubs, waardoor ze zijn aangewezen op de Jan Kromkampjes van deze wereld. En de huidige coach, een omhooggevallen gymleraar, deinst er niet voor terug om drie centrumspitsen in de basis te zetten, ook al gaat dat ten koste van de tactische organisatie. Ten slotte heeft Villarreal ook geen kampioenssterren op het shirt, want landskampioen zijn ze überhaupt nooit geweest en een rijke historie ontbreekt.
Het enige wat rest is elf technisch-vaardige spelers die met Barcelona-achtig tik-tak-voetbal meer doelpunten maken dan haar tegenstanders. Villarreal is slecht in alle randzaken, maar heel goed in het spelletje zelf. En dat laatste is uiteindelijk het enige wat er echt toe doet, getuige de successen van Villarreal in de Spaanse competitie en de Champions League. En misschien is dat wel hetgeen dat de god van het voetbal wil zeggen.