‘De een rijdt in een Ferrari en de ander heeft een Passe Navigo’
Zonder zich overmatig in te spannen, heeft Frankrijk zich geplaatst voor de achtste finale van het WK. Dat deed het team van bondscoach Didier Deschamps met een mix van voetballers van Maghrebijnse, Franse en Afrikaanse origine. Veel van deze internationals zijn opgegroeid in de zogeheten banlieues. Deze Parijse voorsteden vormen de kweekvijver voor veel Frans voetbaltalent.
Door Gijs Freriks
Arsène Wenger
Deschamps noemde de banlieues ooit ‘het huis van het Franse voetbal’. En dat zei hij niet voor niets, want de wieg van liefst acht van de 23 voetballers die deel uitmaken van de WK-selectie in Rusland heeft gestaan in de periferie van de hoofdstad. Het gaat om Kylian Mbappé, Paul Pogba, N’Golo Kanté, Benjamin Mendy, Blaise Matuidi, Alphonse Aréola, Presnel Kimpembe en Steven N’Zonzi. En dan viel er ook nog een aantal banlieuevoetballers af, onder wie Anthony Martial, Kingsley Coman en Adrien Rabiot.
Les Bleus wonnen in 1984 het EK in eigen land, zonder voetballers uit de banlieues. Volgens Pierre Ferracci, voormalig voorzitter van Paris FC, is er wel altijd talent in zijn regio geweest, maar is dat simpelweg laat opgemerkt. Arsène Wenger was volgens Ferracci de eerste die werkelijk inzag hoeveel de banlieues op voetbalgebied te bieden hadden, zo vertelde Ferracci in een interview met So Foot: “Wenger zei: als je de tweede club van Parijs wil worden, dan moet je vertrouwen op het jonge talent uit de bassin local. Die talentenpool is na São Paulo namelijk de beste van de hele wereld.”
Paris FC ging op advies van Wenger actief scouten in de regio en ook Europese clubs begonnen vaker hun weg te vinden naar de trapveldjes in de betonnen buitenwijken. Steeds meer voetballertjes kregen een kans bij profclubs en de kampioensselectie van 1998 bestond niet meer uit nul, maar uit drie spelers uit de banlieues: Lilian Thuram, Thierry Henry en Patrick Vieira. Tegenwoordig is zelfs bijna dertig procent van de spelers in de Ligue 1 afkomstig uit de omgeving van Parijs, zo berekenden de sociologen Bastien Drut en Richard Duhautois in hun boek Sciences Sociales Football Club. In 1995/96 lag dat aandeel ongeveer tien procent lager.
Black-blanc-beur
Toen Simon Kuper van de Financial Times aan Pogba vroeg hoe het kan dat de banlieues zoveel voetbaltalent afleveren, antwoordde de middenvelder: “Omdat er alleen voetbal is in de banlieues. Of je nu op school was of niet, iedereen wilde maar één ding en dat was voetballen. Dat zorgde er ook voor dat mensen niet thuis bleven of domme dingen gingen doen. Iedere dag was er voetbal. We houden in de quartiers heel veel van voetbal.” De EK-winst van 1998 bracht in de ogen van veel media en commentatoren een kentering teweeg in een verhit debat dat al decennia gevoerd werd. Zo stelden enkele politici dat de multiculturele samenleving geslaagd was, want de toernooiwinst werd gezien als hét bewijs van de geslaagde integratie van migranten in Frankrijk.
De conservatieve politici Charles Pasqua en Alain Juppé stelden zelfs een ‘Zidane Plan’ op waarmee ze uitzetting van zeventigduizend sans-papiers, migranten zonder papieren, wilden voorkomen. Daar konden immers ook goede voetballers tussen zitten. De ‘black-blanc-beur’-gedachte moest een nieuw Frankrijk symboliseren: een open en tolerant land waarin mensen van divers pluimage samen konden leven en voetballers met verschillende achtergronden samen konden presteren. ‘Beur’ slaat op ‘zoon van een Arabier’. Dat was bijvoorbeeld Zidane, met zijn Algerijnse achtergrond. En verder had je ‘blacks’ als Lilian Thuram en Marcel Desailly en onder anderen Emmanuel Petit was een ‘blanc’.
De Franse selectie is ook de afgelopen jaren altijd ‘black-blanc-beur’ geweest, maar het aaibaarheidsgehalte is waarschijnlijk nooit meer zo groot geweest als bij de nationale ploegen van 1998 en 2000. Zidane gaf Marco Materazzi een kopstoot, Franck Ribéry deelde het bed met een minderjarige, spelers kwamen in opstand tegen bondscoach Raymond Domenech en Karim Benzema raakte verwikkeld in een sekstapeschandaal. Schandaal na schandaal maakte dat de nationale ploeg bij steeds meer mensen aan sympathie verloor. De teleurstellende resultaten op diverse toernooien hielpen ook niet mee om het imago van de Franse ploeg te verbeteren.
Quota
De grootste rel vormde nog het plan van de voetbalbond om een quotum op te leggen om het aantal zwarte en Arabische spelers in de trainingscentra van de bond te beperken. Laurent Blanc, technisch directeur François Blanquart en de bondscoach van Jong Frankrijk, overlegden om niet meer dan dertig procent van de spelers toe te laten tot de jeugdopleidingen van de FFF, die later eventueel voor een ander land zouden kunnen kiezen. Want, zo redeneerde onder anderen Blanc, waarom zou de FFF jongens opleiden voor andere nationale teams? Het plan had niet mogen uitlekken, maar Mediapart publiceerde de notulen van de vergaderingen. Blanquart werd geschorst en Blanc moest zijn excuses aanbieden.
“Sommige termen die tijdens dit werkoverleg zijn gebruikt over dit gevoelige onderwerp kunnen, als ze uit hun context worden gehaald, mensen misschien kwetsen. Sorry in dat geval”, reageerde Blanc. De toenmalige bondscoach was nog om een tweede reden voorstander van het instellen van quota: hij wilde dat Frankrijk minder vaak voor grote en sterke voetballers zou kiezen, maar vaker zou opteren voor voetballers met meer techniek. “Ik wil kleintjes. Het kan me niet schelen welke kleur ze hebben”, zei de oud-verdediger in 2011. De quota kwamen er niet, maar de storm aan kritiek aan het adres van de FFF ging niet meer liggen en het uitgelekte plan werd door velen als racistisch bestempeld.
“Als je besluit om op huidskleur te selecteren, dan moet je het die voetballers niet kwalijk nemen dat ze zich niet bekommeren over het land”, zei Jamel Sandjak in juni 2013 in een interview met L’OBS over het plan voor quota in het Franse voetbal. Sandjak is een in Algerije geboren Fransman die in de tachtiger jaren een project begon in de banlieue van Seine-Saint-Denis. Hij verzorgde voetbaltoernooien en bood ook sociale activiteiten aan. Later werd Sandjak voorzitter van de overkoepelende voetbalcompetitie van Île-de-France. Sandjak zet zich al decennia in voor de banlieues, de voorsteden die voor velen gelijk staan aan armoede, criminaliteit en radicalisering. Hij erkent dat er problemen zijn, maar is ook van mening dat de banlieues zijn verwaarloosd.
Plan Borloo
“Toen we met ons werk begonnen in Noisy-Le-Sec in Seine-Saint-Denis, was er al misère en voelden jongens zich afgewezen door de natie. Zij voelden zich noch Noord-Afrikaans, noch Afrikaans, noch Frans. We zijn toen een groot project gestart om deze mensen sociaal en professioneel te laten integreren. We hebben werk voor mensen gezocht en de spelers van Olimpique Noise-le-Sec waren de trainers van onze jongens in de buurt. We creëerden één grote familie. De mensen voelden dat zij geholpen werden en dat er naar hen geluisterd werd.” Olimpique lijfde de grootste talenten uit de banlieue in en klom twaalf divisies op. De club speelt momenteel op het vijfde niveau van de Franse voetbalpiramide.
De euforie na de WK-zege van 1998 was volgens Sandjak ‘overdreven’: “Het idee van een ‘black-blanc-beur’-elftal is enkel omarmd omdat we wonnen. Als we morgen weer zo’n toernooi winnen, dan zal hetzelfde gezegd worden. Maar de bond had zijn best kunnen doen om onze voorsteden dichter bij de dorpen te betrekken om een grote broederschap te creëren. Maar die keuze is niet gemaakt”, jammert Sandjak. “De rijkdom van ons voetbal is de diversiteit van onze natie. In principe zijn alle voetballers hetzelfde. Als iemand prof is en 500.000 euro verdient, maakt dat die persoon niet anders dan de voetballers met wie ik train. Ze zijn hetzelfde, behalve dat de een in een Ferrari rijdt en de ander een Passe Navigo heeft.”
Sandjak zei in 2013 ‘pessimistisch’ te zijn over de toekomst: “De problemen zijn al twintig jaar hetzelfde. Er is niets aan gedaan, er is nauwelijks perspectief meer.” In de banlieues wonen zo’n vijf miljoen mensen en de armoede is er gemiddelde drie keer zo hoog als in de rest van Frankrijk. Daarnaast wonen er twee keer zoveel mensen met een bijstandsuitkering. President Emmanuel Macron kondigde in mei echter aan dat hij de problemen in de troosteloze flatwijken met zijn plan Borloo concreet wil aanpakken. Hij wil de werkgelegenheid en de veiligheid bevorderen en wil voorkomen dat er wijken ontstaan die volledig uit moslimbewoners bestaan. Wanneer de maatregelen van Macron écht effect gaan sorteren, dat valt nog te bezien. Tot die tijd blijven de problemen dus bestaan.
Clairefontaine
Voetbal wordt door veel jongeren in de banlieues gezien als een ontsnappingsroute naar een beter bestaan. Blink je uit in de banlieue, dan lonkt een oproep voor het Centre National du Football Clairefontaine, dé voetbalschool van Frankrijk in de bossen bij Rambouillet, op drie kwartier rijden van Parijs. Als speler kun je geselecteerd worden voor een ‘concours’ van het Institut National du Football en als je voor dat ‘toelatingsexamen’ slaagt, dan krijg je toegang tot Clairefontaine. Daar verblijven voetballers dan meestal twee jaar lang en vijf dagen per week. ’s Ochtends gaan ze naar een school in Rambouillet en ’s middags wordt er getraind. In het weekend mogen de spelers naar huis en spelen ze competitie met hun clubs.
Ben je goed genoeg, dan stap je op je vijftiende of zestiende over naar een profclub om daar je opleiding af te ronden. “Dit is een serieuze school”, zei Lafargue in juni 2016 in een interview met NRC. Hij is de directeur van het Institut National du Football, het voorportaal van Clairefontaine. “We willen echt alleen in spelers investeren van wie we op voorhand denken dat ze in staat zijn beter te worden en dat ze in groepsverband op kunnen treden. Ze moeten met tegenslagen om kunnen gaan: als ze in een wedstrijd achterstaan moeten ze niet in paniek raken. Het blijft een gok, maar we hebben inmiddels aardige ervaring met de criteria.”
Uit de resultaten blijkt wel dat de aanpak van Clairefontaine zijn vruchten afwerpt. Meer dan tien voetballers die werden opgeleid op Clairefontaine haalden de Franse A-ploeg. Om nog maar te zwijgen over al die spelers die uiteindelijk voor een ander land kozen, zoals Medhi Benatia en Yacine Brahimi. Het bekendste exponent van Clairefontaine is momenteel Mbappé, de negentienjarige aanvaller die voor 180 miljoen euro naar Paris Saint-Germain vertrok, reeds achttien interlands speelde en op het WK in Rusland scoorde tegen Peru. Mbappé werd geboren in Bondy en ging voetballen bij banlieueclub AS Bondy.
Bondy
Mbappé werd uitgenodigd voor de voetbalschool van Clairefontaine en deed het zó goed, dat hij in de belangstelling kwam te staan van onder meer Real Madrid, Valencia en Chelsea. Hij vertrok echter naar AS Monaco en de rest is geschiedenis. Wie door Bondy wandelt, kan zijn ogen onmogelijk afhouden van een van de flats. Aan een wand van dat gebouw hangt namelijk een bord met de beeltenis van Kylian Mbappé. Bondy, ville des possibles, staat erbij. Oftewel de stad van de mogelijkheden. Diego Maradona heeft zijn eigen muurschildering in Napels, Zinédine Zidane in Marseille en Mbappé dus in Bondy.
Met zijn negentien jaar is Mbappé nu al een voorbeeld geworden voor de jeugd in deze banlieue. “Het maakt mij trots. We kunnen echt zeggen dat hij onze stad vertegenwoordigt”, zei de negentienjarige buurtbewoner Gley in Le Parisien. “Ik heb nog tegen hem gespeeld. Hij poortte mij vaak, dat stoorde mij enorm. Als ik aan hem terugdenk, dan moet ik zeggen dat hij toen ook al heel sterk was. Ik kan mijn kinderen later in ieder geval vertellen dat ik met Mbappé gespeeld heb.” Gley is niet alleen onder de indruk van de voetballer Mbappé, maar ook van de mens: “Hij is nederig. Hij blijft altijd met beide benen op de grond staan.” De vier jaar jongere Wasin sluit zich bij Gley aan: “Hij vergeet niet waar hij vandaan komt. Bij AS Bondy is voor Kylian alles begonnen.”
Niet iedereen in Bondy is echter blij met de gigantische fresco. “Het is van de zotte. Hij is nog maar achttien jaar oud, dit gaat veel te snel!”, bromde de 77-jarige Jean-François in september. Jean-François lijkt behoorlijk alleen te staan in zijn opvatting. Voor de jonge Bondynois is Mbappé immers al een godheid: “Het is ongelooflijk wat hij heeft bereikt”, aldus de vijftienjarige Ismam. “Hij is een rolmodel en we dromen er allemaal van om hem te volgen.” Het Franse forêt de béton (betonbos) mag dan bekendstaan als een achterstandswijk met veel problemen, zoveel voetbaltalent als in de banlieue wordt ergens anders waarschijnlijk niet geboren. Waar een wieg ook staat, met een bal aan de voet worden dromen plots bereikbaar. Of zoals de in een banlieue opgegroeide kunstenaar Kader Attia een van zijn tentoonstellingen heeft genoemd: ‘wortels groeien ook in het beton’.