voetbalzone

De ‘droom van Co en Andries’: legende moet profclub in Amsterdam worden

Chris Meijer21 jun 2020, 13:08
Laatst bijgewerkt: 21 jun 2020, 13:08
Advertentie

Ooit was De Volewijckers een roemruchte naam in het profvoetbal, maar na een fusie met DWS en Blauw-Wit tot FC Amsterdam verdween de club uit het noorden van de hoofdstad richting het amateurvoetbal. Deze eeuw zakte De Volewijckers steeds dieper weg in het moeras en verdween de naam zelfs helemaal uit de registers van de KNVB. Na een fusie met DWV gleed de club onder de naam van DVC Buiksloot af naar een zieltogend bestaan als ‘een van de asociaalste amateurclubs van Nederland’. Andries Jonker en Co Adriaanse, allebei oer-Volewijckers, konden het op gegeven moment niet meer aanzien en besloten in te grijpen. Inmiddels zijn de naam De Volewijckers én de groen-witte clubkleuren terug en moet er op termijn ook weer profvoetbal gespeeld worden in Amsterdam-Noord.

Door Chris Meijer

Toen Jonker in 2018 terugkwam in Amsterdam na zijn dienstverband als trainer van VfL Wolfsburg, wilde hij weer een balletje trappen. De nu 57-jarige oefenmeester, tegenwoordig trainer en technisch directeur bij Telstar, meldde zich bij het eerste zondagelftal van DVC Buiksloot, zoals De Volewijckers sinds de fusie met DWV in 2013 door het leven ging. “Mijn eerste wedstrijd heb ik alle aanwezigen een hand gegeven, dat waren er namelijk drie”, zegt Jonker met gevoel voor cynisme in gesprek met Voetbalzone. Snel daarna werd duidelijk dat de situatie voor DVC Buiksloot erg precair was. Het zag er op dat moment naar uit dat de fusieclub voor het seizoen 2018/19 geen standaardelftal zou inschrijven. “Eigenlijk was er alleen nog maar jeugd tot Onder-15 en drie veteranenteams, waarvan twee teams op hoge leeftijd. Het imago was kapot. Veel narigheid, veel agressie. We stonden bij de KNVB in de aso top tien van Nederlandse amateurclubs. Het deed écht pijn aan het hart en de ogen om dat te zien. Verschrikkelijk. Ik kon het niet aanzien, dit kon niet.”

voetbalzone

Het was een scenario dat Jonker en Adriaanse vijf jaar eerder eigenlijk al hadden voorzien. Doordat de gemeente Amsterdam het verouderde Sportpark Elzenhagen van DWV, een op dat moment grote amateurclub, wilde kopen ten behoeve van huizenbouw, werd een in hun ogen onmogelijke fusie tot stand gebracht. De Volewijckers was destijds alleen bereid om te fuseren als de schuldenlast van DWV zou worden overgenomen door de gemeente. Daarmee werd na jarenlang getouwtrek ingestemd, waardoor de buurtgenoten en aartsrivalen uit Amsterdam-Noord verder gingen als één club. De fusie riep overigens niet alleen onder leden van de op dat moment worstelende amateurclubs weerstand op, want ook omwonenden van het Sportpark Buiksloterbanne van De Volewijckers zaten destijds niet te wachten op een grotere club in hun buurt. “De mensen die ingewijd zijn in Amsterdam-Noord, weten dat De Volewijckers en DWV net zo’n verstandhouding hebben als Willem II en NAC Breda of Roda en MVV. Dat zijn verschillende bloedgroepen, de kans was heel klein dat het een geslaagd huwelijk zou worden. Vanaf de buitenkant frons je de wenkbrauwen en denk je: jongens, dat kan toch niet? Ze kunnen met elkaar omgaan en tegen elkaar spelen. Maar tégen elkaar en niet in één club. Ik had daar een uitgesproken hard hoofd in.”

Jonker en Adriaanse probeerden nog een stokje te steken voor de fusie, maar waren net te laat. “De handtekeningen waren net gezet, dus daar konden we niks meer aan doen. Ik heb dat destijds zeer betreurd, vanuit het gevoel. Mijn club bestond niet meer, De Volewijckers was weg. Het deed mij wel pijn, iedereen kijkt daar anders naar. Ik vind het jammer dat AGOVV, Haarlem, Veendam en SVV er niet meer zijn, dat vond ik mooie clubs. Anderen zeggen: ‘Opgeruimd staat netjes’. Ik vind dat niet”, verzucht Jonker. Zo werd DVC Buiksloot geboren, een club met een in de woorden van Adriaanse ‘afschuwelijke naam met een nog lelijker shirt’. Bovendien een club die bestond uit twee gezworen aartsrivalen. Bij De Volewijckers werd DWV in het verleden spottend De Wilde Varkens genoemd, maar plotseling werd samen met deze varkens één club gevormd. Een club die overigens razendsnel in verval raakte, want op het moment dat Jonker in 2018 terugkeerde, speelden het zaterdag- én zondagelftal bijna op het laagst mogelijke amateurniveau.

“Ik heb tegen de voorzitter (destijds Rob Schulp, red.) gezegd: ‘Voorzitter, ik wil wat gaan doen. Het goede was dat de voorzitter goed op de winkel had gepast. Buiten het imago was de financiële situatie heel goed, dat heeft het bestuur keurig gedaan. Maar ik had één voorwaarde: de club moest De Volewijckers gaan heten en in het groen-wit gaan spelen. Dat was voor Co ook een voorwaarde om mee te gaan doen. Door het imago van de club was er maar één oplossing: een andere naam op de gevel. Met De Volewijckers heb je een cultnaam in handen. Ik kreeg te horen dat het een democratische club is en dat als ik dat wilde, ik het moest voorstellen. Daardoor is de bal gaan rollen”, vertelt Jonker. Met hulp van Richard en Edson Smith werd er op de valreep nog een standaardelftal samengesteld, dat vorig seizoen de naam DVC Buiksloot nog een afscheidsjaar gunde. Ondanks weerstand uit het DWV-kamp van de club werd in december 2018 besloten om de naam van de club terug te veranderen naar ASC De Volewijckers en voortaan in het groen-wit te gaan spelen.

“Het is heel gek, maar waar ik ook kom in Nederland: iedereen ouder dan 45 weet wie of wat De Volewijckers is. Ongelofelijk. We proberen duidelijk te maken waarom de club legendarisch is, wát er dan is gebeurd. Het is natuurlijk allemaal in het verleden gebeurd, in een grijs verleden. Wij hebben dat verleden en daar moeten we gebruik van maken.” Het eerste dat Adriaanse en Jonker aanpakten, was de weggevaagde bovenbouw van de jeugdopleiding. In no-time heeft De Volewijckers weer een Onder-16-, Onder-17- en Onder-19-team gekregen, die op korte termijn op divisieniveau actief moeten zijn.

“Je kan geen club bouwen zonder fundament, er moet een jeugdopleiding komen van bvo-niveau. We hebben het van de grond af opgebouwd en alleen de jongens binnenboord gehouden die keihard willen werken én de potentie hebben om minimaal een topamateur te worden. Je kan je inschrijven, maar je moet eerst vier of vijf keer bekeken worden voordat je toegelaten kan worden. In dat opzicht werken we als een bvo, we trainen ook een stuk vaker”, verklaart Michel Otte, die binnen de jeugdopleiding van De Volewijckers als coördinator van de bovenbouw fungeert en samen met Ernst van Iperen, Bryan Nicatia en Virgel Marceli een belangrijke rol speelt binnen de academie. Het heeft reeds effect gesorteerd, want afgelopen seizoen vertrokken 25 spelers op stage naar profclubs. FC Volendam, Telstar, Go Ahead Eagles, sc Heerenveen en De Graafschap haalden onlangs spelers weg bij De Volewijckers. “Dit is een club geworden waar menig bvo in ieder geval komt kijken. De hele Eredivisie loopt hier rond, los van Ajax en PSV. Dat is weleens anders geweest. Neem Yaël Liesdek. Hij maakte vanaf Hollandia geen stap, terwijl hij een fantastische back is. Ik denk dat hij binnen een aantal jaar de stap naar de Eredivisie gaat maken. Maar vanaf hier zette hij binnen vijf maanden een stap naar een profclub. Dat is het beste voorbeeld.”

Liesdek speelde tussen 2016 en 2018 in de jeugdopleiding van Roda JC Kerkrade, waarna hij koos voor een overstap naar Hollandia. Vorige zomer liet hij de amateurclub uit Hoorn achter zich voor De Volewijckers. “Ik had stage gelopen bij Sparta Rotterdam, maar daar lukte het niet. Daarom moest ik een andere stap maken om alsnog bij een profclub terecht te komen. Ik kende DVC Buiksloot wel, dat was voorheen niet zo’n hoog niveau. Maar ik had vertrouwen in het verhaal van De Volewijckers. Het was een gokje, ik ben op een leeftijd waarop ik geen nonchalante keuzes meer kon maken. Het was erop of eronder”, vertelt de achttienjarige Liesdek, die volgend seizoen actief is bij Telstar. Het verbaasde hem hoe De Volewijckers zijn zaakjes op orde had. “Ik was verbaasd dat het binnen een jaar zo veranderd is, want ik hoor nu ook om me heen dat jongens graag naar De Volewijckers willen komen.”

voetbalzone

Dit seizoen leverde De Volewijckers nog alleen spelers uit de bovenbouw van zijn jeugdopleiding af aan profclubs, maar vanaf volgend seizoen moeten ook de onder- en middenbouw vruchten gaan afwerpen. “Ik heb het niet nagezocht, maar voor een club die aan zijn eerste serieuze jaar bezig is met de jeugd en met de meeste teams in de hoofdklasse speelt, lijkt 25 stages me ongeëvenaard”, zegt hoofd jeugdopleidingen Michele Chiavazzo met trots. “Bij de onderbouw hebben we ook een aantal leuke lichtingen: in onze Onder-8, Onder-9 en Onder-11 zitten ook een aantal jongens met bvo-potentie. De spelers die we nu afleveren, komen uit de bovenbouw. We verwachten dat dit volgend seizoen ook bij de midden- en onderbouw gaat gebeuren. Dat loopt nog ietsje achter, maar we hebben daar al wel veel werk verricht. We gaan steeds verder met het professionaliseren. Vanaf volgend seizoen gaat ook de onder- en middenbouw vier keer per week trainen. Er komt een video-analist, wedstrijden worden opgenomen en dan kan de trainer daarmee aan de slag. We hebben een hoofd medische zaken aangetrokken, die alles moet coördineren. Drie fysio’s zijn dagelijks op de club voor de jeugdspelers, er is een diëtist aangesloten.”

Op termijn is het de bedoeling dat de jeugdopleiding de levensader wordt van het ambitieuze eerste elftal, dat voorlopig nog in de vierde klasse speelt. “We willen nu graag zoveel mogelijk spelers afleveren aan profclubs, dat is het doel. Op dit moment moeten we realistisch zijn en concluderen dat we nog niet op het niveau spelen om die jongens vast te houden. We willen ze beter maken, waarna ze weer de stap naar een bvo kunnen zetten. Als wij zowel met de jeugd als het eerste op het niveau van een bvo spelen, kunnen spelers misschien zeggen: ‘Ik speel hier op hetzelfde niveau, ik kan net zo goed bij De Volewijckers blijven’. Dat duurt nog minimaal een jaar of zes à zeven”, schat Chiavazzo. Het is een zienswijze die bijval krijgt van Jonker. “Ondertussen hopen we met het eerste elftal stapje voor stapje omhoog te gaan, richting de top van het amateurvoetbal. Dat moet dan langzaam een eigen gezicht gaan krijgen, dat jeugdspelers geen reden zien om te vertrekken. Er zit nog een verschil tussen de ambitie in de jeugdopleiding en het eerste elftal, dat moet op termijn gelijkgetrokken worden.”

De opmars van het eerste elftal in de voetbalpiramide is een van de vier doelstellingen die Jonker formuleert voor De Volewijckers. Verder gelden het ontwikkelen van de jeugdopleiding, het opzetten van een vrouwen- en meisjestak en het laten groeien van het ledenaantal als de belangrijkste pijlers onder het ontwikkelen van De Volewijckers. Op initiatief van Adriaanse en Jonker, die als adviseurs aan de club verbonden zijn, is tevens het bestuur verjongd en zijn er met onder meer Romeo Castelen, Dennis Schulp, Danny Schenkel, Carel Bartele en Nick van der Velden voormalig profvoetballers met een Volewijckers-verleden bereid gevonden om te fungeren als zogenaamde ambassadeurs. “Als Andries en Co dat niet gedaan hadden, was het gebleven hoe het was of nog meer verslechterd. Zij zijn de stuwende krachten en daardoor komen mensen in beweging. Ik denk dat het cruciaal is geweest dat zij ingestapt zijn. Maar daar is een team van vrijwilligers ook onmisbaar in geweest”, roemt Miguel Bolsman, die een halfjaar geleden de voorzittershamer overnam van Rob Schulp, de betrokkenheid en inzet van Adriaanse en Jonker. Het is een lezing die in koor beaamd wordt door Otte en Chiavazzo, die merken dat de rol van het duo een aantrekkingskracht uitoefent op jeugdspelers.

voetbalzone

Mede daardoor lijkt DVC Buiksloot inmiddels al compleet vergeten te zijn. “Buiksloot had in zijn laatste jaar al een soort schoonmaakactie gehouden door disciplinaire maatregelen te treffen. Dus daardoor waren een hoop van de mensen die er niet hoorden al weggewerkt. Als je dan eenmaal De Volewijckers heet, is die slechte reputatie snel met de noorderzon vertrokken. Ik heb nu nooit meer dat ik ergens kom en mensen zeggen: ‘Oh, Buiksloot, weet je nog dat het zo slecht was?’ Buiksloot is gewoon verdwenen, eigenlijk. Het verbaast me hoeveel mensen nog De Volewijckers kennen, dat ze gewoon de naam weten. Ik kom soms mensen tegen die helemaal blij worden als ik hen vertel dat ik actief ben bij De Volewijckers. Dat is grappig, heel apart. Het doet nog iets met mensen”, zegt Bolsman. De ambitie bestaat om De Volewijckers terug te brengen naar het podium waar ooit de roemruchte naam gevestigd werd: het betaald voetbal. Het is een doel dat eerder al uitgesproken werd door Adriaanse en Jonker.

“Je moet het zo zien: wij noemen het de droom van Co en Andries. Daarom is iedereen ingestapt en daar gaan we voor. De realist in mij zegt dat we stapjes moeten blijven maken. Maar het blijft onze ambitie en de stip op de horizon. De basis moet goed zijn en daar zijn we nu mee aan het werk. Ik kan niet zeggen dat we nu concreet een plan hebben om een profclub te worden. Ons eerste elftal moet richting de eerste- of hoofdklasse, in een zo kort mogelijke tijdspanne. We moeten ons manifesteren als een club met een topjeugdopleiding, die bekend staat om het opleiden van talent. Als dat staat als een huis, kan je een tweede stap gaan zetten”, zo reageert Bolsman gereserveerd. Jonker sluit zich hierbij aan en benadrukt dat het gaat om de ‘structurele opbouw’ van de club en niet om het ‘directe succes’ van het eerste elftal. Tegelijkertijd wijst hij op een wetenschappelijk onderzoek uit 2007, waarin werd aangetoond dat het haalbaar moet zijn om naast Ajax nog een profclub in Amsterdam te hebben.

Jonker merkt wel dat er de nodige scepsis bestaat rond de uitgesproken ambities om De Volewijckers terug te krijgen richting het profvoetbal, waar de club in 1944 landskampioen werd en tot begin jaren zeventig actief was. “Ik merk dat als ik zeg dat we naar de top van het amateurvoetbal willen, tien van de tien mensen, zowel binnen als buiten de club, instemmend knikken. Maar als ik zeg dat we de tweede profclub van Amsterdam moeten worden, zie ik acht van de tien afhaken. Die denken dat het niet haalbaar en realistisch is. Dat daagt mij altijd uit, dan denk ik: ik wil nog weleens zien of het niet kan. Maar op grond daarvan heb ik voorlopig gezegd: ‘Laten we eerst de vier doelstellingen halen en dan gaan we vanuit daar kijken of er meer in zit’. De ambitie is er wel, maar ik ben er voorzichtiger in geworden omdat er sceptisch tegenaan gekeken wordt. Ik ben er heilig van overtuigd dat het kan, maar dat is mijn persoonlijke mening en daar gaat het niet om. Het gaat erom dat je het met z’n allen vindt. Na de eerste stappen zijn we minimaal zeven of acht jaar verder, als het er geen tien of vijftien zijn, en dan moet je gaan kijken wat iedereen ervan vindt.”

“Er zijn veel meer voorbeelden te vinden van clubs die zich omhoog hebben gewerkt in het amateurvoetbal, maar er niet in geslaagd zijn om zich te manifesteren in het profvoetbal. Er zijn heel veel obstakels en het is een lange en moeilijke weg, ik kan me voorstellen dat mensen er met gefronste wenkbrauwen naar kijken. Maar ik heb in het voetbal geleerd dat niets onmogelijk is en alles kan. Als je er niet in gelooft, gaat het niet gebeuren”, concludeert Jonker ambitieus. Een derby tegen Ajax mag dan nog toekomstmuziek zijn, Jonker en Adriaanse hebben in ieder geval hun club terug. De ‘afschuwelijke’ naam en het ‘nog lelijkere’ shirt zijn verdwenen en het enthousiasme is terug. De drie mensen die Jonker bij zijn eerste wedstrijd na zijn terugkeer op Sportpark Buiksloterbanne een hand gaf, zijn inmiddels vermenigvuldigd tot een veelvoud enthousiaste vrijwilligers. “De club leunde op de voorzitter, de kantinebeheerder en een jeugdtrainer. Die drie zijn nu vermenigvuldigd tot een veelvoud van mensen die een handje helpen. Het is heel leuk om te zien dat hetgeen wat je hoopt ook gebeurt.”