De broeierige zomer van 1967
In de zomer van 1967 hangt er in de straten van Turijn een broeierige sfeer die niets te maken heeft met de hitte van de augustusmaand. De geruchten hingen al enige tijd in de lucht, maar toch was deze ochtend een grote beroering ontstaan nu de voorgevoelens werden bewaarheid. Het vulde met schreeuwende letters de voorpagina van ‘’La Stampa’’: voor het astronomische bedrag van 750 miljoen lire moest Luigi ‘’Gigi” Meroni van Torino naar Juventus worden getransfereerd.
De wedstrijd Internazionale - Torino had bevestigd wat iedereen al wist: Meroni was dé nieuwe Italiaanse ster. Het was een episch duel geweest tussen Giacinto Facchetti en Meroni, de beste verdediger van Europa versus de artiest. De 1-2 overwinning op het Inter van coach Helenio ´´Catenaccio´´ Herrera had een einde gemaakt aan het jarenlange thuisrecord van de Nerazzurri. De winnende lob van Meroni had Italië wekenlang in verrukking gebracht. Juventus-preses en Fiat-eigenaar Agnelli had het toen geweten: Meroni alias ´´la Farfalla Granata´´ (de purperen vlinder) moest de nieuwe aanvalsleider van Juventus worden. De sluwe preses van de Oude Dame had ingepraat op Torino-voorzitter Pianelli en deed een aanbod wat niet geweigerd kon worden, 500 miljoen ineens en 50 miljoen in de vijf volgende jaren.
Paolo had nog niet bedacht wat je met zo een bedrag allemaal kon doen. Zwijgend was de Toro-fan uit de fabriek gekomen. Roerloos en woedend zat hij aan de keukentafel terwijl zijn vrouw Marina hem zachtjes over zijn hoofd streelde. Hij wist niet wat hij op dit moment erger vond, de transfer van Gigi of de goedbedoelde liefkozingen van zijn echtgenote. In vertwijfelde woede dreunde zijn vuist op tafel: het mág gewoon niet gebeuren… Maar hij kon schreeuwen, huilen of vechten , tegen de 750 miljoen van Agnelli kon hij nooit op. Marina keek met een ongeruste blik naar haar man. Hij was een rustige man en een eerlijke en harde werker, maar hij kon geweldig kwaad worden als hij het idee had dat hem onrecht werd aangedaan. De dorre blik die haar man op haar wierp deed haar rillen toen hij de woorden prevelde: ‘’We zijn gewoon verdoemd Marina, verdoemd.’’ Het zouden profetische woorden worden maar al zou hij die verschrikkelijke waarheid op dat moment geweten hebben ben ik er niet zeker van of hij dat overleefd zou hebben.
In stilte at Paolo van de kip op die zijn vrouw hem had voorgezet. De herinneringen sneden door zijn ziel. Meroni had een golf van nieuwe hoop in Turijn gebracht. Hij had lak aan het establishment en was hét icoon van de progressieve golf die ook Italië overspoelde. Doordat hij weigerde zijn lange Beatles-haar te knippen was hij geweigerd bij het Italiaanse elftal. Hij droeg flamboyante kleding en las ingewikkelde boeken. In zijn vrije tijd schilderde hij zijn zelfportretten en fameus waren Meroni´s schilderijen van zijn geliefde Christiana waarbij haar ogen ontbraken en zijn redenering daarover: ´´te mooi om op het canvas te zetten´´. Maar bovenal was Gigi een briljante voetballer, een dribbelaar die zijn tegenstanders keer op keer tot wanhoop dreef, de man die altijd onmogelijke doelpunten wilde maken en nooit lelijk scoorde. De George Best van Italië. Voor Meroni was voetbal kunst…
In de avond wordt Paolo opgeschrikt door een aanzwellend rumoer van buiten. Als hij verbaasd de voordeur opent wordt hij meegezogen met duizenden voorbijtrekkende mensen, de emotionele nacht in. De Toro-tifosi stromen die avond bijeen. Stampend, schreeuwend en huilend daveren ze door de straten van Turijn. De menigte steekt angstaanjagend af tegen de donkere hemel. Turijn kookt. Meroni kan niet weg, mag niet weg en gaat niet weg. Het saamhorigheidsgevoel groeit tot grootse hoogten. In mars gaan ze langs de huizen van Pianelli en Agnelli en eindigen voor de poorten van de Fiat-fabriek. Daar aangekomen gebruiken de tifosi hun laatste troef. In de Fiat-fabrieken (waar de meerderheid aanhanger van Torino is) zal niet meer gewerkt worden totdat de transfer van Meroni is afgebroken.
Agnelli is onder de indruk van de mars en vooral angstig geworden van het dreigement dat men zal gaan staken. Zelfs zijn eigen krant ‘’La Stampa’’ (eigendom van Fiat) spreekt schande van de transfer en lijkt zich achter de Toro-tifosi te scharen. Agnelli is zakenman genoeg om te zien dat deze transfer hem veel schade zal berokkenen en bovendien zijn imago (en dat van Fiat en Juventus) geen goed zal doen. Hij blaast de transfer af. De euforie bij de Toro-tifosi is ongekend. Wekenlang gaat Paolo met een uitbundig gemoed naar zijn werk en het gekibbel met de Juventini is ouderwets gezellig. De vloek is vergeten, de grote ster van Torino is behouden, de zon schijnt weer. Echter, het lot zou anders beschikken. Maar niemand zag de donkere wolken die zich samentrokken boven de hemel van Turijn.
Na de verhitte zomer is Torino op weg naar de eerste Scudetto sinds de vliegtuigramp van 1949 waarbij ‘’il grande Torino’’, het fameuze kampioenselftal van ‘’il capitano’’ Valentino Mazzola zo plotseling de dood vond. Op 18 oktober 1967 viert de selectie van Torino de 4-2 overwinning op Sampdoria in een restaurant in Turijn. Laat in de avond verlaat Meroni het restaurant en gaat op zoek naar zijn geliefde Christiana. Hij zal haar nooit vinden. De Fiat 124 coupe slingert hem meters door de lucht, precies voor de moordende wielen van een uit de tegenovergestelde richting komende Lancia Appia die hem vijftig meter meesleurt. Op 18 oktober 1967 verlaat de ziel het verbrijzelde lichaam van de 24-jarige Luigi ‘’Gigi’’ Meroni, alias ´´la Farfalla Granata´´ (de purperen vlinder), de man van 750 miljoen lire, briljant voetballer, schilder en stijlicoon. Turijn huilt opnieuw. Er is veel wat ik jullie in dit beperkte stuk niet over Gigi kan vertellen maar tot op de dag van vandaag scanderen de tifosi van Torino zijn naam als het voetbal weer eens niet om aan te zien is. Het is een wanhopige schreeuw naar het verleden en deze legende, naar de man die altijd mooi scoorde. En zo fladdert de purperen vlinder nog altijd door Turijn.