voetbalzone

‘Clubs als FC Utrecht, AZ en Vitesse hebben het moeilijk tegen ons’

Chris Meijer06 jan 2019, 18:54
Laatst bijgewerkt: 06 jan 2019, 18:54
Advertentie

TASHKENT - Ruim vier jaar geleden besloot Pieter Huistra de gebaande paden te verlaten. De 51-jarige Fries verliet Nederland voor een avontuur in Indonesië. Via Japan is Huistra inmiddels bij de Oezbeekse topclub Pakhtakor Tashkent terechtgekomen, waar hij als assistent van Shota Arveladze werkt. “Ik ben nu een veel betere trainer dan ik bij FC Groningen of De Graafschap was”, vertelt Huistra in gesprek met Voetbalzone.

Door Chris Meijer

Als Voetbalzone Huistra spreekt, is de competitie in Oezbekistan net ten einde. Pakhtakor eindigde afgelopen jaargang als tweede, achter kampioen Lokomotiv Tashkent. Komend seizoen moet het jaar worden waarin de kroon wordt gezet op het project dat Arveladze en Huistra in de zomer van 2017 begonnen in de Oezbeekse hoofdstad. Pakhtakor was op dat moment de nummer acht van de Uzbekistan Super League, maar beëindigde het seizoen nog op de derde plaats. “De eigenaar (Bobur Shodiev, red.) heeft ons binnengehaald, we moesten een soort rolmodel worden binnen Oezbekistan. Alles moest wat moderner, volgens Europese maatstaven. Goede trainingen, goede organisatie. Dat hebben we allemaal neergezet”, legt Huistra uit. Hij noemt Pakhtakor dé topclub van Oezbekistan. De Katoenkwekers zijn de enige Oezbeekse club die op het hoogste niveau in de Sovjet-Unie speelde. “Deze club heeft een historische achtergrond en een aardige kern aan supporters. Vlak voordat wij kwamen, was de club wat afgezakt.”

voetbalzone

Aan Arveladze en Huistra was het de taak om Pakhtakor weer terug te brengen naar de top van het Oezbeekse voetbal. “Het is interessant, een mooi project. We hadden vrij veel ruimte en budget, dus we hebben redelijk snel een organisatie kunnen opbouwen. Het voordeel is dat Shota vloeiend Russisch spreekt, dat helpt enorm. Naar spelers, maar ook naar de staf toe. De organisatie hebben we binnen één jaar neergezet en we zijn nu nog steeds bezig om die uit te breiden. Daardoor staat er nu een organisatie waar de meeste Eredivisie-ploegen jaloers op zijn, denk ik.” Huistra is bovendien tevreden over het leven in Oezbekistan. “Het is een aardig land, volop in ontwikkeling. Lang was Oezbekistan vrij gesloten, maar de afgelopen twee jaar is er heel snel een modernisering ingezet en zijn er grote stappen gezet als je het vergelijkt met de westerse landen.”

Hoe is de beleving rond het voetbal in Oezbekistan?
“Het voetbal leeft enorm en is behoorlijk populair. In de hoofdstad Tashkent, waar drie ploegen spelen, is wat meer keuze voor de mensen. In de kleinere steden is voetbal het enige tijdverdrijf, dus daar is het helemaal gekke boel. Daar moet je vaak goed het gevecht aangaan, soms ook tegen de scheidsrechter. Maar vooral tegen het publiek, die de ploegen enorm opzwepen. Dat maakt het interessant, het is mooi om mee te maken.”

Wat moeten we ons voorstellen van het niveau?
“Pakthakor en Lokomotiv, de topclubs hier, kunnen met de subtop in Nederland mee, denk ik. Clubs als FC Utrecht, AZ en Vitesse zullen het moeilijk hebben tegen ons. De rest van de teams zitten qua niveau in de onderkant van de Eredivisie, top van de Eerste Divisie. Het is geen Ajax, Feyenoord of PSV. AZ ging er bijvoorbeeld uit tegen Kairat Almaty (uit Kazachstan, red.) in de Europa League, daar hebben wij in de voorbereiding makkelijk van gewonnen. Dat geeft het wel een beetje aan, al is een vriendschappelijke wedstrijd geen Europees duel.”

“In Oezbekistan is het voetbal stug, verdedigend is het goed. Als ik zie hoe naïef er soms in Nederland wordt verdedigd... Dat is hier wel anders. Het voetbal is niet helemaal te vergelijken. Alle ploegen hier kunnen verdedigen, het is hard voetbal. Het is anders, maar interessant. Wij proberen er wat meer voetbal in te krijgen, maar dat heeft tijd nodig”, gaat Huistra verder. De oud-aanvaller van onder meer FC Groningen, FC Twente, Rangers, Sanfrecce Hiroshima en het Nederlands elftal werkte na zijn actieve carrière veertien jaar in Nederland. Huistra was assistent bij Oranje Onder-17 en Vitesse en stond aan het roer bij FC Groningen Onder-19, Jong Ajax, FC Groningen en De Graafschap, alvorens hij naar het buitenland besloot te vertrekken. Voordat hij in Oezbekistan terechtkwam, werkte hij afgelopen jaren als technisch directeur en interim-bondscoach bij de voetbalbond van Indonesië, als trainer bij het Japanse Iwaki FC en als adviseur voor AS Trencín uit Slowakije. “Dit was iets wat op mijn pad kwam, als speler is het ook gebeurd. Het is voor mij altijd een goede combinatie geweest. Altijd andere culturen leren kennen, uitdaging zoeken. Jezelf ontwikkelen, in het benaderen van spelers. In Japan is het anders dan in Nederland. En in Oezbekistan is het ook weer anders.”

voetbalzone

Is het soms lastig om in Azië als technisch directeur of trainer te werken?
“Voetbal is overal ter wereld hetzelfde spel. Het lastige voor mij altijd is de taal. De rolverdeling is nu dat Shota de communicatie doet, naar de pers en de spelers. Wat en hoe we het doen, bespreken we met elkaar. Het grote voordeel is dat we mensen hebben die de taal spreken, dat is ook wel nodig in dit soort landen. In Japan was ik alleen en had ik Japanse assistenten. Die spelers spraken amper Engels, dus dan moet je alles met handen en voeten duidelijk maken. Daar ben ik redelijk behendig in geworden, dus dat is ook weer positief.”

“Een organisatie zoals in Nederland opbouwen, is in Azië eigenlijk onmogelijk. Met vrijwilligers, jeugdvoetbal, dat soort dingen. Als je in Nederland vijf jaar oud bent en je zegt tegen je moeder dat je wilt gaan voetballen, kan je op woensdag bellen en op zaterdag vaak direct meedoen. Als je dat in Azië uitlegt, vallen ze van hun stoel. In Nederland wordt alles dan ook nog georganiseerd door de KNVB. We geven weleens af op de KNVB, maar ze doen heel veel dingen ook goed”, vervolgt Huistra. Hij wijst op de achterstand die het Aziatische voetbal heeft, voornamelijk op het gebied van jeugdontwikkeling. “Zelfs in landen als China en Japan kan dat nog een stuk beter, als je het vergelijkt met Europa. Het moet veel effectiever. De gemiddelde leeftijd in die competities is daardoor hoger, omdat spelers later doorstromen. Indonesië heeft bijvoorbeeld bijna geen jeugdopleiding, dus je wordt op je 22e of 23e nog gezien als een hele jonge speler.”

Huistra benadrukt dat het niet gemakkelijk was dat duidelijk te maken in Indonesië. “Dat willen ze ook niet horen, want het gaat over een proces van vijf tot acht jaar. Dat is veel te lang, een programma voor één jaar is nog te overzien. Om resultaat te hebben op dit gebied, moet je geduld hebben. Ze maken in mijn ogen vaak de fout om alleen de top te stimuleren. Je ziet bijvoorbeeld in India dat ze heel veel geld in de Super League hebben gestoken. Begrijpelijk misschien om mensen klaar te maken voor het voetbal. Maar om je eigen spelers beter te maken, zal je bij de jeugd moeten beginnen. Dat is alleen niet sexy, want je ziet daar niet zo snel resultaat van. Voor sponsors is het minder interessant om daar geld in te steken. Voetbal is heel populair, dus ze hebben wel geld en proberen het daarmee te stimuleren. Dit maakt het vooral moeilijk voor het Aziatische voetbal, om zich net zo te ontwikkelen als in Zuid-Amerika of in Europa gebeurt. In het werken is het een gegeven en dan moet je daar het beste van maken. Het is anders, maar nog steeds interessant. Mensen zijn gek van voetbal. Het is zeker een uitdaging.”

In hoeverre is werken in het buitenland een verrijking geweest voor uw trainerscarrière?
“Je leert niet alleen als trainer, maar ook als mens. Het leert je ook naar de Nederlandse situatie kijken. Het verschil waar mensen zich in Nederland en in het buitenland druk over maken, is groot. We hebben een trainersteam met veel verschillende nationaliteiten en we hebben soms mooie discussies. Dan zie je ook dat in Azië het gezichtspunt heel anders is dan in Nederland. Wij maken ons druk om zwarte piet en zij hoe ze hun boterham op de plank kunnen krijgen. Als trainer moet je constant jezelf een spiegel voorhouden, evalueren en de dingen anders doen. Ik denk dat het goed is om een stap als deze te zetten. Trainers die alleen maar in Nederland werken, missen ook heel veel dingen.”