‘Castaignos stond even te kijken: huh, wat doe jij nou hier bij deze club?’
Nederlandse profvoetballers zijn in alle uithoeken van de wereld te vinden, van de spotlights van de grote Europese competities tot de meer avontuurlijke dienstverbanden op andere continenten. In de rubriek Over de Grens spreekt Voetbalzone wekelijks met een speler die buiten de landsgrenzen actief is. Met deze keer aandacht voor Danny Prins, die de amateurs van KFC anderhalf jaar geleden verruilde voor een avontuur in Portugal.
Door Chris Meijer
Eén telefoontje, dat via-via tot stand kwam, veranderde het leven van Danny Prins in de zomer van 2018 definitief. De 21-jarige Zaandammer speelde in het verleden weliswaar in de jeugdopleiding van FC Volendam, maar nadat hij uit het vissersdorp vertrok leek een carrière in het profvoetbal verder weg dan ooit. Prins besloot daarna naar tweedeklasser KFC te verkassen, waar hij weliswaar doorstroomde naar het eerste elftal. “Ik moet eerlijk zeggen dat bij KFC plezier meer de insteek was. Het was lekker dicht bij huis en ik kon me focussen op school”, beaamt Prins lachend. De trainer die hem in de Onder-19 van KFC onder zijn hoede had gehad bood hem echter nog een sluiproute terug richting het profvoetbal. Hij had een Amerikaanse vriend, die met voetbalschool Soccer Market International (SMI) probeert om talenten vanuit de Verenigde Staten naar Europa te krijgen. “Hij stuurde jongens naar Europa, bijvoorbeeld Portugal, Denemarken en Nederland, om zich daar in de kijker te spelen.”
In de zomer van 2018 miste hij toevallig twee spelers voor een trainingskamp in Portugal, waardoor Prins via zijn trainer bij KFC Onder-19 benaderd werd om aan te sluiten. “Alles werd vergoed en ik dacht: ik kan het altijd proberen. Mijn eerste idee was dat het misschien wel zou kunnen lukken om me in de kijker te spelen.” Dat lukte inderdaad, want Prins kwam al snel in contact met een Portugese zaakwaarnemer. Hij stelde hem voor bij Clube Oriental de Lisboa, dat bereid was om Prins twee weken op proef te nemen. De club uit Lissabon, die uitkomt op het derde niveau van het Portugese voetbal in de Campeonato de Portugal, raakte overtuigd en bood hem een eenjarig contract aan. “Ik moest eigenlijk alles meteen in orde maken en ben nooit meer teruggekomen naar Nederland. Op dat moment zat ik in het laatste jaar van mijn studie Maatschappelijke Zorg en Verzorgende-IG, maar dat heb ik stopgezet. Verder had ik nog een klein bijbaantje, maar dat was niet de grootste moeilijkheid. Familie, vrienden en destijds ook mijn vriendin waren wel belangrijke dingen die ik moest laten vallen.”
“Ik heb zelf wel getwijfeld, maar iedereen die dicht bij me stond zei: ‘Als je het niet doet, ben je gek. Je komt er nooit achter hoe het zou zijn’. Dat heb ik gevolgd. Het voelde misschien ook wel als de laatste kans in het profvoetbal. Je komt er nooit achter wat er zou gebeuren als je het niet grijpt”, vervolgt Prins. Zodoende besloot hij dus in Portugal te blijven, ook al stond hij er in Lissabon volledig alleen voor. “Dan kwam ik na de training thuis en dacht ik: wat moet ik nu gaan doen? Ging ik maar naar bed en relaxen. Daardoor begon ik wel te twijfelen of dit echt was wat ik wilde. Met de tijd ben ik me meer op mijn gemak gaan voelen, ik raakte aan de praat met teamgenoten, ging de stad ontdekken en maakte vrienden. In de eerste weken was mijn Playstation mijn beste maatje.”
Hoe heb je de knop uiteindelijk kunnen omzetten?
“Ik was veel aan het bellen met het thuisfront. Zij zeiden: ‘Laat het los, zie wat het je gaat brengen’. Toen heb ik de knop omgezet en ben ik ervoor gegaan. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik het nu zo leuk vind dat ik voorlopig nog terug hoef. Ik heb mijn plaats echt gevonden hier. Het weer helpt ook hartstikke mee, dat is altijd mooi meegenomen. Om dit in het voetbal te kunnen bereiken, is altijd mijn droom geweest. Vanaf mijn derde ben ik er mee bezig geweest en toen ik de kans kreeg om hier naartoe te gaan, dacht ik: waarom niet?”
In hoeverre waren de omstandigheden zoals je ze aanvankelijk verwacht had bij Clube Oriental?
“Eigenlijk stapte ik er volledig blanco in, dat maakte het ook wel leuk. Het gaat misschien iets professioneler dan ik eigenlijk had verwacht. Ik dacht dat het iets minder zou zijn, maar hoe ze het allemaal oppakken en doen, is best positief. Dat had ik niet direct verwacht, want je hoort weleens verhalen over Zuid-Europese landen... Het is soms allemaal wel een beetje laconiek, met op tijd komen bijvoorbeeld. Ik ben vaak een van de eersten, maar ze zijn meestal wel allemaal op tijd. Net op tijd, op een minuutje. Op de training stond ik in het begin weleens te kijken van: wat gebeurt hier nou?”
Kan je daar een voorbeeld van geven?
“Dat een bal lang wordt gespeeld en de verdediger en aanvaller een opstootje krijgen, wat bijna uitdraait op matten. Gewoon op de training. Dan worden ze meteen op hun plaats gezet en ze kunnen pas weer terugkomen op de training als ze hun excuses hebben gemaakt. De volgende dag doen ze hun zegje in de kleedkamer en zijn het weer beste maatjes. In de wedstrijden kan het allemaal ook best temperamentvol zijn en ik krijg daardoor weleens een goede trap, maar ik ben zelf best wel rustig in dat opzicht. Ik los het altijd op mijn eigen manier op en reageer het niet echt af. De Hollandse nuchterheid kunnen ze hier af en toe wel gebruiken, ja. Het verschilt per wedstrijd, maar het schoppen en schoffelen zou je iedere week kunnen hebben. Dat zie je wel vaak terug. Wij hebben een sterke spits en het is in de wedstrijden een kwestie van de bal naar hem spelen, om van daaruit verder te voetballen. Opbouwend voetbal zit er niet in. Het moet je liggen, om zo maar te zeggen. Mij ligt het op zich wel. Ik ben een lange jongen en houd van stevige duels, dat is wel mijn ding.”
In zijn eerste seizoen kwam Prins nog geregeld aan spelen toe in Portugal, maar na een trainerswissel zit hij de afgelopen tijd zelden bij de wedstrijdselectie. “De nieuwe trainer, een oudere man, is meer van de ervaring en de taal. Ik spreek nog geen vloeiend Portugees, ik kan wel de voetbaltermen en dat soort dingen. Hij kiest toch voor ervaring en jongens die de taal beheersen, Portugezen en Brazilianen. Dat het verloop van trainers groot kan zijn, is wel een dingetje. Mijn eerste trainer zag het echt in me zitten, maar hij kreeg op gegeven moment een betere aanbieding voor meer geld. Tja, dan weet je wel hoe het gaat. Die kwam niet meer terug, nee”, vertelt Prins. Dat de weg naar het avontuur in Portugal enigszins omslachtig verliep, maakt het voor hem gemakkelijker om te kunnen omgaan met zijn rol in de selectie. “Ik denk dat het wel meehelpt, inderdaad. Het geeft een fijner gevoel, dat je van KFC toch weer op hoog niveau voetbalt in een mooi land. Ik had het een aantal jaren geleden zeker niet verwacht, dit had ik niet zien aankomen. Het is altijd balen als je niet speelt. Maar kop op, gewoon blijven doorgaan. Meer dan je best kan je niet doen, heeft mijn vader me altijd meegegeven.”
“In Nederland is het kort op elkaar, maar nu moeten we af en toe met het vliegtuig. Naar de Azoren, bijvoorbeeld. Dat zijn wel mooie dingen die je mag meemaken. Het is wel even wat anders dan wedstrijdjes in Amsterdam, dat kun je wel zeggen. Als je doorkomt in de beker, kan je zomaar Benfica, Sporting Portugal of FC Porto loten. We hebben bijvoorbeeld ook in het stadion van SC Braga gespeeld. Of op het complex van Sporting, speelde ik een oefenpotje tegen Luc Castaignos. Dat zijn wel leuke dingen, ja. Ik zei voor de grap: ‘Niet teveel scoren’. Hij kon het wel waarderen en stond even te kijken: huh, wat doe jij nou hier bij deze club? Zo raak je een club beetje aan de praat. Het zijn momenten die je moet koesteren, ik vind het leuk om te zeggen dat ik dit kan meemaken”, vertelt hij met een glimlach. Vanaf de eerste wedstrijd heeft de Noord-Hollander zelfs een eigen fanclub bij de thuisduels van Clube Oriental.
“Bij KFC waren mijn vader en opa de grootste supporters, maar dat was het dan ook wel. Je hebt hier een Nederlands bedrijf, met een aantal Nederlandse werknemers en zij zijn fan van Oriental. Bij de eerste wedstrijd zaten ze al op de tribune. Ze hadden een vlag met Danny Prins erop, schreeuwden mijn naam. Ik dacht: wat overkomt mij nou weer? Van je vader en je opa naar een klein, leuk groepje dat je naam staat te schreeuwen, dat is wel bijzonder.” Prins tekende in de zomer van 2018 aanvankelijk een eenjarig contract, dat een halfjaar geleden met een seizoen verlengd werd. Of zijn aflopende verbintenis aan het einde van deze jaargang opnieuw verlengd wordt, durft hij niet te zeggen. “Het is afwachten wat de club wil. Ik heb een zaakwaarnemer en die doet ook wel dingetjes, dus het kan zomaar dat ik een andere club krijg. Ik zit er ook wel in hier, ze kennen mijn naam in deze competitie. Het was mijn doel om eerst op het derde niveau te kijken hoe het zou zijn en dan me beetje bij beetje meer in de kijker te spelen, om hogerop te komen. Het tweede of uiteindelijk het hoogste niveau, dat zou heel mooi zijn. Maar ja, je moet het stap voor stap gaan doen en daar heb je zelf de grootste verantwoordelijkheid voor. Om nu te zeggen dat ik hogerop kan, is onrealistisch. Ik moet kijken hoe het in de toekomst gaat lopen en dan zie ik het vanzelf wel. Gewoon hard blijven werken, dat is het enige dat ik nu kan doen.”