voetbalzone

‘Bij PSV viel het wel mee, we werden niet echt met elkaar vergeleken’

Chris Meijer01 apr 2019, 09:52
Laatst bijgewerkt: 01 apr 2019, 09:52
Advertentie

VEGHEL - Het duurt even voordat de bel beantwoord wordt bij ‘Huisje Veghel’, een kast van een huis in een straatbeeld dat gedomineerd wordt door de gele vlaggen van supermarktketen Jumbo. Na een tijdje klinkt het slot en zwiept de deur open, waarna Olivier Rommens in de deuropening verschijnt. “Groot huis, hè. Welkom, kom binnen”, gebaart de 24-jarige middenvelder van TOP Oss, die in Veghel samenwoont met Hennos Asmelash, Delano Ladan, Ibrahim Touré én broertje Philippe. Sinds januari spelen én wonen de gebroeders Rommens samen in het noordoosten van Brabant.

Door Chris Meijer

Bij binnenkomst blijkt dat het net lunchtijd is in ‘Huisje Veghel’, zoals het onderkomen van de vijf spelers in de selectie van TOP Oss bekendstaat. Terwijl de jongste Rommens een bakje yoghurt naar binnen werkt, verschijnt Asmelash met een dampend bord pasta aan tafel. De oudste telg van de Belgische broers heeft twee bruine boterhammen en een bak yoghurt voor zijn neus staan, al blijft die maaltijd nog even onberoerd als het gesprek begint. Afgelopen winter werden de voetbalbroers herenigd bij TOP Oss, nadat Olivier transfervrij werd overgenomen van NAC Breda. Vanaf 2006 speelden de gebroeders Rommens in de jeugdopleiding van PSV. Olivier was na tien jaar de eerste die Eindhoven verliet voor NAC Breda, waarna de 21-jarige Philippe twee jaar later volgde met een overstap naar TOP Oss. Inmiddels heeft ook de oudste Rommens een basisplaats in het elftal van trainer Klaas Wels afgedwongen. In alle negen wedstrijden die hij voor TOP Oss speelde, stond hij met zijn jongere broertje op het veld. De broers speelden eerder al eens een aantal keer samen bij Jong PSV, maar maakten nooit echt samen deel uit van één selectie. “Het is heel leuk en speciaal. Bij PSV speelden we al eens samen, maar dat was anders. Nu spelen we echt samen in één team. Het is heel bijzonder. Ja, ik weet niet. Het geeft toch een speciale band als je samenspeelt in het veld. Dat is moeilijk te omschrijven”, steekt Olivier van wal.

Is het in het begin ook een beetje lastig of apart geweest?

Philippe: “Het is anders. We kunnen elkaar ook goed aanmoedigen, omdat we elkaar al zolang kennen en altijd samen zijn geweest. Die band is anders, het is leuk.”

Olivier: “Ik vond het niet lastig. Toen we klein waren, speelden we altijd samen. Het was daardoor niet zo dat we zoiets hadden van: amai, we moeten er aan wennen.”

Philippe: “Nee, dat gevoel had ik ook niet. Het gaf mij een boost, omdat Oli ook een felle speler is die anderen goed kan aanjagen.”

Olivier (rechts) en Philippe (links) in het shirt van TOP Oss.

Is het altijd een droom geweest om samen te spelen?

Philippe: “Ja, ik denk het wel. Het is voor iedereen een droom die een broer heeft die voetbalt. Het mooiste zou zijn om vanaf hier nog stappen te zetten. Als we dan nog samen kunnen spelen, zou het helemaal mooi zijn.”

Dat je elkaar zo goed kent, kan ook een nadeel zijn.

Olivier: “Dat kan inderdaad, maar zo voel ik het absoluut niet.”

Philippe: “Nee, voor mij ook niet.”

Je blijft broers, je kan af en toe overhoop liggen.

Olivier: “Ja, dat hebben wij ook. Maar we zijn ook hele goede vrienden, we weten alles van elkaar. Natuurlijk hebben we af en toe ruzie. Maar we weten dat als we iets tegen elkaar zeggen, dat we het menen. Als hij iets zegt, hecht ik daar waarde aan. In dat opzicht helpt het echt om samen te spelen. Eerder dan dat het raar is.”

Hecht je meer waarde aan zijn opmerkingen dan die van iemand anders?

Olivier: “Dat denk ik wel. Ik weet dat het gemeend is. Iedereen geeft feedback op elkaar. Maar als ik het aan hem vraag, weet ik hoe het echt zit. Snap je? Het is de meest oprechte ploeggenoot die je kan hebben, dat is de perfecte omschrijving.”

Bij anderen twijfel je daar een beetje aan?

Philippe: “Niet per se. In de voetbalwereld gaat het om jezelf, iedereen doet zijn best om zichzelf voorop te stellen. Daarin is het goed om elkaar te hebben.”

Olivier verruilde NAC Breda twee maanden geleden voor TOP Oss. De middenvelder annex vleugelverdediger liet PSV in de zomer van 2016 achter zich voor een dienstverband in het Rat Verlegh Stadion, dat aanvankelijk nog op succesvolle wijze van start ging. Rommens speelde in zijn eerste seizoen 24 officiële wedstrijden voor NAC, dat in die jaargang via de play-offs naar de Eredivisie promoveerde. Een zware knieblessure hield hem vervolgens een jaar aan de kant, waarna hij voorafgaand aan dit seizoen weer fit was. Rommens kwam echter niet in de plannen van de inmiddels vertrokken trainer Mitchell van der Gaag voor, waardoor hij het louter moest stellen met optredens in het beloftenteam. Toen TOP Oss in januari kwam, was de keuze om die reden niet lastig. Temeer omdat zijn jongere broertje sinds afgelopen zomer in het Frans Heesen Stadion actief is en dit seizoen reeds 28 officiële wedstrijden achter zijn naam heeft staan namens de Ossenaren.

Olivier: “Philippe kende de club, wist hoe het eruit zag en ik wilde graag met hem samenspelen. Je weet natuurlijk nooit of dat lukt, omdat je je toch in het team moet spelen. Op dat moment was het voor mij de beste stap. Er speelden verschillende factoren: je kan samenspelen met je broer, hij kent de club, er waren kansen op speeltijd. Ik had TOP Oss bovendien al een aantal keer zien spelen in de eerste seizoenshelft.”

Heeft Philippe er een rol in gespeeld? Bijvoorbeeld dat je tegen de trainer hebt gezegd dat je nog wel een goede speler kent?

Philippe: “Zo ging het niet. Het was meer zo dat de trainer vroeg wat voor speler Oli was en op welke positie hij zou kunnen spelen. Ik heb hem gewoon gezegd hoe het was, maar niet echt gepusht dat hij moest komen.”

Ik kan me voorstellen dat het voor jou mooi is dat hij dan komt.

Philippe: “Dat is ook zo. Ik hoopte het ook voor hem, omdat hij bij NAC niet echt kansen kreeg. Dan wil je voor hem ook het beste, dus ik was blij dat hij kwam. Oss is voor mij een hele goede stap geweest, ik heb bijna alles gespeeld en kan zo ervaring opdoen. Ik denk dat hetzelfde opgaat voor Oli. Bij NAC speelde hij te weinig en nu was het moment gekomen dat hij moest spelen. Ik zag aan hem dat hij niet gelukkig was en dat was moeilijk om te zien.”

voetbalzone

Olivier: “Je weet nooit op voorhand of je gaat spelen, hè. Maar ik ben vorig jaar het hele seizoen geblesseerd geweest en het belangrijkste is om dan aan spelen toe te komen. Bij NAC lukte dat niet, dus ik moest ergens anders heen. Een andere omgeving. Ik voel me hier nu heel goed en dat doet heel veel met een persoon. Zeker met mij. Ik ben ook wel een persoon... Ja, ik weet niet. Hoe moet ik zeggen? Iemand die afhankelijk is van de omgeving en hoe ik me thuis voel. Als dat goed zit, heb ik heel veel plezier. Alles is nu 180 graden omgedraaid”

Werkt het ook mee dat jullie hier samenwonen?

Olivier: “Natuurlijk. We zitten hier natuurlijk met nog drie andere jongens, maar het is heel fijn. We hebben heel veel aan elkaar, al heeft iedereen ook zijn eigen kamer.”

Philippe: “Dat is goed, anders is het ook teveel. Misschien zelfs voor ons.”

Was het ook een prettige gedachte dat je hier met je broer kon gaan wonen?

Olivier: Ja, maar we weten ook dat dit niet altijd zo kan blijven.”

Je weet maar nooit.

Philippe: “Stel u voor!”

Olivier: “Het is fijn dat we elkaar kennen, natuurlijk. We wonen met meer jongens samen, dus je moet met iedereen rekening houden. Het zijn leuke jongens en het is mooi om hier te wonen. Het is belangrijk dat alles buiten het veld goed is.”

Philippe: “Je zit na de training niet met je vingers te draaien en te wachten op de volgende dag. Want dan duurt twee jaar heel lang.”

Neem je daarin elkaar een beetje mee?

Philippe: “Sowieso, we trainen veel extra. Of we gaan eens naar Eindhoven.”

Olivier: “We doen veel dingen samen en dat is leuk. Het zijn je collega’s, maar het worden ook je vrienden. Het schept een band.”

Philippe: “Je neemt elkaar ook een beetje mee om extra te trainen. Als de ene zegt dat hij nog even wil blijven, blijven de anderen ook sneller hangen.”

Misschien omdat die anderen dan ook geen vervoer terug hebben, de chauffeur beslist.

Philippe: “Haha, dat is ook zo, want we rijden meestal samen. Als iemand dan nog kracht gaat doen, moet de ander dat eigenlijk ook gaan doen.”

De gebroeders Rommens kwamen in 2006 in de jeugdopleiding van PSV terecht, dat hen wegkaapte bij het Belgische Lierse SK. Ze doorliepen de academie van de Eindhovenaren en maakten beiden hun debuut in het betaald voetbal namens Jong PSV. Ondanks dat de broers allebei in Eindhoven speelden, kenden hun carrières tot aan het belofenteam weinig overlappingen. Het enige dat Olivier en Philippe in hun eerste jaren bij PSV deelden, waren de ritten op en neer naar hun toenmalige woonplaats Antwerpen. “We deden veel samen, maar we hadden ook dingen die we los deden. We zaten in Eindhoven op school, in aparte klassen. Je trok met andere mensen op. Nu is dat anders inderdaad, maar daar heb ik geen moeite mee. Het gaat heel natuurlijk, voor mij”, legt Olivier uit. Zijn broer knikt instemmend.

Philippe: “We maakten in die tijd hele lange dagen.”

Olivier: “Zes uur ’s ochtends opstaan en om zeven uur ’s avonds waren we thuis. Maar de jaren zijn echt voorbij gevlogen.”

Philippe: “Het werd gewoonte, het kwam nooit voor dat we niet naar school wilde.”

Olivier: “Dat kwam ook omdat we zo graag voetbalden.”

Jullie hebben het ook volgehouden en het profvoetbal weten te halen. Hebben jullie daarin elkaar geholpen?

Philippe: “Ik denk vooral dat onze ouders daarin belangrijk zijn geweest. In die tijd waren we niet zo met elkaar bezig. Pas toen we in de Onder-19 en Jong kwamen, gingen we veel met elkaar erover praten.”


De gebroeders door de jaren heen bij PSV.

Olivier: “Onze ouders hebben ons altijd op het juiste pad gehouden. Zij zeiden: ‘We geven jullie de kans, dus doe er dan ook alles voor’. Voor hen was het ook een opoffering. Ze hoefden ons dan niet naar school te brengen, maar reden in het weekend wel heen en weer voor de wedstrijden.”

Met zo’n druk leven heb je in principe ook geen tijd voor andere dingen.

Olivier: “Als we thuis kwamen, gingen we eten, nog even huiswerk maken of tv kijken en slapen. In het weekend was de hele zaterdag weg door de wedstrijden, dus dan houd je alleen de zondag over. De vrienden die we vroeger hadden in België, zagen we ook bijna niet meer. Dat is het enige dat echt lastig was. Zij gingen op een gegeven moment ook op stap, dat soort dingen. Dat konden wij niet. Nou ja, dat ging niet. Het is een beetje de mentaliteit die we hebben.”

Daardoor ben je meer op elkaar aangewezen.

Olivier: “Dat is wel zo. Ik ben iemand die veel extra wil doen en ik probeer hem er een beetje in mee te trekken, maar hij zegt dat je op een gegeven moment ook rust moet pakken. Je voelt elkaar goed aan en je weet precies van elkaar wat je wil. In bepaalde situaties is dat makkelijker, je hoeft er niet eens echt over te praten. Dat heb je met niemand anders, simpelweg omdat hij je broer is.”

Werd er in de jeugd van PSV weleens anders tegen jullie aangekeken omdat jullie broers zijn? Je wordt toch vaak aan elkaar gelinkt, misschien.

Olivier: “Dat viel mee, hè? In die tijd waren we nog niet echt met elkaar bezig. Het waren denk ik de mooiste jaren van het voetbal. Je gaat gewoon spelen omdat je het leuk vindt. Pas als je veertien, vijftien of zestien jaar oud bent, begint het serieus te worden. Daar wordt eigenlijk beslist of je profvoetballer wordt of afvalt. De jaren daarvoor zijn voorbij gevlogen, want we hebben heel onze jeugd in Nederland gezeten.”

Philippe: “Ik merkte het vooral op school, zeker in het begin. Oli had het in zijn beginjaren vaak gedaan op school. Dan kwam ik daar en dan zeiden ze: ‘Ah ja, het broertje van. Oei.’ Bij PSV viel het wel mee, we werden niet echt met elkaar vergeleken. We zijn ook andere types spelers. Als we dan eens samen trainden bij PSV, lieten ze ons altijd tegen elkaar spelen.”

Leverde dat tegen elkaar spelen weleens problemen op?

Olivier: “Bij PSV niet, omdat we wisten dat ze het expres deden. Als je dan tegen elkaar ingaat, vinden ze dat leuk. Dat wisten we, dus dan hielden we er rekening mee. Maar als we thuis iets tegen elkaar deden...”

Philippe: “Tennis, ofzo. Dat was altijd strijd.”

Olivier: “Op de training werden we dan wel boos, maar dan hielden we ons in. Buiten de club was het altijd ruzie als we iets tegen elkaar speelden.”

Philippe: “Ik heb dat nu nog steeds op trainingen.”

Olivier: “Voor mij is dat niet slecht, omdat ik redelijk opvliegend kan zijn. Als Philippe er bij is, houdt hij mij een beetje rustig. Het zorgt voor balans en dat is de reden dat we zo goed bij elkaar passen. We zijn verschillend, je vult elkaar aan.”

Philippe: “Hij heeft eigenlijk een beetje van wat ik nodig heb en ik heb een beetje van wat hij nodig heeft.”

Zijn er meer dingen waar jullie het echt over oneens zijn?

Olivier: “Ja, veel. In het huis, bijvoorbeeld. Hij ruimt alles direct netjes op of gooit iets weg als het op is. Ik laat het vaak staan.”

Philippe: “Dat moet ik wel vaak zeggen, ja.”

Olivier: “Dan wordt ‘ie boos. Het zijn van die kleine dingetjes. Ik snap wel dat het vermoeiend is als je iets vaker moet zeggen, maar ja.”

Na de jeugdopleiding van PSV te hebben doorlopen, verlieten beide broers de Eindhovenaren zonder een minuut in de hoofdmacht te hebben gespeeld of zelfs een keer tot de wedstrijdselectie te hebben behoord. Zeker voor Philippe leek een gouden toekomst in het verschiet te liggen bij de regerend kampioen van Nederland, daar hij een aantal keer de aanvoerdersband bij de Onder-19 droeg, jeugdinterlands voor België speelde en al op zeventienjarige leeftijd debuteerde in het betaald voetbal. “Phillip Cocu gaf minder de jeugd de kans, zeker als je dat nu vergelijkt met Mark van Bommel. Die laat spelers niet vijf of tien minuten invallen, maar laat ze hele wedstrijden spelen. Dat denk je wel: daar had ik ook kunnen staan”, zo blikt hij terug op zijn laatste periode bij PSV.

Olivier: “Ik was nog iets sneller weg, dus bij mij was Cocu er nog wat langer. Ik denk dat Van Bommel als persoon en trainer wat beter voor mij was geweest, maar dan nog... Je kan veel ‘als’ zeggen, maar de situatie is zoals die is.”

Hadden jullie van elkaar verwacht dat jullie er eerder een kans zouden krijgen bij het eerste?

Olivier: “Ik vind, en dat is omdat we elkaar zo goed kennen, dat hij een kans had moeten krijgen. Er zijn spelers bij van wie ik denk dat mijn broer zeker dezelfde kwaliteiten heeft. Maar dat is hoe ik hem zie en ken. Het ligt ook niet alleen aan de trainers, maar ook aan hem zelf. Dat hij zich misschien niet altijd op de juiste manier getoond heeft. Het werkt aan beide kanten, voor mij is dat ook zo. Het kan zijn dat hij vindt dat ik beter ben dan bepaalde spelers. Maar als ik dat niet heb laten zien... Als je spelinzicht hebt, kan je altijd meevoetballen. Het is PSV, je moet prijzen pakken en nog iets extra hebben.”

voetbalzone

Philippe: “Misschien een iets te grote club om te spelen. Ze hebben veel geld en halen elk jaar een aantal nieuwe spelers. Dat maakte het voor ons moeilijker. Ik had ook het gevoel dat ik me snel aan het ontwikkelen was. Maar je krijgt toch niet echt de kans die je had gehoopt. Dan moet je in mentaal opzicht klappen verwerken.”

Andere spelers met wie je speelde, bijvoorbeeld Steven Bergwijn, hebben het wel gehaald.

Philippe: “Met hem vergelijk ik mezelf niet. Van hem wist ik wel dat hij echt een uitzonderlijk talent was, dat zag je op trainingen en in wedstrijden. Maar met Michal Sadílek of Dante Rigo zou ik mezelf eerder vergelijken. Ik heb altijd met hen samengespeeld en stond toen misschien zelfs boven hen in de pikorde. Om hen dan nu bij het eerste te zien, is moeilijk voor mij.”

Olivier: “Ik weet hoe het bij PSV ging, omdat ik het zelf meegemaakt had. Als de hoofdtrainer iets in je ziet, krijg je een kans. Als dat niet zo is, kan je nog heel goed spelen, maar dan wordt het heel moeilijk om door te breken. Je ziet dat Van Bommel spelers die hij in de Onder-19 had en vertrouwde een kans geeft. Bij Cocu was dat eigenlijk hetzelfde. En dan is het nog steeds een kans, want je moet die nog pakken. Als je weet dat je geen kans krijgt, weet je dat het moeilijk wordt om door te breken bij PSV. Als aanvaller kan het dan nog zijn dat je iedere week drie goals maakt, dat is iets anders. Wij zijn allebei middenvelders, een beetje verdedigend ingesteld. Als ik naar voetballende kwaliteiten kijk, doet hij niet onder voor wat er nu loopt. Waar zit het hem dan in? Waarschijnlijk in wat de coach graag wil zien. Zo werkt het nu eenmaal, ook buiten het voetbal. De ene persoon heb je gewoon liever dan de andere.”

Philippe: “Ik vind het ook mooi dat jongens met wie we hebben samengespeeld wel zijn doorgebroken. Daardoor zie je dat het verschil heel klein is, het ligt zo dicht bij elkaar.”

Het heeft ervoor gezorgd dat niet Eindhoven, maar Oss de huidige thuishaven van de gebroeders Rommens is. Waar Philippe nog vastligt tot 2020, met een optie voor nog een seizoen, ondertekende Olivier in januari een verbintenis tot medio 2021. Nadat de oudste telg van de broers het in de eerste weken nog geregeld moest stellen met een plaats op de reservebank, had hij de afgelopen weken een basisplaats bij TOP Oss. “Ik heb dankzij Philippe snel mijn plaats gevonden in de spelersgroep. Maar je moet ook jezelf openstellen voor de groep. Toch kan je altijd bij hem terecht als je iets niet weet, dus op dat vlak heb je wel een voordeel.”

Philippe: “Maar het gaat allemaal heel snel. De eerste weken moet je je misschien een beetje aanpassen, maar daarna gaat het wel snel. Voor mij was het denk moeilijker om mijn weg te vinden, voor hem is er nu inderdaad een soort vangnet.”

Olivier: “Dat is zo, maar ik ben niet iemand die moeite heeft om ergens zijn plek te vinden.”

Philippe: “Hij is heel sociaal.”

Zijn jullie daarin verschillend?

Philippe: “Ik ben wat stiller, afwachtend en rustig. Hij spreekt direct iemand aan.”

Olivier: “Ik vind dat hij daar in veranderd is, misschien dat zoiets gebeurt naarmate je ouder wordt. Hij zegt dingen op het juiste moment, maar hij heeft ook wel temperament en zal altijd zeggen waar het op staat. Als hij zich in het nauw gedreven voelt, zal hij ook wel voor zichzelf opkomen.”

Philippe: “Dat zal ook wel moeten in de voetbalwereld. Ik zal eerst nadenken voordat ik iets doe of zeg en hij is iets impulsiever.”

Olivier: “Daar kan ik me in vinden. Het ligt soms in het midden wat het juiste is.”

Philippe: “Tja, het juiste. Dat is er denk niet, toch?”

Olivier: “Nee, nou ja, in sommige situaties.”

Zou jij Philippe hetzelfde omschrijven als speler?

Olivier: “Ja en nee. Hij is niet afwachtend op het veld, meer slim. Hij doet altijd de juiste dingen die gevraagd worden. Je kan onze karakters parallel leggen aan onze manier van spelen.”

Philippe: “Vooral bij Oli, bij mij is het nog een beetje anders. Ik ben naast het veld rustig, maar ik kan op het veld ook van me afbijten. Bij Oli is het één-op-één.”

Olivier: “Daarom ben ik heel blij dat hij er is. Ik heb het gevoel dat ik een hele andere Oli ben als we samenspelen. Eerder kon ik echt boos worden als we achter stonden, dan verloor ik mijn taak uit het oog. Als we samenspelen, trek ik me op aan hem. Hij heeft het niet eens te zeggen, ik weet het gewoon. Het is raar.”

voetbalzone

Zou je dat van iemand anders aannemen?

Olivier: “Dat is anders. Hij zegt het gewoon direct.”

Philippe: “Er zijn niet veel spelers die dat doen, die zeggen niet zo snel dat je het rustiger aan moet doen.”

Waarin verschillen jullie het meest als speler?

Philippe: “Onze basiskwaliteiten zijn hetzelfde, maar het voornaamste verschil zit in de agressiviteit. Door de opleiding is onze basistechniek hetzelfde, denk ik.”

Olivier: “We vullen elkaar eigenlijk aan wat dat betreft. Als we samenspelen, zie ik dat er een andere Philippe staat. Tegen Jong Utrecht stonden we samen op het middenveld en dan sta je heel dicht bij elkaar. Als ik hem dan een bal zie afpakken met die agressiviteit, dan ben ik echt blij. Daar kan ik echt van genieten, omdat ik weet dat ik dat in hem naar boven breng.”

Ben je als speler veranderd sinds Olivier erbij is gekomen?

Philippe: “Ja, ik denk het wel. Ik kom meer voor mezelf op, laat zien dat ik de bal wil hebben. Dat deed ik misschien iets minder voor de winterstop.”

Olivier: “Dat zie ik wel. Hij kan heel goed voetballen, daar is de winst niet te halen. Het is vooral in zijn agressie. De juiste agressie, bedoel ik dan. Hij wint heel veel duels, zowel in de wedstrijden als op de trainingen. Dat medespelers zeggen: ‘Amai Philippe, je bent zo agressief’. Dan schrikt hij een beetje. Maar het maakt hem completer en beter, ik denk dat hij een andere Philippe is. Natuurlijk heb ik in de eerste seizoenshelft niet altijd met hem op het veld gestaan, maar in de wedstrijden zie je het verschil.”

Philippe: “Ik heb dat gevoel zelf ook wel.”

Olivier: “Voor mij geldt hetzelfde. Ik heb nog wel die agressie, maar ik doseer het meer. Het is zo dat ik niet zo snel meer gefrustreerd raak, daar helpt hij me goed mee.”

Waar zien jullie elkaars plafond in het voetbal?

Philippe: “Ik denk dat hij de Eredivisie aankan, al vind ik het moeilijk om te zeggen. Hij is een speler die een ploeg kan laten draaien. Als hij in de ploeg zit, kan hij zo goed worden. Hij moet vertrouwen krijgen.”

Olivier: “Hij heeft heel veel kwaliteiten, maar ik heb het gevoel dat sommige mensen dat af en toe niet beseffen. Dat is gewoon zo, je moet het gewoon laten zien.”

Philippe: “Je kan er op de training wel vijf ballen in schieten, maar ja...”

Olivier: “Precies. Maar ik ben ervan overtuigd dat hij ook mee kan in de Eredivisie. Met NAC heb ik er twee jaar gespeeld en het verschil is klein, je moet alleen de kans krijgen.”

Philippe: “Als dat gebeurt, kan je vanzelf meekomen. We moeten gewoon hard blijven werken.”

Olivier: “Dat vind ik nog zoiets, in de Keuken Kampioen Divisie lopen heel veel goede spelers rond. Qua techniek, de inspeelpass. Het verschil met de Eredivisie is echt niet zo groot. Ik kwam de eerste training bij TOP Oss en dacht: amai, het positiespel is echt heel goed.”

Zie je jullie voetbaltoekomst in Nederland?

Philippe: “Ik ben er niet echt mee bezig waar ik moet spelen, meer met waar ik nu ben. Ik zou ook wel de stap naar het buitenland willen zetten. Denemarken, ik zeg maar iets. Het is niet zo dat ik alleen in Nederland wil blijven.”

Olivier: “Voor mij geldt hetzelfde, eigenlijk.”

Philippe: “Ik heb afgelopen zomer bewust voor TOP Oss gekozen, dit is een hele goede competitie om jezelf te laten zien. Als ik nu naar België was gegaan, was het meer op kracht aangekomen. Het is heel anders. Ik zie mezelf hier voorlopig nog wel spelen. Het hangt er natuurlijk ook vanaf hoe we de play-offs gaan spelen, als we die weten te halen. In het voetbal kan er heel veel gebeuren, het kan zo snel veranderen.”

Is de aanwezigheid van je broer een reden om langer te blijven?

Philippe: “Nee, dat zou ik niet zeggen.”

Olivier: “Daar moet hij zijn keuze niet van laten afhangen. Als er iets goeds op zijn pad komt, moet hij niet twijfelen.”

Na een gesprek van een klein uur liggen de bruine boterhammen en het bakje yoghurt nog altijd onaangeroerd voor de oudste telg van de voetbalbroers. “Ach ja, dat komt zo wel”, lacht Olivier. Dan rest alleen nog de vraag: hoe trots zijn jullie op elkaar? “Ik sta er eigenlijk niet bij stil, want ik denk dat er nog veel meer inzit. Ik denk dat ik nog meer trots zou zijn als hij bereikt wat hij kan bereiken. Hoeveel spelers kunnen zeggen dat ze zolang met hun broer bij PSV hebben gespeeld en nu het profvoetbal hebben gehaald? Dat zijn er niet veel”, antwoordt Philippe. Zijn broer knikt en besluit: “We hebben van onze ouders meegekregen om de lat hoog te leggen en af en toe moet je eens terugkijken, maar dat doen we eigenlijk nooit. Misschien zouden we dat eens moeten doen, maar trots ben ik sowieso.”