voetbalzone

‘Bij mijn eerste persconferentie zaten er 150 mensen, dan overdrijf ik niet'

Chris Meijer17 dec 2019, 20:01
Laatst bijgewerkt: 17 dec 2019, 20:01
Advertentie

Nederlandse profvoetballers zijn in alle uithoeken van de wereld te vinden, van de spotlights van de grote Europese competities tot de meer avontuurlijke dienstverbanden op andere continenten. In de rubriek Over de Grens spreekt Voetbalzone wekelijks met een speler die buiten de landsgrenzen actief is. Met deze keer aandacht voor Kevin van Kippersluis, sinds afgelopen zomer in dienst van de Indonesische topclub Persib Bandung.

Door Chris Meijer

Op het moment dat Voetbalzone Kevin van Kippersluis aan de lijn krijgt, is hij met Persib Bandung in voorbereiding op de uitwedstrijd tegen PSS Sleman. Het was voor de 26-jarige aanvaller en zijn ploeggenoten in verhouding een redelijk bescheiden reis voor dit bezoek, daar Sleman evenals Bandung gelegen is op Java. “Het was nog wel ruim een uurtje vliegen. We doen alles met het vliegtuig hier. De wegen en het verkeer zijn dusdanig chaotisch, dat als je TomTom 15 minuten aangeeft, je doorgaans 45 minuten onderweg bent. Naar Jakarta gaan we vaak wel met de bus, vanwege de relatief korte afstand én de veiligheid. Ik heb onder politiebegeleiding gelopen en in een bus gezeten, ben met een gepantserd legervoertuig naar een uitwedstrijd in Jakarta gebracht, heb stenen door het raam van de bus zien vliegen en met propellervliegtuigen gevlogen. Het is effe wat anders, je maakt een hoop dingen mee”, reageert Van Kippersluis. Het klinkt misschien alsof hij al jaren in Indonesië speelt, maar niets is minder waar. De opsomming van ervaringen zijn het resultaat van nog geen vijf maanden in dienst van Persib Bandung.

voetbalzone

Na 170 wedstrijden en ruim vijf jaar in de Keuken Kampioen Divisie voor FC Volendam en SC Cambuur te hebben gespeeld, besloot Van Kippersluis afgelopen zomer dat het tijd was voor een avontuur in het buitenland. “Ik ben ook wel realistisch genoeg om te constateren dat de Eredivisie niet gekomen is. Dan kan je zeggen dat ik niet goed genoeg was. Je komt op een leeftijd waarop je dusdanig moet vlammen, wil je in de Eredivisie in beeld komen. Ik heb altijd mijn goaltjes meegepikt, maar dat was niet genoeg om bij een laagvlieger in de Eredivisie in beeld te komen. Dan moet je in de spiegel kijken en zeggen: ‘De Eredivisie gaat hem niet worden, we gaan elders kijken’. Daar baal ik helemaal niet van, het is niet voor iedereen weggelegd en ik heb in de Keuken Kampioen Divisie ook mooie mensen mogen ontmoeten. Maar als je op mijn leeftijd nog in de Keuken Kampioen Divisie speelt, kan je op gegeven moment wel verder kijken dan je neus lang is”, zo klinkt het uiterst realistisch. Een avontuur in Azië zat al een tijdje in het hoofd van Van Kippersluis, mede door de verhalen van andere Nederlandse spelers die de afgelopen jaren neerstreken in Zuidoost-Azië. “Ik hoorde en las mooie verhalen.” Een gesprek met de Nederlandse trainer Robert Alberts gaf hem uiteindelijk een goed gevoel bij Persib Bandung, waardoor hij in juli de knoop doorhakte om naar Indonesië te verkassen. Het betekende dat verschillende clubs binnen en buiten Europa achter het net visten bij Van Kippersluis.

Nog voordat Van Kippersluis voet op Indonesische bodem zette, maakte hij kennis met de haast oneindige gekte van de Aziatische voetbalfans. Het aanval volgers op zijn Instagram-account explodeerde van zo’n 600 naar 160.000. “Bij mijn eerste persconferentie zaten er 150 mensen binnen, dan overdrijf ik niet. De deur werd zelfs nog dichtgehouden voor de mensen die buiten stonden en geen papiertje hadden om naar binnen te komen. Dat was echt een gekkenhuis.” Nog geen week later stond Van Kippersluis in een met 30.000 toeschouwers uitverkocht Jalak Harupat Stadium, waar hij de negentig minuten volmaakte in de met 1-0 gewonnen wedstrijd tegen PSS Sleman. “Ik had al drie maanden geen wedstrijd gespeeld, dus dat was wel even wennen. De adrenaline trok me er doorheen. Als je met de warming-up het veld opkomt, dan hoor je een geluid. Tja, dat is ongelofelijk. Nick (Kuipers, maakte afgelopen zomer tevens de overstap naar Persib, red.) en ik keken elkaar de eerste keer aan toen we het veld opstapten en deden allebei onze handen omhoog, zo van: kippenvel, niet normaal. Ik dacht: jongens, ik wist wel dat het leefde, maar ik wist niet dat het zo groot zou zijn. Veel mensen vergissen zich daarin, hoe groot het voetbal hier is.”

“Bij Helmond Sport mag je blij zijn als er vijfhonderd man op de tribune zitten. Nou, als we hier ergens op een vliegveld aankomen, staan er evenveel man te zingen en te schreeuwen. Die willen door de dranghekken heen en met je op de foto. Na iedere training staan er tientallen mensen die een handtekening of een foto willen. Ik kan wel normaal over straat. Natuurlijk word je aangesproken, ook als je zit te eten. Maar dat hoort er allemaal bij. Als je wint, is het goed. Maar als je verliest, is het niet goed en dat laten ze dan blijken. Niet dat je binnen moet blijven, maar je krijgt wel de nodige reacties. Ik probeer me zo weinig mogelijk aan te trekken van sociale media. Qua passie en sfeer kunnen we in Nederland wel een puntje zuigen aan de fans hier.” Van Kippersluis pauzeert even en begint te lachen als hij een voorbeeld aanhaalt. “De eerste keer dat ik hier in een spelersbus zat, konden we gewoon doorrijden. Dat vond ik raar, want het is altijd een chaos op de weg. Toen ik uit het raam keek, begreep ik het. Bleek dat de fans met hun scootertjes het verkeer aan het regelen waren, zodat wij overal konden doorrijden. Of het stoplicht nu op rood stond, die mensen blokkeerden met hun scooters het andere verkeer. Bij het hotel zetten ze hun scootertjes neer, om naar de ingang te rennen en een highfive te krijgen of een fotootje te maken. Toen dacht ik: jongens, waar zijn wij in terechtgekomen?”

Van Kippersluis met zijn persoonlijke beveiliger voor de uitwedstrijd tegen Bhayangkara, rechts het gepantserde legervoertuig.

Dat de ongekende passie ook kan doorslaan, merkte Van Kippersluis in zijn eerste uitwedstrijd tegen TIRA-Persikabo in Bogor, iets ten zuiden van Jakarta. De Indonesische hoofdstad is het domein van Persija, de aartsrivaal van Persib. “Die rivaliteit kan je een beetje vergelijken met Boca Juniors en River Plate, dat is niet normaal. Vorig seizoen zijn er tijdens die wedstrijd mensen overleden, dit jaar werd het onderlinge duel op Bali gespeeld. Toen we terug in de bus zaten na die wedstrijd in Bogor, kwam er een steen door het raam. We hoorden een gigantische klap, niet normaal. Een teamgenoot kreeg ‘m tegen zijn hoofd, gelukkig voor hem sprong het glas niet in zijn oog. Hij moest op acht plaatsen gehecht worden, dat was wel even schrikken.” Er werden vervolgens geen halve maatregelen genomen voor de uitwedstrijd van Persib tegen Bhayangkara, dat net als Persija gevestigd is in Jakarta. “Werden we met gepantserde legervoertuigen en mannen met machinegeweren gebracht. Iedere speler had een eigen beveiliger, om het zo maar te zeggen. Het was vooral voor de veiligheid, we hadden misschien ook met een normale bus kunnen gaan. De kans is aanwezig dat er mensen op je staan te wachten. Dat zijn we in Nederland niet gewend, al moet je ook niet met een Ajax-shirtje door Rotterdam lopen.”

Het lijkt alsof je in vijf maanden meer beleefd hebt dan in alle jaren in het Nederlandse voetbal?
“Ik heb in Nederland ook genoeg meegemaakt, maar heel anders. Je kan het niet vergelijken. Ik heb hier dingen meegemaakt, die ga ik later aan mijn kinderen vertellen. Om te beginnen is het voetbal al heel anders. Er wordt geen patroon uitgetraind, van waaruit je gaat spelen. Het is negentig minuten op en neer knallen. De mensen zijn super fit, zitten kort bij de grond. Dan is het ook nog eens enorm warm, dat zal nooit wennen. Ik blijf een Hollander en de luchtvochtigheid is hier soms 95 procent. Het regenseizoen is nu van start en dan kan je je bankrekening erop inzetten dat het iedere dag een uurtje plenst. Tijdens de training merk je eigenlijk niet echt dat het regent, want normaal ben je door de hitte al zeiknat van het zweet.”

Merk je dat er andere verwachtingen zijn van buitenlandse spelers?
“In het begin proberen ze je te testen, daar moet je boven staan en laten zien hoe het zit. We hebben een leuke groep gasten, al spreken ze niet allemaal Engels. Soms heb je iemand nodig die beide talen spreekt, dat kan lastig zijn. Ze kijken misschien tegen je op, omdat je in Europa gespeeld heb. Andersom denk ik dat mensen in Nederland ook niet beseffen hoe groot het hier is. Dat heeft mij ook verbaasd, maar het is hier enorm aan het groeien. Ze zijn steeds meer bezig met accommodaties, er worden trainingscomplexen gebouwd.”

Is dat je meegevallen?
“Bij Persib zijn de faciliteiten bijvoorbeeld heel goed. Maar je maakt ook weleens mee dat je in een kleedkamer komt, waar zes of zeven van die ijzeren banken staan met vijf of zes van die grote ventilatoren om het nog een beetje koel te houden. Daar zie je kakkerlakken en spinnen lopen, er vliegen duizenden muggen. Te midden van dat alles moet je je omkleden. Als je even moet poepen, sta je boven een gat. Zulke dingen, tja, op gegeven moment moet je het voor lief nemen. Het hoort erbij, het is voor mij inmiddels de normaalste zaak van de wereld. Ik kijk nergens meer van op hier, elke dag heb ik wel iets waarvan ik denk: dit kan alleen in Indonesië. Dan zie je iemand op een scooter rijden met een lading waar je normaal gesproken twee verhuiswagens voor nodig hebt.”

voetbalzone

Lukt het jou een beetje om je door het verkeer te manoeuvreren?
“Als ik twintig kilometer naar de training moet rijden, ben ik een uur of anderhalf uur onderweg. Als ik normaal door kan rijden, is het veertig minuten. Je staat met je auto in de rij en er komen aan alle kanten toeterende scooters voorbij, je weet van gekkigheid niet waar je moet kijken. Je kan een chauffeur nemen, dat is niet heel duur. 180 euro per maand, voor iemand die 24/7 voor jou klaarstaat. Ik vind het rijden niet heel vervelend, het gaat me prima af. Een beetje meegaan met het verkeer, rustig aan. Het hoort bij het leven, dat bevalt me uitstekend. Het is geen Bali, het dichtstbijzijnde strand is op vijf uur rijden. Bovendien is het een stuk koeler. Maar hebt goede eettentjes, de mensen zijn super aardig. Alles is goed geregeld, ik zit in een mooi en groot huis. Ik heb absoluut geen spijt van de keuze, nee.”

De verrichtingen van Van Kippersluis in Indonesië worden op de voet gevolgd vanuit Bremen door boezemvriend Davy Klaassen, met wie hij in de jeugd samenspeelde bij HSV Wasmeer en Ajax. “Haast iedere wedstrijd krijg ik wel berichten op Snapchat dat die jongens uit mijn vriendengroep zitten te kijken. Ik heb toevallig Davy vandaag nog gesproken en die vroeg hoe laat ik speelde. Als de tijd het toelaat, zet hij het wel even op. Dus dan zal ik morgen wel weer een berichtje op Snapchat of WhatsApp krijgen dat hij het aan heeft staan. Hij is een goede maat van me, dus dan is het meer dan normaal dat je elkaar in de gaten houdt. Ik zit niet altijd voor de buis voor Werder Bremen, want als hij ’s avonds speelt, is het hier ’s nachts. Dan lig ik op één oor. Maar als hij om half vier speelt, kijk ik minimaal een helftje.”

“Het is vroeg donker en vroeg licht, je ritme verandert daardoor. Om half tien lig ik in mijn bed en om zeven uur word je wakker, aangezien het om half zes ’s ochtends al licht is”, knikt Van Kippersluis. Tot dusver verzorgde hij namens Persib twee doelpunten en een assist in veertien wedstrijden. Het seizoen in de Indonesische competitie duurt nog drie wedstrijden, waarna het contract van Van Kippersluis in principe afloopt. Beide partijen hebben een optie om de samenwerking te verlengen. “Na de laatste wedstrijd gaan we om de tafel om te kijken hoe het ervoor staat, daar durf ik nu nog niks over te zeggen. Als het er na dit halfjaar opzit, heb ik in ieder geval een mooie periode gehad, ervaringen opgedaan en een mooi zakcentje overgehouden. Dan zien we wel waar het volgende avontuur lonkt.”