‘Als je in Nederland zegt dat je daar international was, kijken ze je raar aan’
Nederlandse profvoetballers zijn in alle uithoeken van de wereld te vinden, van de spotlights van de grote Europese competities tot de meer avontuurlijke dienstverbanden op andere continenten. In de rubriek Over de Grens spreekt Voetbalzone wekelijks met een speler die buiten de landsgrenzen actief is. Met deze keer aandacht voor Guillermo Montero, de international van Bonaire die via het Nederlandse amateurvoetbal prof werd in Roemenië.
Door Chris Meijer
Guillermo Montero had pas een paar uur in zijn nieuwe woonplaats Pascani doorgebracht, voor zijn nieuwe club direct een trainingskamp belegde. Op een uur rijden van de in het noordoosten van Roemenië gelegen stad werd de selectie van CSM Pascani met een keihard trainingsregime voorbereid op de hervatting van de Liga III, het derde niveau van het Roemeense voetbal. “We gingen vandaag hardlopen naar een andere stad. Daar aangekomen moesten we een berg op sprinten. Vervolgens train je nog twee keer op het veld. Ja, dat is best zwaar”, vertelt Montero met een lach. Hij haalt zijn schouders op. “Ik ben fit, ik leef voor voetbal. Dus de hele tijd trainen, vind ik niet erg.”
{embed}
‘Als het te gevaarlijk wordt, moeten alle buitenlandse spelers naar huis’
{/embed}
Pascani ligt slechts honderd kilometer ten zuiden van de grens met Oekraïne. Op de vlucht voor de oorlog steken Oekraïners nu massaal de grens in het gebied over richting Roemenië. “Ze hebben ons verteld dat wanneer het gevaarlijk wordt, alle buitenlandse spelers naar huis moeten”, vertelt Montero over de situatie in het grensgebied tussen Oekraïne en Roemenië. “Er is best een grote kans dat de competitie uiteindelijk gestopt wordt door de oorlog. Maar ja, we hopen op het beste. Je ziet veel mensen uit Oekraïne in deze omgeving, omdat Polen en Roemenië alle vluchtelingen binnenlaat. Het is echt dichtbij, ja.”{embed}
{/embed}
In Nederland stond Montero al op ieder vrij moment dat hij had op het voetbalveld, om zo alles in het werk te stellen om zijn grote droom waar te maken: profvoetballer worden. Dat is geen eenvoudige opgave voor iemand die geboren en getogen is op Bonaire, een Nederlands eiland in het Caribisch gebied. “Je moet vier of vijf keer harder werken om het profvoetbal te halen als je van Bonaire komt”, zegt Montero. Hij debuteerde op zijn vijftiende namens SV Vitesse op het hoogste niveau, werd meerdere keren topscorer van de Bonaire League en maakte op zeventienjarige leeftijd al zijn debuut in de nationale ploeg. Maar dat alles telde niet meer toen hij op zijn negentiende naar Nederland kwam, aanvankelijk om een opleiding te volgen aan het Sport College in Amersfoort. “In Nederland begin je weer op nul, dus de kans is heel klein dat je profvoetballer wordt. Tien procent, misschien.”
“Op Bonaire is het zo dat je naar het veld komt, je trekt je schoenen aan en gaat een partij spelen. Altijd. Dus je krijgt geen goede training of opleiding. Ik heb geprobeerd om voor en na de training met de ploeg voor mezelf te trainen op specifieke dingen, zoals dribbelen. Daardoor was ik enigszins voorbereid toen ik naar Nederland kwam, maar het is natuurlijk wel wennen”, legt de 25-jarige aanvaller uit. Montero was voor die tijd nog nooit in Nederland geweest, miste zijn familie en moest in de eerste maanden wennen aan de taal en vooral het weer. Met een lach: “Ik ging eerst iedere dag naar buiten zonder jas, maar daar was het veel te koud voor.”
Zijn voetbaldroom weerhield hem er altijd van om weer terug te gaan naar Bonaire en deed hem uiteindelijk ook besluiten om zijn opleiding te stoppen. “Maar ja, als je in Nederland tegen iemand zegt dat je topscorer en international was op Bonaire, kijken ze je raar aan. Dat is niks. Ik had geen connecties, kende niemand”, verzucht Montero. Hij begon in Nederland bij VSV, een vierdeklasser uit Utrecht. “Daar scoorde ik bijna in iedere wedstrijd, iedereen vroeg: ‘Waarom speel jij in de vierde klasse?’ Ik ben daarna naar Elinkwijk gegaan, een eersteklasser. Maar wanneer je daar zegt dat je nog de ambitie hebt om het profvoetbal te halen, word je uitgelachen. Er werd gezegd dat ik 25 doelpunten moest maken om me in de kijker te spelen, maar dat is niet waar. Zelfs als je 30 of 40 doelpunten maakt, word je niet gescout. Als je niet in de jeugd hebt gespeeld bij een profclub, is het heel moeilijk om nog profvoetballer te worden. Tenzij je iemand achter je hebt die je wil helpen. Dus ik moest een andere weg zoeken om prof te worden.”
Montero koos ervoor om Elinkwijk te verruilen voor Kozakken Boys, waar hij moest aansluiten bij het tweede. “Ik moest op een gegeven moment wel gaan werken, want ik kon niet zo leven. Ik heb er expres voor gekozen om bij PostNL een nachtdienst te gaan werken, zodat ik overdag altijd beschikbaar zou zijn om te voetballen. Vanuit mijn werk ging ik even slapen, ‘s middags voor mezelf trainen, snel wat eten en dan met het team trainen.” Van een doorbraak in het eerste van Kozakken Boys kwam het niet, mede doordat de coronapandemie het amateurvoetbal tot twee keer toe net stillegde op het moment dat hij bij de hoofdmacht mocht aansluiten. Een jaar geleden werd hem door Kozakken Boys aangeraden om uit te kijken naar een andere club.
“Ik heb alle clubs in Nederland van de eerste klasse tot de Tweede Divisie een bericht gestuurd, maar ze reageerden nauwelijks. Als ze dat wel deden, kreeg ik te horen dat mijn cv niet goed genoeg was. Ik heb niet eens de kans gekregen om mee te trainen. Bij ASWH mocht ik uiteindelijk een wedstrijd meedoen bij het tweede. Daarin scoorde ik twee keer, waardoor ik mocht blijven.” In dezelfde periode leerde Montero Shelton Spier kennen. De oud-voetballer is tegenwoordig actief als zaakwaarnemer en zag het zitten in de international van Bonaire. “Ik ben gewoon bij ASWH dit seizoen begonnen en verwachtte eigenlijk niets meer. Totdat Shelton ineens vroeg of ik naar Spanje op stage wilde. Ik zei gelijk ‘ja’, ik wilde het een laatste keer proberen. Ik heb ontslag genomen bij PostNL, ondanks dat ik een vast contract had. Dat was een risico, maar ik ken mezelf: als iemand me een kans geeft, geef ik honderd procent. Ik wist altijd dat ik goed genoeg was.”
Atlético Benidorm - dat uitkomt op het zesde niveau van het Spaanse voetbal - raakte overtuigd. Montero spreekt van een ‘goede ervaring’ aan de oostkust van Spanje. De komst van een nieuwe sportief directeur veranderde echter alles bij Atlético Benidorm: hij besloot liever verder te gaan met Spaanse spelers, waardoor de meeste buitenlanders vertrokken. Montero keerde terug naar Nederland en werkte vervolgens stages af bij IJsselmeervogels, de Italiaanse Serie D-club Nocerina en GKS Jastrzebie op het tweede niveau van Polen. Tot drie keer toe liep het op niets uit. In Nederland omdat men spelers met een beter cv in de selectie dacht te hebben. In Italië omdat er pas in juni een accommodatie voor hem geregeld kon worden. En in Polen omdat hij de schuld kreeg na een nederlaag in een oefenwedstrijd. Al opende de laatste afwijzing uiteindelijk wel een deur naar een nieuwe mogelijkheid.
“Er stond niemand van Jastrzebie om me op te halen bij het vliegveld, ik moest zelf naar de club. Ik had niks gegeten en moest gelijk spelen, maar dat ging toch best goed. De trainer vond me goed genoeg, dus ze waren bezig met een contract. De sportief directeur wilde het alleen nog een aantal weken aankijken. Na een aantal trainingen stond de volgende wedstrijd op het programma. Uit, ver weg. We moesten vijf uur rijden met de bus en vertrokken al om zeven uur ‘s ochtends, maar ik kon in het hotel pas om acht uur ontbijten. Ik heb tegen de trainer gezegd dat ik zo niet kon spelen, ik moest wat eten. ‘Ja, na de wedstrijd kunnen we wat eten’, reageerde hij.” Montero kan met de kennis van nu lachen om het verhaal. “Nadat we die wedstrijd verloren, werden ze boos op me. Ik moest direct uit het hotel, maar ik kon niet direct terug. Ik zei: geef me één dag om in ieder geval een ticket te boeken.”
Zijn geluk bleek dat een scout van Pogon Siedlce - een club op het derde niveau van Polen - hem had zien spelen. “Die scout belde de trainer van Jastrzebie: ‘Als je hem niet wil hebben, dan wil ik hem wel’. Dus ze kwamen me halen, zetten me in een ander hotel en vertelden me dat ik een dag later een oefenwedstrijd kon spelen.” Het werd zijn derde wedstrijd in drie dagen, maar het lukte om een goede indruk achter te laten. Montero zou in het oosten van Polen binnen drie dagen een contract aangeboden krijgen, maar ondertussen meldde Pascani zich binnen een dag met een betere contractaanbieding. “Dus uiteindelijk heb ik daarvoor gekozen. Het eten en de velden zijn niet zoals in Nederland, maar het is wel een profclub. Alles is goed geregeld: de accommodatie, het eten, het contract.”
“Nee, Pascani is niet zo’n leuke stad. Maar ik kom voor het voetbal, dus daar ligt de focus op. Ik ben sowieso iemand die niet drinkt of naar feesten gaat. Na de training heb ik toch geen energie om door de stad te gaan lopen. Een beetje rusten en dan komt de volgende dag alweer snel”, vervolgt Montero. Hij hoopt in Roemenië de volgende stap in zijn carrière te kunnen verdienen. “Ik denk dat ik hier bij Pascani basisspeler word. We gaan dan zeker een volgende stap maken. Ik moest presteren en uiteindelijk hoop ik in Engeland of Schotland terecht te komen. Dan moet ik wel eerst een bepaald aantal interlands hebben gespeeld, dat heb je nodig om een werkvergunning te krijgen als je geen prof bent.”
Zijn volgende interlands moeten in juni volgen, als hij voor even terugkeert naar de Caraïben om met Bonaire in de Nations League van de CONCACAF te gaan spelen. “We zijn bezig om te kijken welke spelers ze kunnen oproepen. Iedereen die uit Nederland komt, kan ook voor Bonaire spelen. We kunnen net als Curaçao worden, zij doen goed mee in de competitie. Dat gaat mooi worden, die wedstrijden zitten al de hele tijd in mijn hoofd”, vertelt hij met een glimlach. Spookte een definitieve terugkeer naar Bonaire tijdens de afgelopen jaren nooit door zijn hoofd? “Ik was altijd gefocust op voetbal, dus dat heeft er altijd voor gezorgd dat ik in Nederland bleef. Als het om school ging, was ik allang teruggegaan naar Bonaire. Het leven daar is goed, maar qua voetbal is het niks voor mij. Iedereen probeert je te breken, maar het was mijn ambitie om het tóch te laten lukken. En dat is uiteindelijk gelukt.”