Aanklager eist lange schorsingen voor voorzitters van Juventus en Napoli
De aanklager van de Italiaanse voetbalbond FIGC heeft schorsingen en boetes geëist tegen meerdere bestuurders uit de Serie A en Serie B. Onder meer voorzitters Andrea Agnelli van Juventus en Aurelio De Laurentiis van Napoli hangt een schorsing boven het hoofd vanwege mogelijke fraude bij transfers, zo meldt La Gazzetta dello Sport.
Clubs worden ervan beschuldigd de transferwaardes van hun spelers kunstmatig te hebben opgeblazen, om zo de eigen financiële balans op orde te krijgen. Dinsdag vond de eerste zitting in de zaak plaats achter gesloten deuren. De aanklager van de FIGC eiste een boete van 800.000 euro voor Juventus. Verder werd een schorsing geëist tegen Agnelli (een jaar), sportief directeur Federico Cherubini (zes maanden en twintig dagen), vicepresident Pavel Nedved, algemeen directeur Maurizio Arrivabene (allebei acht maanden) en Fabio Paratici, de voormalig technisch directeur van Juventus die momenteel werkzaam is bij Tottenham Hotspur (zestien maanden en tien dagen).
Als het aan de aanklager ligt, betaalt Napoli een boete van 329.000 euro. Clubvoorzitter De Laurentiis hoorde een schorsing van elf maanden en vijf dagen tegen zich geëist worden, terwijl ook zijn vrouw Jacqueline, zijn zoon Edoardo, zijn dochter Valentina (allemaal zes maanden en tien dagen) en algemeen directeur Andrea Chiavelli (negen maanden en vijftien dagen) moeten vrezen voor een schorsing. Edoardo is werkzaam als vicevoorzitter van Napoli, maar het is niet duidelijk wat de betrokkenheid van de rest van de familie De Laurentiis bij Napoli is.
De zaak tegen Napoli draait vooral om de aankoop van Victor Osimhen. De aanvaller werd in de zomer van 2020 officieel voor 71,2 miljoen euro overgenomen van Lille OSC. In de boekhouding bestond 20,1 miljoen euro van dat bedrag uit de waarde van vier spelers: Orestis Karnezis, Ciro Palmieri, Claudio Manzi en Luigi Liguori. Die gingen allemaal naar Lille. Volgens de FIGC was het viertal in werkelijkheid slechts 470.000 euro waard en werd hun waarde dus kunstmatig met ruim 19 miljoen euro opgeblazen, waardoor de totale overeenkomst groter leek dan daadwerkelijk het geval was. Daar had zowel Napoli als Lille baat bij: Lille had financiële problemen en wilde kunnen aantonen veel geld te hebben verdiend aan de verkoop van Osimhen.
Juventus wordt van soortgelijke praktijken beschuldigd, maar op grotere schaal en op systematische wijze. Individuele spelers werden weliswaar niet zo erg overgewaardeerd als bij Napoli, maar omdat de tactiek vaak werd toegepast, zou in totaal 60,3 miljoen euro aan niet-bestaande verdiensten zijn bijgeschreven. Zo zou de waarde van Matheus Pereira zijn verhoogd met zes miljoen euro, terwijl de waardes van Emil Audero, Elia Petrelli (allebei met zeven miljoen euro), Manolo Portanova en Pablo Moreno (allebei met acht miljoen euro) ook werd verhoogd. De gegenereerde inkomsten maakten voor Juventus niet het verschil tussen het wel of niet verkrijgen van een Serie A-licentie, waardoor er geen minpunten worden geëist.
In november werd bekend dat een inval was gedaan bij Juventus. Toen werd gesproken over een totaal van ongeveer 50 miljoen euro aan verdachte geldbewegingen. Een van de 42 deals die volgens eerdere berichtgeving van La Gazzetta dello Sport nadrukkelijk onderzocht werd, is het akkoord van Juventus met Barcelona over de transfers van Miralem Pjanic en Arthur Melo. De Braziliaan vertrok in 2020 voor 72 miljoen euro naar Juventus, een bedrag dat door bonussen kan oplopen tot 82 miljoen euro. Pjanic bewandelde voor 60 miljoen euro de omgekeerde weg, bonussen kunnen dat bedrag doen oplopen tot 65 miljoen euro.
Een boekhoudkundige truc was de reden van de constructie. Barcelona en Juventus konden richting het einde van het boekjaar mooie cijfers schrijven met tientallen miljoenen aan transferinkomsten. Uiteraard met het oog op de Financial Fair Play-regels. De geschatte boekwaarde van Pjanic was vlak voor de deal echter nog maar circa tien miljoen euro. De waarde van Arthur ‘in de boeken’ was ongeveer twintig miljoen euro. De flinke nettowinst was boekhoudkundig uiterst welkom voor beide clubs en veel aantrekkelijker dan een ruildeal en circa twaalf miljoen euro extra inleg van Juventus.
In totaal zitten vijf Serie A-clubs (Juventus, Napoli, Sampdoria, Genoa en Empoli), twee Serie B-clubs (Parma en Pisa) en vier lager geklasseerde clubs (Pro Vercelli, Pescara, Novara en Chievo Verona) in het beklaagdenbankje. Tegen Genoa (320.000 euro), Sampdoria (195.000 euro) en Empoli (42.000 euro) zijn ook boetes geëist. Bovendien wil de aanklager dat de voorzitter van Empoli, Fabrizio Corsi, wordt geschorst voor 22 maanden. Tegen de voormalig voorzitter van Sampdoria, Massimo Ferrero, is een schorsing van twaalf maanden geëist. Hij heeft momenteel huisarrest vanwege vermeende fraude rondom faillietverklaringen van zijn bedrijven.