A match is 90 minutes, passion is forever
Terwijl ik op televisie het reclame spotje van een bekende telecomprovider zie, waarin een deuntje van The Final Countdown door middel van piepjes wordt afgespeeld, schiet mij een woord te binnen. Passie. De persoon die het liedje aan zijn kameraden laat horen, is laaiend enthousiast over het, eigenlijk monotone, deuntje. Het is niet meteen passie, maar iets vergelijkbaars.
De jongen uit het spotje laat zijn kameraden het deuntje horen, waarna ze alle drie helemaal lyrisch zijn. “Op zo’n klein dingetje!”, wordt er enthousiast geroepen. De ‘passie’ voor het nummer the Final Countdown. Een ander voorbeeld is de reclame waarin een aantal kleine voetballertjes een stadion betreden wat tot de nok toe vol zit, en ze daar hun wedstrijd mogen spelen. Wanneer het doelpunt gescoord is, verandert het beeld, en rennen ze juichend weg op een zandveldje, met een op een muur geschilderde goal. Passie. De passie om je dromen uit te laten komen. De passie om de beste te willen worden.
Een goed voorbeeld daarvan is Cristiano Ronaldo. Door velen bestempeld als arrogant, en verwaand. Ikzelf moet eerlijk toegeven dat het ook niet mijn favoriete voetballer is, maar hij wil de beste zijn. Altijd en overal. Hij wil altijd winnen. Of hij nou in het stadion van AGOVV of in Estadio Santiago Bernabeu speelt, hij wil altijd winnen. Altijd zorgen dat je meer scoort dan de tegenstander. Welke dat ook mag zijn. Die mentaliteit, gecombineerd met de wereldse techniek die uit zijn benen komt, maakt hem tot een van de besten die er op deze aardbol rondloopt.
Maar dit is geen column over de kwaliteiten van Cristiano Ronaldo. Deze column gaat over passie. Passie voor het voetbal, passie om te winnen, passie om de beste te zijn. De passie die sommige voetballers, helaas, missen. Er lopen wekelijks jongens op de velden die een vorstelijk salaris opstrijken maar daar niet naar voetballen. Wanneer het in een wedstrijd niet loopt, laten ze hun hoofd hangen, en lopen ze achter de feiten aan. Ze staan niet op om hun team op sleeptouw te nemen, maar trekken zich terug in een hoekje, en kijken toe. De passie ontbreekt, het vuur in het ogen, de gebalde vuisten, het is ver te zoeken. De passie is verdwenen. Wanneer je voor een professionele voetbalclub speelt, mag je in mijn ogen niet verzaken. Profvoetballer zijn is een voorrecht. Wanneer je dan verzaakt, verdien je het niet om te winnen. Men praat over passie wanneer het hart van een speler of supporter overloopt van liefde voor een club, zoals mijn hart dat doet voor Hull City, zoals het hart van Carles Puyol dat doet voor Barcelona, zoals het hart van Iker Casillas dat doet voor Real Madrid, zoals het hart van John Terry dat doet voor Chelsea, en zoals het hart van Andrea Pirlo dat doet voor AC Milan.
Dat is passie. De mannen die ik hierboven noem, zijn gewoonweg niet te beschuldigen van het koppie laten hangen, en opgaan in de menigte. Wanneer het in een wedstrijd wat minder gaat, gooien ze hun hoofd achterover, steken hun borst vooruit, en zullen nóg harder werken om die drie punten binnen te halen. De manier waarop dat gebeurt, verschilt natuurlijk wel. De één maakt een sliding, net op het moment wanneer alle hoop vervlogen lijkt, en een aanvaller vrij baan heeft naar de goal. De sliding is perfect, en de bal wordt weggegleden. De ander beslist de wedstrijd door een splijtende steekpass te geven waardoor een teamgenoot de bal koelbloedig achter de doelman kan schuiven. Weer een ander is die teamgenoot en beslist de wedstrijd door de winnende treffer te maken, en de laatste behoedt zijn team voor de ondergang door een cruciale redding te verrichten.
De passie die uit die ene sliding komt, uit die ene pass, die ene redding, dat ene doelpunt. Dat is mooi om te zien. Net op het moment dat het stadion stilvalt, een actie uitvoeren waardoor er weer hoop is. De passie uitstralen op je team, op je supporters, op je coach. De mensen laten zien dat er wel degelijk geknokt kan worden, laten zien dat je niet bang bent om dat broekje vies te maken, het mes tussen de tanden en meedogenloos acties uitvoeren. De keeper die elke wedstrijd ballen uit de hoek tikt, het wordt door de mensen onderschat. Bij een 4-0 voorsprong wordt er niet over de keeper gesproken die een bal uit de kruising tikt. Bij een 2-1 overwinning liet de keeper toch die ene bal door.
Er wordt niet gesproken over de katachtige reflexen die de keeper uitvoert om zijn team niet op een achterstand te laten komen. De verdediger die elke wedstrijd solide speelt, geen fouten maakt, en zorgt dat het achterin ‘schoon’ blijft, wordt ook vaak niet opgemerkt. Wanneer de middenvelder en de spits aan bod komen, gaan de ogen wel ineens open. Een sublieme steekpass van een middenvelder, of een koelbloedig afgeronde goal van een aanvaller worden meer gewaardeerd. Maar pas wanneer er een team staat dat passie uitstraalt, wat uitstraalt dat ze hier alleen staan om te winnen, waar tegenstanders bang van worden, dan pas staat er een team wat kan winnen. Het bekende ‘’Als de tegenstander hier komt, staan ze eigenlijk al met 1-0 achter’’. Wanneer een team over een dergelijke gave beschikt, dan staat er een team wat ook daadwerkelijk gaat winnen.
De winnaarmentaliteit moet te zien zijn. In het hoofd, in het hart, in het lichaam. Elke vezel van elk lichaam op het veld moet willen winnen. Geen haar op geen enkel hoofd moet toe willen staan dat de tegenstander gevaarlijk wordt, of, erger nog, scoort. Een over mijn lijk mentaliteit. Altijd de beste willen zien, altijd willen winnen. Dát is passie.